GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Strooschlppers" van J. K. van Eerbeek.

J. K. van Eerbeek is een schuilnaam. Wie per se den „burger"-naam van dezen bizonderen .auteur weten wil, kan dien vinden in het zoo langzamerhand voor een nieuwe bewerking rijp wordende boek „Christelijke Schrijvers van dezen Tijd" (J. H. Kok N.V., Kampen, 1931).

Er zou over litteraire schuilnamen een onder- 'lioudende studie geschreven kunnen worden, waarin plaats zou zijn zoowel voor de anecdote als voor diepzinnige, cultureele speculatie. Want in de keuze van een schuilnaam heeft niet enkel willekeur of speelsch vernuft de hand. Neem b.v. |dei in. onzen kring overbekende schuilnamen „Goerten Gossaert" en „Willem de Mérode". Is de naam Geerten Gossaert niet typeerend voor het archaïseerend, hartstochtelij k-s tyleerend karakter van het dichtwerk? Ook de naam Willem de Mérode wekt bepaalde associaties. En in beide namen spreekt de behoefte aan een „fraai" pseudoniem, in overeenstemming met een bepaalde opvatting aangaande kunst en schoonheid, die 'zonder veel moeite althans op vóór 1914 te dateeren valt.

Latere dichternamen zijn b.v. H. van Elro en Muus Jacobse. 't Zal wel geen toeval zijn, dat hier niet zoo nadrukkeUjk behoefte is getoond aan een „fraaien" schuilnaam. Hoe het zij, met den naam J. K. van Eerbeek zijn we toch wel heel duidelijk bij het „proza" terecht gekomen.

J. K. van Eerbeek heeft indertijd gedebuteerd met een bundel „Verhalen" en kwam daarna met zijn roman „Lichting '18", welke beide werken te weinig de aandacht hebben getrokken. „Verhalen" verscheen in 1930, vijf jaren geleden dus, maar reeds in dat wonderlijke, bizar-geniale boek vinden we den heelen Van Eerbeek terug, zooals we dien nu kennen. Ik herinner me nog levendig den grooten indruk, die deze grillige schetsen bij de eerste lezing op me hebben gemaakt. Er waren bladzijden bij van zulk een elementaire kracht, dat ik mijn ontroering nauwelijks meester was. Twee jaar later, in 1932, kwam „Lichting '18" van de pers. Hier was van meet af aan in het onderwerp een zekere eenheid gegeven, die in „Verhalen" latent, maar in onvoldoende mate, aanwezig geweest was. Ik had het voorrecht gehad, „Lichttng'18" in manuscript te mogen doorlezen. Nu was ik critischer gestemd, omdat hier de architectuur ontbrak, de eenheid van bouw en stijl, die men bij zulk een groote, epische begaafdheid toch zou kunnen verwachten. Niettemin ademde ik ook nu urenlang op de harteklqp van dit bloedwarme proza, zooals bij dat fragment van Frans Angel, den dienstweigeraar (sindsdien een gehefd recitatie-stuk geworden), bij hoofdstukken als „Hospitaal" en „Patiënten", bij den avond, beschreven in 'het hoofdstuk „Een Crisis " Ondanks alle bewondering en intense aandacht bleef ik mij ervan bewust, dat het in dezen roman aangeroerde probleem in zijn algemeenheid nauwelijks gesteld was. Homan was te zeer een apart mensch en zijn ervaringen waren te bizonder om typisch voor een generatie te kunnen wezen. Was immiers niet een der oorzaken van het succes van Remarque's „lm Westen niclits Neues" daarin gelegen, dat de hoofdfiguur zoo ongeveer de middelmaat van zijn generatie vertegenwoordigde? Zoo bleef het in zake „Lichting '18" bij bewondering voor fragmenten en onbevredigdheid vanwege het fragmentarische van het geheel.

En nu dan dit „Strooschippers", deze roman „im Volkston", handelend over ondernnidingen en toestanden uit het schippersleven omstreeks 1890 in het Noord-Oosten van ons land. Waarom is dit nieuwe boek, in zijn beperkteren opzet, zooveel meer een eenheid geworden dan „Lichting '18"? Hoe komt het, dat de schrijver zelf per slot van rekening zooveel zuiverder er in geteekend staat? Ongetwijfeld omdat er mieer „afstand" is genomen. In „Lichting '18" is een vrij sterk autobiografisch lelement, dat , ; tegelij'k de kracht en de zwakheid van dat boek uitmaakt. De schrijver belooft ons een generatie te teekenen en geeft sensitivistisch-gekleurde mobilisatie-herinneringen. Het boek „Lichting '18" geeft minder dan de titel belooft. Bij „Strooschippers" is het juist omgekeerd: deze nieuwe roman geeft meer dan de uitbeelding van een stuk schippersleven alleen; het teekent den geest van een bepaalde landstreek. jEii alsof dit nog niet genoeg was, spiegelt dit boek bovendien nog het beeld van den sclirijver zelf af, zuiverder dan in de meest gevoelige zelfbeschrijving zou kunnen geschieden.

In de beperking, die het onderwerp met zich meebracht, heeft zich de meester geopenbaard en dat to overtuigender, omdat dit zoo onopzettelijk eai zonder zichtbare inspanning is geschied.

Cai^el Scharten onderscheidde indertijd bij een roman de conceptie (de „greep") en de compoisitie (de ^, uitwerking"). De conceptie is een vondst, de compositie een daad. De conceptie houdt verband met de artistieke visie van den schrijver, de compositie met zijn kennis van het „vak". De conceptie is een gevolg van artistieke inspiratie, de oompositie vrucht van bezinning. De ideale verhouding nu tusschen conceptie en compositie is deze, dat de compositie uit de conceptie voortkomt als de geopende bloem uit den knop. Bij een gelukkigen greep is ook vanzelf een goede verdeeling latent aanwezig, is er stof voor tegenstellingen en afwisseling. Is de greep minder gelukkig, dan kan er nog veel door handige schikking, camouflage enz. „gered" worden. Ja soms zal uit zulk een geval de lezer eerst na eenigen tijd zich rekenschap geven van zijn teleurstelling en, als hij critisch aangelegd'is, doordenken totdat hij bij een tekort in de conceptie is aangeland.

Wanneer we ons nu herinneren, hoe wars Van Eerbeek is van alle verstandelijke schikking, hoe griUig zijn werkmethode is, hoe alles bij hem gericht is op onmiddellijkheid , dan zien we meteen duidelijk, hoe het slagen van werk in grooteren omvang bij dezen schrijver ten nauwste samenhangt met de conceptie, den eersten greep. En wanneer we dan hier bij „Strooschippers" opmerken, hoe de compositie van het boek in aanleg helder en logisch is, dan is daarmede gezegd, dat de greep ditmaal wel zeer gelukkig geweest moet zijn. En als het den lezer gaat als mij, dan heeft bij hem het omgekeerde plaats van die onberedeneerde teleurstelling, die zich tenslotte bewust wordt: hij is eerst niet zoo geestdriftig, maar het , boek „werkt bij hem door" en hij eindigt met bewondering.

Oordeel zelf: de achtergrond van het werk' is levendig en boeiend door allerlei tegenstelhngen en afwisselingen. Tegenover den „geboren" schipper staat de zandleurder, die niet eens een anker iaan boord heeft. Er is afwisseling in voor- en tegenspoed bij de vaart, in gang en tooi van de seizoenen. Abel en zijn zoon Jouk vertegenwoordigen elk een generatie. Binnen het kader van de jongere generatie is er de tegenstelling tusschen Jouk en Sjoerd, zijn medeminnaar. De verwijdering tusschen Abel en Jouk wordt verscherpt, doordat hij met Katrien Grooters, de melkmeid van de Ravenhoeve, wil verkeeren, een meisje van het land dus. In eenzelfde hoofdstuk is de beschrijving van een godsdienstig gezelschap en van een bruiloft samengedrongen. En door het heele boek gaat de zwijgende, taaie worsteling van heidensch bijgeloof en Christendom haar gang, totdat die strijd in een daad van zelfverloochening bij Abel en in een lofpsalm uit aller mond zijn bekroning vindt.

Zie, dit alles is zoo echt, zoo levend uit de conceptie zelve voortgekomen^ dat men hier m.i. niet vanwege dit mooie slot over goedkoope romantiek mag spreken. De lezer kan zelf deze oompositie-Ujnen na-tasten; hij zal ^een slap vleesch, maar zenuwen en spieren onder de keurende vingertoppen gewaarworden.

Hoofdpersoon van het verhaal is Abel Taling. In het begin van het boek krijgen we den indruk, dat hij getrouwd is, maar later lezen we van zijn vrouw niets meer, alleen nog van zijn zoon Jouk. Die Abel Taling nu sluit een soort vriendschap met Louwrens den Zigeuner en diens vrouw Hendrikje, menschen die van varen eigenlijk geen verstand hebben en het boek begint al terstond met een paar adembenemende avonturen in verband met die onbe- en oner-„varen"heid. Er is ook nog sprake van een anderen schipper, Eibe Eiberts, maar die treedt al spoedig op den achtergrond om plaats te maken voor Sjoerd Eiberts, zijn zoon, als ik het goed begrepen heb, die zich ontpopt als een medeminnaar van Jouk, wanneer die straks met Katriene, de melkmeid van de Ravenhoeve, gaat vrijen.

De verwikkeling is nu zoo, dat deze vrijage verwijdering geeft tusschen vader Abel en zoon Jouk. Die verwijdering was er eigenlijk al. Want op een keer was Abel naar het godsdienstig gezelschap gegaan en had Jouk alleep. op de schuit achtergelaten. Het schip had een lek gekregen en zou gezonken zijn, als niet Jouli met inspanning van zijn laatste krachten, nadat hij al een tijd vergeefs had staan pompen, het lek had gedicht en het schip had gered. Dan zit er al wat tusschen vader en zoon, „grondijs" zegt de schrijver. Heb je dat wel eens gezien? Dat komt zoo van do grond opzetten. Heb je dat nooit gezien? Het kan wezen, dat je om acht uur nergens ijs ziet, en dat om negen uur alles barstende-vol zit. Op stil water, nee, daar heb je geen grondijs. Maar op de Gulle As 't slim vriest, kan 't zijn, dat de Gulle, binnen het bestek van een urn- üjd, als een dam dicht slaat. Het komt van onder opbobbelen, het ijs; allemaal stukken ijs, die komen van onder opzetten. Als je daar bij staat, zie je niets dan schilfers; maar als die zich vastzetten, heb je zoo een dam, waar je met paard en wagen wel over kan. "Zulk grondijs zet zich ook tusschen vader en zoon.

En dan komt straks Sjoerd Eiberts nog aan Jouk den voet dwars zetten. Die Sjoerd is een heel eigenaardige figuur in liet boek. Hij is met Jouk opgegroeid, maar acht jaar ouder dan de jonge Taling. In hem is een bizondere relatie tot de heidensche angsten en bijgeloovigheden, die onder het schippersvolk een taai leven hebben: een tamelijk ingewikkelde relatie. Want hij specu-

leert op die angsten en bijgeloovigheden, weet ze tot zijn doel te misbruiken, ', , al was het maar om zich in een gelieinizinnig waas te hullen, maaiis zelf ook een kind van dat bijgeloof. Aan den lauderen kant is hij in zijn strijd tegen Jouk om Katriene weer een gewone bruut, zoodat we ons soms afvragen: is deze figuur wel geslaagd, zijn er niet twee Sjoerds, die de schrijver ons als één mensch geloofwaardig wil maken? Hoe het zij, deze Sjoerd, wanneer hij ziet dat Jouk het van hem bij Katriene wint, probeert nu op andere manieren Jouk onder zijn invloed te brengen. Jouk bemerkt te laat, dat Sjoerd hem in het verderf wil storten. Als Sjoerd dan later op een criliek oogenblik Jouk overhaalt om een inbraak te gaan plegen om zoodoende aan geld voor een ijzeren schip te 'komen, dan loopt Jouk blindelings in de val. Later blijkt het met Sjoerd slecht te zijn afgeloopen, zoodat hij wel vrij sterk herinnert aan den traditioneelen booswicht uit de oude romantische litteratuur. Maai- dit stoort geen oogenblik, omdat deze menschen in die sfeer léven: zij beleven die romantiek.

Louwrens de Zigeuner is het ten slotte, die vader en zoon weer l)ij elkaar brengt en het boek culmineert dan in de verzoenende daad van vader Abel, dat hij zijn zoon Jouk toezegt hem aan een ijzeren scliip te helpen, waarop Jouk zich

met Katriene kan vestigen.

(Slot volgt.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's