GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETENSCHPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETENSCHPPELIJKE SCHETSEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geloofsgenezlngen in Moettlingeu?

VIII. (Slot.)

Het „grootste genezingswonder. een wonder — dat alles nog zóó goed terecbt gekomen is!"

Het volgende verhaal, dat we nu zullen behandelen, betreft het ^ootste genezingswonder, dat in Moettlingen gebeurd is. ^^) Namelijk de genezing van broeder Geiger. Wie hebben hier reeds iets van gehoord. Eind Jan. 1931 dacht Geiger een „"karbonkel" op zijn rug te hebben; zijn vrouw behan- Jdelde de aangedane plek met olie, maar in de maand Februari werd het steeds erger. Vader Stanger werd telegrafisch om voorbede jevraagd, maar „deze schreef terug, dat ik naar Moettlingen moest komen, want dat hij wist, welke hevige pijnen een karbonkel veroorzaakte". Om redenen, aan de ziektewet ontleend, moest Geiger toen ieen dokter raadplegen, die de diagnose stelde op ©en koud abces. Geiger reisde toen, we hebben het gezien, „lals een stervende" naar Moettlinigen en nam daar in 'teerst nog aan de Andachten deel. „Ondanks de dagelijksche voorbeden en zalvingen, volgens Jacobus 5:14 en 15, werd het gezwel steeds grooter en ik zwakker en zwakker, totdat de geheele rug er door was bedekt en ik bij het loopen een krom gegroeide man scheen". Nu merk ik hier alvast één ding op: ik heb groote abcessen gezien, jheel groote zelfs met kommetjes vol pus erin, maar een abces^ dat de heele rug bedekt en dus een oppervlakte heeft van ongeveer 50 bij 25 c.M. iheb ik nooit gezien! En zeker loopt men dan al niet meer krom; dan loopt men in het geheel nieti Ik vermoed hier dan ook weer een flinke overdrijving en heb hiervoor mijn gronden. Vijftien c.M. middellijn zal wel meer de waarheid' nabij zijn, misschien overdrijf ik dan nog!

Den volgenden dag was hij toch weer in de spreekkamer en toen doorstroomde hem een geloofsmo©d, die allen twijfel aan zijn genezing wegvaagde. „Een blik op Vader Stanger, die daar met izijn geloof als een rots van graniet op zijn stoel zat, zonder ook maar ©en spier te vertrekken, was voldoende om mijn geloof te doen terugkeeren". (Even: is hier suggestie of niet? ) Maar het gezwel wilde niet doorbreken. Intusschen had Geiger hoogc koorts gekregen met koude rillingen. Den volgenden avond is toen het abces doorgebroken door ©en opening, zoo groot als ©en speldeknop', welke opening ook nooit grooter geworden is. Soms was de etterafscheiding zóó groot, dat de zusters, om aUes op te vangen „©en kom onder het gezwel moesten houden". Dit laatste nu is een bewijs, dat het abces niet zoo groot was. Een carbunkel, een „negenoog" is al groot, als hij een middeUijn heeft Van 10 c.M. ©n dan zijn er in de huid boven het abces reeds zeer vele openingen (soms wel meer dan „negen"!), waardoor de etter afloopt. Omdat de huid daar slecht gevoed wordt, gaat hij hier en daal- dood, wat al die doorbraakopeningetjes geeft. Het is nu ten ©enenmale ondenkbaar, dat een abces, dat den heelen rug inneemt, zich maar door één gaatje van ©en speldeknop groot zou ontlasten. Bij zoo'n groot abces waren er zeker wel 30 gaten. Verder: „soms" moesten de zusters er een kom bijhouden. Bij een groot abces moet men er heusch wel altijd een kom bijhouden. Neem maaieen, dus heel wat kleiner, abces van 10 cM. mid- ÜeUijn, en 3 c.M. diepte, dan heeft dit reeds ©en inhoud van ongeveer 250 cc, dit is bijna 3 gewone theekopjes vol!

Zoo waren nu de eerste 14 dagen verstreken. De dochter, de verpleegster, was overgekomen naar de Ark. t> m haar vader te verplegen. Toen de etteruitvloed ophield, was natuurlijk de zwielling ook wat afgenomen, en was „de ruggegraat weer te voorschijn gekomen". Maar toen „de wervelkolom vrij gekomen was, constateerde zij op een goeden dag, dat die op één plek ingezonken en week was. Zoo als mij later werd uitgelegd, was het betreffende wervelbeentje verteerd".

Overzien we nu weer even deze ziektegeschiedenis. We zien hier dus, dat er een groot abces ontstaan was, met hooge koorts en koude rillingen, en dat het abces pas laat door een kleine opening doorbreekt. We kunnen zeggen, dat men het hier heeft laten komen tot een beginnende bloedvergiftiging! Daarop wijzen die koude rillingen. En gelukkig is, nog juist bijtijds, het abces vanzelf doorgebroken en de etter ontlast! 'Geiger mag hier nog van „geluk" spreken, 'want dit abces is ernstig mishandeld! Misschien in het begin wel een koud abces, later lechter zijn de symptomen zóó dreigend geworden, dat de pus al veel ©erder verwijderd had moeten worden; ik laat dan in het midden, of dit door punctie of door insnijding had moeten geschieden Dan waren vermoedelijk die hooge koorts en die koude rillingen en die groote uitbreiding en dal ernstige ziektegevoel voorkómen geworden.

Dan verder nog die ingezonken plek, want hierom vooral zal zich het wonder conoentreeren! Zooals we zagen wordt deze geweten aan het verteerd zijn van een „wervelbeentje"; een „latere uitleg" , van ©en onbekend iemand is hieraan schuldig eiii , ^de dokter zou in zijn schrijven hebben te ken: K^ nen gegeven, dat het wervelbeentje geheel vertéérdj: ? ; was". Nu ïs allereerst die „latere uitleg" al hséi' weinig bewijzend; deze kan hoogstens tot een zeker! vermoeden vo-eren, maar verder nooit! Het is zonder de hulp van een Röntgenfoto dikwijls al moet, lijk genoeg om met zekerheid aan te toonen, dat et wervelaf wij kingen zijn als de ziekte nog volop aanwezig is! En verder hééft die dokter niets te ken-j nen gegeven. Hoe zit het hier dan mee? Aldus' Geiger was erg ziek geworden in de reddingsark. en moest dus aan den dokter thuis nog langer ziekteverlof vragen; zijn dochter schreef hem daartoe eenige gegevens over den toestand van haai vader en schreef óók, dat zij dacht, dat een wer vel aangedaan was! Een verpleegstersdiagnose dus • De dokter wilde vermo©delijk de verpleegster niel geheel en al „afvallen", maar liet toch duidelijl' zijn twijfel aan die diagnose doorschemeren; maar gebruikte de angst van de familie ervoor tevens om den patiënt nog bij een officiëelen arts te krijgen daar hij wel uit een en ander op kon miaken, dat dt patiënt veel verergerd was! Hij schreef dan: „Noj steeds acht ik echter een nauwkeiu-ig onderzoeli naar de herkomst van den etter doelmatig en noodzakelijk. Het is van groote beteekenis om vast te stellen of hij van een wervel afkomstig is". Lel dus wel: er slaat niet: „dat", maar „óf hij vai een wervel afkomstig is". En hij schrijft dan verder: „In ieder geval raad ik een Röntgen-onderzoek aan en behandeling door een specialist". Uilu dit laatste blijkt óók weer, dat de dokter de diag-S nose van ©en „wervel-vertering" liever niet steil'™ zonder ©en X-foto! (Die onbekende iemand wist hel echter „later" wel uit te leggen). Ook na de gepezing komt het mij voor, dat de dokter sterli twijfelt aan het verhaal van Geiger. Geiger twijfell echter niet. Het staat er zoo amusant: „De dokter liet zich alles vertellen en sprak nog eens van de nuttigheid van een Röntgenonderzoek. Op ons antwoord, dat wij zonder Röntgenonderzoek wel wisten waar de etter vandaan was gekomen, was hij zeel verrast" enz. Dit laatste klinkt tocli eigenlijk

•weldig arrogant en ik kan het niet laten, naar aanleiding hiervan een paar „apborismen" van Soer to citeeren, die een dergelijke mentaliteit juist typeer en, n.l. deze:

„Het gemak, waarmede ondeskundigen medische zaken plegen af te doen is verbluffend". Onbevoegden plegen niet te twijfelen." ^^)

Dus zelfs zooveel later wilde de dokter er nog niet aan, zonder X-foto een wervelaandoening aan te nemen.

Nu maakte de dokter Geiger in den brief ook ' nog bang (vermoedelijk dus om hem onder betere behandeling te krijgen) voor verlammingsverschijnselen, voor bet geval het werkelijk een wervelaandoening zou zijn. En nadien brief kréég Geiger ook van die verschijnselen, voor een halven dag. Nu vind ik dit bij een wervelaandoening, die tot zulke alarmeerende verschijnselen aanleiding gegeven zou hebben, wel wat vluchtig; en Geiger geeft bet uur op (n.l. tegen middernacht!) dat ze weer verdwenen, dus plotseling! Nu verdwijnen zulke verlammingsverschijnselen uit den aard der zaak niet plotseling. Ik vermoed sterk, dat vrees ervoor, naar aanleiding van den brief van den dokter, wel | de schuldige zal zijn voor deze „verlammingsverschijnselen", waarvan hij er echter geen enkel beschrijft (terwijl luj overigens wel uitvoerig zijn symptomen beschrijft); en temeer vermoed ik dit, waar Geiger, blijkens een vorig verhaal van hemzelf over ziclizelf, niet geheel vrij blijkt te zijn van neurasthenie en hypochondrie.

Ik constateer dus, dat die diagnose „verteerde wervel" niets meer is dan ©en bewering; er zijn geen gronden aangevoerd, waardoor die diagnose eenigszins meer waarschijnlijk zou worden.

We vervolgen nu bet verbaal. Er was dus een ingezonken plek ter plaatse van het vroegere abces. Een aboesbodem is nu eenmaal niet volkomen glad en één plek moet allicht de diepste zijn. Eiken dag werd Geiger door zijn dochter verbonden. „Dagelijks bij het verbinden wijdde zij al haar opmerkzaamheid aan den wervel en op een goeden morgen zeide zij opeens: „de plek van den ingezonken wervel is weer gelijk en bard geworden". En Geiger jubelt „Het wervelbeentje toch, dat geheel verteerd was^ zooals de dokter in zijn sclarijven bad te kennen gegeven, was weer in orde zonder eenig menschelij k toedoen". Dit laatsteis dus weer gebaseerd op die veronderstelde diagnose. En klinkt zoo inderdaad wonderbaarlijk. Veel waarsdaijiüijker is echter, dat in die dagen, waarin, gewoon verbonden werd, de abcesbolte vol gegroeid is met granulatieweefsel, zooals dat ook Igebeurl bij een steenpuist, waar de pus uit afgelaten is; en we zien dan dikwijls, hoe wonderbaar- [Ujk snel zoo'n holte nog dichtgroeit. De patiënt voelde zich toen nog wat slap, maar genas verder zonder stoornis.

Vreemd klinkt het dan ook, als Geiger vraagt: „Wie kan dit wonder begrijpen? " Ik antwoord: hier is heelemaal geen wonder geschied; als we nog van een wonder moeten spreken, dan van dit, dat Geiger er, ondanks deze „behandeling" nog zoo goed afgekomen is!

En bet is niets anders dan zuivere fantasie, als hij verder schrijft: „Het is mij dan ook duidelijk geworden, dat ik in een ziekehhms of Idiniek door de groote zwakte der eerste dagen gestorven zou zijn". Ons antwoord hierop moge aldus luiden (en dan is bet heel wat minder fantastisch dan zijn veronderstening): ik geloof, dat hem in ©en kliniek heel wat van de narigheid, die hem nu in Moetthngen overkomen is, dan bespaard zou zijn gebleven!

Wie willen hiermee deze artikelentreeks over de „Geloofsgenezingen in Moettlingen" beëindigen. We konden natuurlijk maar enkele gevallen bespreken, 'die typeerend zijn. We hebben dit gedaan qp .een wijze, , die u misschien ietwat aan het griezelen Igebracht heeft; omdat bet hier en daar zoo concreet was! Voior een deel bied ik u hierover mijn excuses aan; niet echter voor het concneet-zijn! Want ook de propaganda-lectum- over Moettlingen is concreet. Juist omdat diverse „genezingsgeschie- 'denissen" zoo uitvoerig vermeld staan, mtet al de ziekteverschijnselen 'erbij, zijn ze zoo uitermate gesdükt indruk te maken bij den lezer; denk maar aan dat verhaal van den gebroken pols! En wanneer men nvi, zooals ik, overtuigd is, dat hier van „wonderen" in den strikten zin van het woord, ge©n sprake is, dan kan men 'dat niet anders aantoonen, dan door even concreet op die ziektegescbi'edenissen in te gaan!

Ik heb geen theologische kritiek willen leveren; wel ben ik bier en daar, de aard van het onderwerp bracht dit mee, het theologisch terrein dicht moeten naderen; mijn bedoeling was, in hoofdzaak een kritiek te leveren vanuit medisch gezichtspimt. Want ook al wU men niet ontkennen, 'dat God in 1935 nog even goed de madit bezit om 'dooden op te wekken, blinden het gezicht te geven, lamm'en te doen wandelen, als ten tijde van Jezus' omwandeling, dat ontslaat ons niet van den pücbt, om, wanneer zich verscliijnselen voordoen, die op het eerste gezicht „wonderlijk" schijnen, of die zich uitgeven „wonderen" te zijn, door de krachten van den verrezen Heer, nauwkeurig na te gaan, óf die verschijnselen inderdaad wel te danken zijn aan een bizonder ingrijpen Gods in het natuurgebeuren.

Want van wonderkrachten gaat een spraak uit. , jHet wonder is altijd onbescheiden, het wil de gebede wereld bewegen." „Elk wonder is, in tegenstelling met de gewone natuurverschijnselen, tendentieus". 3') Ook hier wil het bet heele Christendom bewegen; dat Christendom, dat zóó ingeslapen is, dat God er op enkele uitzonderingen na, Zijn Heiligen Geest weer van heeft terugge^ trokken, zooals Karl Wirtb zeide! Nu is „beweging" in het Christendom niet kwaad, als die beweging maar uit God is. En nu zou ik niet gaarne een O'ordeel vellen over bet al-of-niet-geloovig-zijn van Vader S langer of van Ernst Geiger of van broeder Gehring (die taak is ons nergens opgelegd), maar we moeten wel onderzoeken of die genezingen een duidelijke Godsspraak bevatten, of dat deze genezingen slechts te danken zijn aan werkingen en krachten, die God in de hatum- gelegd! heeft en die dus „Zijn maaksel" zijn.

We moeten oppassen, dat we het „maaksel" niet gelijke eer bewijzen als den „Maker"! Want dan bedrijven we afgoderij, zij bet onder vromen schijn.

Daarom moeten onze menschen uit bun oogen zien; want wie naar Moettlingen gaat, moet eerst de theorie van Moettlingen aanvaarden; men „taaakt" er u maar zoo niet beter; men eischt „critieklooze" instemming met al wat de broeders u daar voorzetten. En daarom eindig ik met te wijzen op het 10de gebod der reddingsark, waarin de wensch geuit wordt, „dat ge rijk gezegend naar lichaam en ziel naar de uwen moogt terugkeeren". Wie ooit zou willen gaan, denke hieraan: „rijk gezegend naar de z i e I", maar dit geschiedt alleen in den weg van de Heibge Schrift, niet in den weg van ©en eigenwillige uitlegging daarvan.


95) E. Geiger: Geloofsgenezingen, pg. 10—15.

96) A, F. Soer: Moderne Aphorismen uit de Interne Kliniek. Tweede bundel.

97) E. Liek: Münch. Mediz. Wochenschr. 1933, No. ö, pg. 226.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETENSCHPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1935

De Reformatie | 8 Pagina's