GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKLEVEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Promotlerecht, versterking van het leven eener Hoogesehool naar binnen.

Herhaaldelijk wezen wij er op, dat het niet aan- .: : !aat, de kwestie van het promotlerecht der Theol. School los te maken van het belang der School zelf. Wij betoogden, dat de wetenschappelijke studie der theologie, onverschillig tot welk examen zij voorbereiden moet, sledits geschieden kan, indien de hoogleeraren het onderzoek inzake kwesties, die ze bij hun studie tegenkomen, kunnen teneinde brengen. Een Hoogeschool, die een andere taak zich aanwijzen laat, dan alleen maar na te praten wat anderen zeggen, is volgens oude terminologie een soort van „universitas", waarin zoowel wie onderwijs geven als wie het ontvangen, samenwerken in voorkomende .gevallen, óók tot het instellen van een eigen onderzoek. In dat verband wezen wij er op, dat niet alleen voor den predikantens tand in het algemeen de doctorale studie aan de opleiding voor het ambt ben goede komt (welke kerkeUjke instelling vergenoegt zich met het minimum, en waarom zou men Kampen dan het halt houden bij het minimum op willen leggen? ) maar dat ook de studie van de lioogleeraren bij de reeds thans lum opgedragen colleges het hoogst gewenscht maakt, dat zij desverlangd bepaalde kwesties ter bestudeering kunnen overgeven aan studenten, die zich zetten voor een scriptie of een dissertatie. Hun arbeid is dan meteen bevorderlijk aan heel den gang van het onderwijs der professoren zelf. Alleen wie totaal buiten het hooger onderwijs staat, kan meenen, dat de professoren de behoefte aan zulke hulpverleening pas voelen opkomen, nadat zij de stof voor het candidaatsnexamen zouden zijn doorgekomen. De vraagis juist, wat die stof wezen moet.

Het verblijdt ons dat Prof. Dr F. W. Grosheide thans hetzelfde zegt in een kort artikeltje: „De beteebenis der 'dissertaties", welk artikel men aanheeft aan de achterzijde van een der bladen van den V.U.-kalender 1936. Deze kalender werd ons toegezonden ter aankondiging, die wij bij dezen doen. Daar sclunjft Prof. Grosheide het volgende:

„In de tweede plaats hebben de dissertaties beteekenis voor onzen eigen kring. Er zijn altijd onderwerpen, soms van dadelijk belang voor het door ons beleden beginsel, soms van meer technis'chen aard, die noodig moeten - worden behandeld, doch een zoo minutieus onderzoek eischen, dat onze hoogleeraren er moeilijk tijd voor kunnen vinden. Er zijn in elk geval teveel van dit soort onderwerpen, dan dat ze alle door de professoren zouden kunnen worden aangesneden. Nu is het van groote waarde, dat er steeds weer jongemenschen zijn, begaafd met lust voor studie, die zich tot dergelijke onderwerpen aangetrokken gevoelen, en die er een dissertatie aan willen wijden. Daardoor blijkt niet alleen de beteekenis van het Gereformeerde beginsel voor de beoefening der - wetenschap, maar wordt ook licht verspreid over een onderwerp, dat hetzij in het algemeen of ook meer bepaald voor onze volksgroep van belang is."

Tot zoover Prof. Grosheide. Wij zijn het met deze •beschouwing hartelijk eems, en trekken er opnieuw de consequentie uit, dat, wil. men Rampen zich gezond laten ontwikkelen, en de professoren in staat stellen hun werk rustjg te doen, het noodig is, Kampens promotierecht te erkennen.

De Drentsche boer en de N. S. B.

De N.S.B., die op haar manier in alle kringen invloed tracht te nemen, en voor alle kringen haar eigen propagandisten met een eigen propaganda-methode heeft — de kerk naar haar aard en de boeren weer naar hun aard — probeert thans ook onder de boeren ingang te vinden. De moeilijkheden van den tijd en de eigen gesteldheid van den boer en het geheel van zijn problemen, beheerschen dan de methode van de propaganda.

Omdat een voortdringen van deze N.S.B, het einde beteekent van ons christelijk leven, wil ik er op wijzen, dat Ds B; . A. Bos in Asser Kerkbode deze week daarover een goed artikel schreef, en dat de heer J. T. Meesters bij de firma R. Slingenberg te Hoogeveen een eveneens goede brochure heeft laten verschijnen onder den titel: „De Drentsche boer en de Utrechtsche vogelaar". Ter sprake komen de volgende onderwerpen: Een Drentsche beweging? ; De propaganda van de N.S.B.; Grieven van landbouwers; Het vetvraagstuk; De melksteunbeperking; De Chr. Boerenen Tuindersbond. Wij hopen, dat de arbeid van Ds Bos en den heer Meesters vrucht zal dragen, om te houden wat wij hebben.

K. S.

•^ Dr K. Sietsma en de N.S.B.

Een geval, dat ik verleden week in deze rubriek had willen aan de orde stellen, woi'dt thans onder Persschouw afgedaan. Men zie aldaar.

K. S.

Jongere Anti-Revolutionairen.

„De Nederlander", Christelijk-Historisch orgaan, 22 November 1935, doet melding van een door mij gehouden rede over onze scholen in de crisis dezer dagen. Het blad merkt daarbij enkele dingen op, •die mij werkelijk geen aanleiding geven tot antikritiek. Slechts wil ik twee bizonderheden naar voren brengen:

a. het blad geeft (thans komt het van deze zijde) een soort van postuum applaus aan Den Haag- West. Hoewel van wat Den Haag-West wilde tot nu toe letterlijk nog niets terecht gekomen is, en geen mensch tot nu toe ook maar één woord heeft gesproken, dat ook maar een heel zwak begin van een mogelijke uitvoering van het plan bleek te begeeren, en ïioewel dus het heele geval zoo langzamerhand in het vergeetboek geraakt is — toch komt „De Nederlander" nog eens aan met de verzuchting, dat in anti-revolutionairen kring toch eens v; }; rzet mocht komen legen alle „het samengaan" verhinderende polemiseeren. Welk samengaan? Natuurlijk zulk samengaan, als „De Nederlander" thans in den zin schijnit te hebben.

b. En hiermee kom ik tot mijn tweede opmerking. Het blad schrijft, dat er juist voor zulk „samengaan" weer een kans leek te komen, welke kans echter verkeken blijft, zoolang èr voldaan wordt aan het door mij in bovenbedoelde rede gestelde verlangen, om tegen alle syncretisme te blijven polemiseeren. Letterlijk lezen wij:

„Nu wil het toeval, dat juist dezer dagen jongere anti-revolutionairen •bezig zijn om de te'genstelling Anti-revolulionair—Christel)Jk--hisitorisoti naar vermogen te overbruggen en zelfs pogen ter bereiking van dit doel een orgaan op te richten. Wij kunnen het idealisme, dat aan deze pogingen ten grondslag ligit, waardeeren. Maar als wij nu de dreigend opgeheven tuc'htroede van den Kamper ihoogleeraar zien, wordt het ons tooh met betrekking tot 'de perspectieven van

dit een'heidsstreven - wel bang te moede." Ik weet niet, wie bedoelde jongere anti-revolutionairen zijn en Ken natuurlijk die „tuchtroede" niet. Het is echter goed, van de mededeeling van „De Nederlander" nota te nemen, want de tijd is te ernstig voor het voorbijzien van dergelijke dingen. Het werk van Kuyper brokkelt toch al bij den dag af. Eenerzijds zijn er oudere antirevolutionairen, die een kerkelijk geding op het poUtieke overbrengen; ieder denkt hier dadelijk aan wat Prof. Dr H. Visscher thans onderneemt. Daartegenover staan andere oudere anti-revolutionairen — ik 'denk b.v. aan de uitnemende artikelen van den Heer Marnix, die in of buiten „De Standaard" het Barthianisme bestrijden. Nog niet zoo lang geleden heeft een schrijver in „De Standaard" op dit punt zich principieel tegen „De Nederlander" uitgesproken. En als er nu tegenover deze beide groepen jongeren zouden zijn, die een synthese willen als „De Nederlander" op het oog heeft, dan zal het eenige gevolg zijn, dat aan de daarbij in deze situatie m.i. onontkoombare verdoezeling van ernstige beginselvi-agen, de kerkistische groep van ontevreden ouderen nog te gereeder een stok ontleeneni kan om den hond te slaan, terwijl bovendien deze verdoezeling der beginselen — want dat beteekent elk officieel samengaan met de Christelijk-Historischen zoolang zij over Barthiaansche invloeden schrijven zooals zij doen — nog nader voet gegeven wordt.

K'. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 november 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 november 1935

De Reformatie | 8 Pagina's