GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rede Prof. Dr J. Waterink inzake tucW en N.S.B. (e.d.)

We meldden een en ander over wat de bladen hebben gemeld inzake Prof. Waterinks rede (te Leeuwarden! over kerkelijke tucht en N.S.B. We merkten op, dat ee« verslag niet te vertrouwen is, dat we daarom niet referent bestreden, doch wel tegenover wat het verslas zeide, bezwaar hadden. Sinds heeft de referent in fi Standaard" een ingezonden stuk geplaatst, waaruit * citeeren zouden, Indien het ons duidelijk maakte, of * referent dat bepaalde, ons interesseerende gedeelte van het verslag, onjuist noemde, ja dan neen. Dit is ons evenwel niet duidelijk, de inzender in „De Standaard' verwees naar Prof. Dr H. H. Kuyper, naar Prof. Dr F.* Grosheide en beweerde aan het slot dezelfde meeninS die we verleden week ook Dr K. Sietsma inzake h'' „beginnen bij het (te doopen) kind" hoorden ten 1 geven, en die we toen bestreden (zie vorig nummer, sloll van mijn artikel). Het lijkt ons onjuist, indien w" Kerkeraad overtuigd is, dat een N.S.B.-er de dooP vragen niet beantwoorden kan, en dit co»; stateert op het, voor dat constateeren aangewezen, nie' door den Kerkeraad gekozen tijdstip, te zeggen: f"^' die Kerkeraad begint met het kind. Ik 2*8' pardon, hij vervolgt met de ouders.

Zoodat ik maar zeggen wil, dat ik van het standpu» van Prof. Dr J. Waterink in dezen nog niet veel V^ grijp. Er zijn er meer; de heer H. Algra schrijf' „Leeuwarder Kerkbode":

Enkele weken geleden werd in de Noorderkerk een Geref. Ouderlingen-Conferentie gehouden. Prof. Waterink heeft daar de ouderlingen voorgelicht, in het bijzonder over de taak der kerk tegenover de N.S.B.

De krantenverslagen van dit referaat en de daarop sevolgde discussie hebben aanleiding gegeven tot nabetrachtingen in de pers.

Ook kan niet worden ontkend, dat vele ouderlingen niet naar huis zijn gegaan met het blijde gevoel: nu is mij de zaak duidelijk en klaar. Veeleer hebben zij het gevoel, dat ze met het mes in de buik zijn blijven zitten. Ook meenen zij, dat het referaat van Prof. Waterink zoo nu en dan polemiseerde tegen Prof. Schilder, wat zij overigens niet verwerpelijk achten. 2ij vinden polemiek soms een uitnemende weg om achter de dingen te komen.

Waar de situatie nu aldus is, moet er meer gebeuren.

Vooralsnog onthoude men zich in de pers van nabetrachtingen, die gebaseerd zijn op het verslag in de bladen. Dit verslag is onvolledig. Van de discussie in tweeden termijn tusschen Ds Den Ilouting en den referent is b.v. niets gepubliceerd. En zijn wij wel ingelicht, dan kwam juist in die discussie aan het licht, waar het verschil eigenlijk ligt.

Wij hebben geen bezwaar, dit eenigszins nader aan te duiden. Maar wij plaatsen die aanduiding alleen om te argum.enteeren, dat nadere opheldering en toelichting gev/cnscht is. Prof. Waterink stond op het standpunt, dat de leden der N.S.B, geen voorwerp van tucht kunnen zijn op grond van de clausule in het Avondmaalsformulier: die secten en muiterijen in kerkelijke en wereldlijke overheden begeeren aan te richten. En wel, omdat er staat: begeeren. Als een N.S.B.er dus niet de intentie heeft, om revolutionair te zijn slaat deze clausule niet op hem. Van andere zijde werd daarentegen betoogd, dat de kerk haar tuchtoefening juist gronden moet op wat iemand doet, niet op wat hij zegt te bedoelen.

Nog eens — dit is niet bedoeld als een aanvulling van het verslag, doch slechts als een argument om te laten zien, dat deze discussie moet worden voortgezet. En dat men moet wachten met crittek, totdat eerst volledig is gepubliceerd, welke " k'èn hier in geding waren. Daarom: in dit stadium , _g, een nabetrachtingen in de pers.

'Maar allereerst de commissie, die de conferentie heelt belegd, met het doel, de ouderlingen te doen voorlichten, helpe hen uit het moeras, door te bevorderen, dat Ie. het referaat van Prof. Waterink in extenso worde gepubliceerd; 2e. de discussie's zoo volledig mogelijk worden weergegeven.

Nadat zulks is geschied, kan men trachten in een rustige, zakelijke discussie (in de pers of anderszins) te komen tot verheldering. Op de conferentie is die verheldering niet gekomen.

En beter, dan na te pleiten over de vraag, wie daaraan schuldig is, lijkt het ons, er naar te trachten, dat alsnog naar verheldering worde gestreefd.

Onze ouderlingen mogen dan wat langzaam van begrip zijn, zoodat zij tijdens de korte re- en duplieken de zaak niet terstond dóór hadden, ze zijn wel zoo volhardend en trouw, dat zij niet zullen rusten, voor hun overtuiging in dezen wél is gefundeerd.

Daarom zijn zij nadere inlichtingen en toelichting ten volle waard.

En de zaak, waar het om ging, is óók van voldoende beteekenis.

Bijna tot mijn verwondering lees ik, dat sommigen denken, dat Prof. Waterink polemiseerde tegen mij. Ik meende, dat hij sedert eenigen tijd tegen de polemiek was. Hoe het zij, als voldaan wordt aan wat de heer Algra wenscht, zullen we kunnen zien, wat er bij te dragen is tot de discussie. Uit het niet-controleerbare komen we dan in het controleerbare.

^^ Rede Dr O. Noordmans.

Ouder „Kerkelijk Leven" vinden de lezers een résumé van een rede, welke Dr O. Noordmans gehouden heeft voor de studenten der Vrije Universiteit. Dit résumé is betrouwbaar, wijl van den spreker zelf afkomstig.

We hebben evenwel ook iets gemeld omtrent wat in de dagbladen gestaan heeft. Nu we het in die organen geplafbtste verslag nog eens met betuiging van blijdschap «/"•treffen in „Woord en Geest", eindredacteur Dr J. G. Ikerken, lijkt het ons goed, ook dit persverslag nog eens aan de lezers door te geven. Hier volgt het:

De spr. ging bij zijn beschouwingen uit van de algemeene verlegenheid waarin wij kerkelijk en theologisch verkeeren. De vragen, die ons met elementair geweld worden gesteld, rusten in de nooit op te lossen spanning; de tweeërlei taak der kerk: prediking van het Evangelie en ordening van het leven. Deze moeilijkheden dwingen ons tot hernieuwde exegese, waarbij het literair-historische wijken moet, om het pneumatische, allegorische, theologische, en de dingen weer in nieuw verband komen te staan. We zien weer, dat de bijbel in de eerste plaats een troostboek is en dat de bijbel een boek is, om uit te preeken.

Een zelfde gang van zaken zal zich voordoen moeten in onze dogmatiek. Staat het kruis genoeg in het middelpunt? Bestaat er geen gevaar, dat wij ons van net kruis naar de schepping wenden en niet omgekeerd?

Als voorbeeld koos spr. de plaats der algemeene genade. Men kan deze zien als genadige terughouding der zonde, doch ook meer positief als begin van een cultuurfilosofie.

Terwijl bij Kuyper, die steeds een onbeschermden kant had in de richting van Kohlbrugge en Gunnmg, telkens de gebedshouding weer terugkeert, ontlaadt iemand als Schilder de algemeene genade van haar negatieve beteekenis en laadt ze positief. Algemeene genade wordt hier algemeene roeping. IJe kribbe is slechts schijnbaar a-cultureel.

Meer nadruk dient thans gelegd te worden op de negatieve zijde der algemeene genade. Een nieuw ge- •^ei zal pas in de eeuwigheid oprijzen, hier hebben J slechts troost en onderpand. Daardoor komt de betrekking tusschen 'n natuurlijke theologie en openbaring weer aan de orde. De algemeene openbaring was eertijds de brug, waarlangs de heiden in de kerk kwam, thans is zij de loopplank, waarop de Christen de kerk verlaat. Deze methode heeft haar dienst gedaan, zij kan gaan.

We moeten weer scherper terugvallen op de Schrift en het woordkarakter daarvan.

De beloften Gods zijn ons niet zakelijk, maar in het Woord gegeven. Daarom kunnen christelijke beginselen de plaats van het gepredikte woord niet vervangen.

Men bedenke wel, dat Dr Noordmans voor dit verslag niet verantwoordelijk is. Maar men zal nu nog beter verstaan, waarom ik mij verblijd, dat in „De Reformatie" een „gesprek" over deze kwesties mogelijk wordt. Zoo alleen komen we verder. „Woord en Geest" heeft van bovengemeld verslag met blijdschap kennis genomen. En „De Reformatie" probeert thans tot verstaan te komen. Eens zien, hoe ver „Woord en Geest" ons op het pad-des-verstaan-willens zal begeleiden. Want blijdschap is natuurlijk geen roes.

^^''"^ Is dat de geest der Germanen? Een vraag vaa „Patrimonium".

„Patrimonium" schrijft:

Het is bekend, .dat men in de kringen van de N.S.B, nog al dweept met de Germanen.

Dat oude, stoere voorgeslacht is een geslacht, waarvoor men eerbied moet hebben.

De trouw — en heldhaftigheid — en waarheidszin, waren bij dat oude voorgeslacht, bij de Germanen, groote deugden.

Daarom werden de Germanen, ons meer dan eens ten voorbeeld gesteld; het waren menschen van zuiver ras.

Jammer genoeg, dat men in de kringen van de N.S.B, zelf niet veel van' dien heldenmoed schijnt te bezitten; wanneer het op beginseltrouw aankomt, weet men bij de N.S.B, wat het zeggen wil, van twee wallen te eten. Kool en geit te sparen.

Wat toch is het geval?

Door het onchristelijk karakter van de N.S.B, bestaat er kans, dat enkele kerken eens gaan handelen met die leden, die aangesloten zijn bij de N.S.B. En let nu eens op wat de N.S.B. doet.

Vervolgens citeert het blad „De Reformatie" van 8 November, met de „bekende verklaring" zooals Dr K. Sietsma „Heraut" en „Calvinistisch Weekblad" heeft laten zeggen, hoewel de lezers dezer organen nu juist niet die verklaring hebben kunnen lezen, tenzij dan uit „De Reformatie"). We drukken ze nog eens af: Ondergeteekende,

wonende te lid der Gerefoixneerde Kerk aldaar, verklaart, bij deze, dat hij niets voor zijn rekening neemt, wat in officiëele of officieuze geschriften der N.S.B, zou voorkomen in strijd met Gods Woord en de Gereformeerde Belijdenis en dat zijn lidmaatschap der N.S.B, dit ook niet eischt of onderstelt.

Tevens verklaart hij, dat zijn belofte als N.S.B.-er, hem geen verplichtingen oplegt, die in strijd zouden zijn met Schrift en Belijdenis voornoemd en dat, indien dit zou voorkomen, hij zijn belofte vervallen zou

achten. Hij betuigt het recht van den Kerkeraad te erkennen, om hem te ondervragen, te onderwijzen en uitspraak te doen over zijn leer en leven op grond als boven, waarbij hij zich aan het oordeel van den Kerkeraad belooft te onderwerpen met behoud van beroep op meerdere vergaderingen."

„Patrimonium" schrijft dan verder:

Het is een buitengewoon handig gestelde verklaring. Het is hier niet de vraag wat de kerken moeten doen of laten, daar gaat het niet over, maar onzerzijds mag niet worden nagelaten het „Janus-achtige" van deze verklaring te brandmerken. Men is lid van de N.S.B., en neemt men daarmede dus ook de beginselen en de doelstelling van deze beweging voor zijn rekening.

En wat wordt nu aangeraden door de leiding van de N.S.B.?

Wanneer men komt praten, zeg dan maar, da.t je niets voor je rekening neemt, wat in officiëele of officieuze geschriften der N.S.B, zou voorkomen, in strijd met Gods Woord en de Gereformeerde belijdenis, en dat het lidmaatschap dit niet eischt of onderstelt.

Tevens mag hij dan verklaren, dat zijn belofte als N.S.B.-er hem geen verplichtingen oplegt, die in strijd zouden zijn met Schrift en Belijdenis en dat, indien dit zou voorkomen, hij zijn belofte vervallen zou achten.

tVat een heldenmoed van de leiding van de N.S.B, om zulk een advies te geven.

Een van beiden, men behoort bij de N.S.B, en men neemt beginselen en doelstelling aan.

Of men aanvaardt beginselen en doelstelling van de N.S.B, niet en dan moet men er uit gaan.

Maar is men het eens met de N.S.B., dan moet men ook den moed hebben de consequenties te aanvaarden; men moet dan strijden, eerlijk strijden voor zijn overtuiging, maar niet van twee wallen eten. Niet zeggen, ik behoor wel van harte bij de N.S.B., maar mocht er wat gezegd of gepredikt worden in officiëele of officieuze geschriften, wat in strijd is met Gods Woord, dan neem ik dat niet voor mijn rekening.

Dacht men werkelijk, dat men zoo van zijn verantwoordelijkheid afkwam? Wie blijft in een beweging waarin niet geleefd wordt naar de I-Ieilige Schrift, kan niet zeggen, dat hij daar niets mede te doen heeft; hij is voor de volle 100 pCt. mede aan die goddeloosheid schuldig. En waar blijven de christenen, die in de N.S.B, verkeeren, die protesteeren tegen het onchristelijke in de N.S.B.? Dit advies van de leiding der N.S.B, is laf. Het heeft nu niets van de trouw, den moed, den waarheidszin en heldhaftigheid, van het edele Germanendom, waarover men in de kringen der N.S.B, zooveel praat.

Het is alles door en door onwaar en onoprecht.

Dit „Patrimonium"-artikel (onderteekend W. J. lijkt mij duidelijk. B.)

En daarin weldadig, wij 1 't óók juist is.

Fsalmberijming Ds Gonst.

Een gedeelte van Psalm 10 („Leidsche Kerkbode"):

Al loerend slaat zijn oog den arme ga, Hij sluipt hem uit zijn schuilhoek achterna; Gelijk de leeuw in 't struikgewas zich zet. Zoo wordt door hem nu op het wit gelet. Hij grijpt zijn prooi, die trekkend in zijn net. En ras zinkt de ongelukkige ter aarde. Geheel nu in de macht van den ontaarde.

De booze meent, dat God dit al vergeet, Het aangezicht verbergt, en van niets weet; Sta op, o Heer, bied hulp aan hem, die lijdt, Dat langer niet de booze U iets verwijt En zegge, dat Giji 't kwaad niet zoekt op tijd; Gij' zaagt het wel, want U is niets verborgen, 't Verdriet kome in Uw hand. Gijl weegt de zorgen!

Op U is 't, dat de zwakke zich verlaat, Op U, die weezen helpt met woord en daad. O Heer, verbreek des goddeloozen macht. Wiens arm nooit anders dan verderf aanbracht. Dat niets te vinden zij' meer van zijn kracht! De Heer is Koning, wie zal Hem verdrijven? De heid'nen zullen in Zijn land niet blijVen.

Gij' hebt der neergeboog'nen wensch gehoord, Hun hart geproefd, Gij. houdt getrouw Uw woord; Gij luistert scherp, Gij' doet de weezen recht. En der vertrapten twistzaak wordt beslecht. Zoo blijkt het, Heer, Uw zorg is altijd echt. Hoe vaak verdrukking schrik aan armen baarde: Het laatste woord heeft niet de mensch van de aarde.

Christologie.

Uit 'de persschouw van „Homoeopathisch Maandblad":

Ghris'tologie. Uw woordenboek zal U, als U 't niet wist, vertellen, dat hieronder verstaan wordt: de leer van Christus, alles wat op zijn persoon en arbeid betrekking heeft. Een bewoner der residentie, die voor iiet onbevoegd uitoefenen der geneeskunst terecht stond, noemt echter zijn methode van genezen met dien naam, het O.M. noemde 'het de z.g. gebedsgeneeskunst. Verdachte zei er van: „Door geconcentreerd te denken wordt bij den patiënt een bewust denken wakker geroepen. Het verloren geraaikte innerlijke evenwicht van den mensch veroorzaakt ziekten. Slechts de wU den mensch te wekken tot levensbewustheid, kan genezing brengen. Er is geen suggestie, hypnotisme of magnetisme bij betrokken." Natuurlijk waren er getuigen a décharge, die door deze methode , ', genezen" waren. Eén der vrouwelijke getuigen had eerst de godsdienstoefeningen van verdachte gevolgd en vond de behandeling ook zuiver ohristolo- 'giso'h. Ze verklaarde: „Het was alsof er een weldadige warmte in mij was, een soort k r u i k j e". Niettegenstaande zulke vooral in den wintertijd aangename gewaarwordingen, kwam het O.M. er niet van onder den indruk en eisc'hte, al waa verdachte misschien niet te kwader trouw, ƒ25.— boete of 10 dagen hechtenis, 't Spijt ons, dat ons de uitspraak in deze zaak niet onder de oogen kwam.

Terecht verwijst onze abonne, die dit knipsel inzond, naar de artikelen van Dr Jasperse over Möttlingen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1935

De Reformatie | 8 Pagina's