GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ingezonden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ingezonden.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)

Het kerkrecht der Doleantie verdedigd tegen haar eigen zonen.

In de onlangs verschenen brochure van Dr H. Kaajan, getiteld: „De Doleantie en haar kerkrechtelijke beginselen", een verdienstelijke brochure met welker inhoud we het over het algemeen geheel eens zijn, ze bevat trouwens niet anders dan een voorstelling van beginselen, die onder ons, voor zoover ik weet, volkomen zekerheid hebben, staat, helaas, een enkele zin, die, hoe euphemistisch ze ook klinken moge en hoe soepel ze ooii gesteld moge zijn, toch in dien fluweelen handschoen een doodelijken steek aan het kerkrecht der Doleantie toebrengt. Temeer als men gemakkelijk begrijpen kan welke bedenkelijke collegialistische strooming onder ons met dien zin verdedigd wordt. De zin is deze: „Misschien heeft de Doleantie... op de zelfstandighei d en d© v r ij e confoederatie der verschillende locale kerken wel eens ietwat e e n z ij d i g den nadruk gelegd" (a. w. p. 30). Bewijzen hiervoor? Ze worden niet genoemd. Geen enkele! Alleen wordt gezegd zonder vermelding van plaats: „ook Dr H. Bavinck maakte deze opmerking". Tegen dit in verdenking brengen van de kerken der Doleantie en het werk Gods door haar geschied, kom ik met alle kracht op. Temeer, daar deze zin uit Dr Kaajans werk, om begrijpelijke redenen, door sommige andere bladen naar voren gebracht en nog wat aangedikt wordt (zoo „De Heraut" 5 Januari 1936). Zij het, natuurlijk (!) met eenige verontschuldiging voor de mannen der Doleantie, namelijk, dat dit eenzijdige bij hen een soort reactie was tegen het Herv. kerkgenootschap. Op die manier kan dan ook wel heel hun kerkrecht een reactie genoemd worden tegen het Herv. kerkgenootschap. Men zij hier derhalve voorzichtig en spreke niet in algemeenheden.

Men noeme man en paard en zegge waarin zij in het opkomen voor de zelfstandigheid en de vrije confoederatie der Geref. Kerken te ver gegaan zijn. En kome dan met argumenten uit de Heilige Schrift en ons Geref. kerkrecht om aan te toonen, dat zij daarin te ver gegaan zijn. Maar men spare de eer der vaderen on der Kerken van 1886 voor zulke algemeene vetdachtmakende uitdrukkingen.

Ik meen herhaaldelijk aangetoond te hebben, dat de mannen der Doleantie geheel zuiver en juist terug gingen tot Wezel en Embden, zich niet latende leiden door de verdorven prakt ij k der vaderen, maar door de beginselen der Heilige Schrift, zooals die door Calvijn weer bloot gelegd waren, en in Wezel en Embden door onze kerken als de basis voor ons kerkverband aangenomen waren. Eenerzij ds erkennende de autonomie der plaatselijke kerken, andererzij ds den plicht tot het aangaan van een Schriftuurlijk kerkverband tot wederzijdschen steun, opzicht, tucht. Daarbij erkennende de macht en het gezag der synodes om bindende besluiten te maken, waaraan de kerken zich te houden hebben, tenzij de uitzondering, in kerkenorde en lastbrief genoemd, zich mocht voordoen. Een gezag, dat echter naar de Schrift, Belijdenis en Kerkenorde het wezen der plaatselijke kerk heeft te eerbiedigen en dit niet door eigenmachtig ingrijpen van buiten mag schenden, doende wat de plicht en de taak van die plaatselijke kerk is. Met zulk doen wordt op collegialistische wijze de autonomie der plaatselijke kerk aangetast. Moet er reformatie plaats hebben in zulk een Iterk, z ij moet het doen. Al kunnen de zusterkerken bijstaan, niet die zusterkerken (kerkverband) doen het, zij doet het en moet het doen, anders tast men haar autonomie aan.

Nu is een zin als die van Dr Kaajan te erger, omdat daarmee niet alleen een blaam geworpen wordt op het kerkrecht der Doleantie, maar heel dit kerkrecht onderstboven geworpen wordt. „Misschien heeft de D o 1 e a n t i e (ik spatiëer) op de zelfstandigheid en de vrije confoederatie wel eens ietwat eenzijdig nadruk gelegd." Dat is althans ten deele gelijk geven aan Hoedemaker. Mag ik verwijzen naar mijn pas verschenen artikel in „Anti-rev. Staatkunde", „De Bedoeling Gods met dit land" (De Worsteling om den Christelijken Staat), p. 480, 498 en v., waar ik behandeld heb hoe juist dit punt (de autonomie der plaatselijke kerk en daartegenover de „eenzijdige nadruk door de Doleantie daarop gelegd") oorzaak was van de breuk tusschen Hoedemaker en Kuyper en Rutgers. Tevens heb ik daar behandeld hoe Kuyper en Rutgers door hun Calvinisme tot vrijmaking der plaatsejij k e kerken kwamen en moesten komen. Een scheur in hun kerkrecht, ook maar een kleine scheur, is, als bij een kostbare vaas, heel dat kerkrecht en daarmee heel de actie der Doleantie van hun waarde berooven. Met dank voor de plaatsing,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

Ingezonden.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 1936

De Reformatie | 8 Pagina's