GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

y/ Predikaut-N.S.B.-er.

De Hervormde Kerk heeft naast communistische, ook nationaal-socialistische predikanten; beide zijn de kluts kwijt. In het „Amsterdamsche Kerkbeurtenblad" treft ons een ingezonden stuk van den volgenden inhoud:

In een verslag, gegeven door „De Standaard" van Maandag 26 Oct. j.l. over de kranslegging door de bemanning van de kruiser „De Ruyter", stond o.a. vermeld, dat Ds L. C. W. Ekering, als vertegenwoordiger der Ned. Herv. Kerk te Amsterdam, den fascistengroet bracht bij de graftombe van De Ruyter.

Dat Ds Ekering Fascist of N.S.B.-er is, dat is zijn goed recht. Maar het past zijn weleerwaarde niet, als officieel vertegenwoordiger zijner kerk, den groet te brengen, die het monopolie van het Nationaal- Socialisme is. De Herv. Kerk in haar geheel heeft niets, maar dan ook niets uit te staan met. welke politieke partij ook. Ds Ekering zou op deze manier de gedachte kunnen wekken, dat, met name de Herv. Kerk te Amsterdam zich nauw verbonden weet aan het Fascisme of aan de N.S.B.

Waar nu in onzen tijd tegen schier allen wordt gezegd: bezin u op uw taak In de kerk, in de maatschappij, in de politiek en waar niet al; daar heeft de Kerk in al haar deelen de taak te wijzen op den hoogsten Führer Jezus Christus, de Heer Zijner Kerk. Hem alleen wordt de eer en de verheerlijking toegebracht.

Laat ieder voor zich zijn eigen politieke overtuiging de beste achten. Maar laat men dan niet de kerk misbruiken om daar met opgestoken hand te betuigen, dat boven of naast het Evangelie nog iets beters te vinden is op aarde, dat waarde heeft en aandacht verdient.

De dienaars der kerk zijn toch, krachtens hun beroepsbrief, in de allereerste plaats predikers van het Evangelie. Dat wil ook zeggen menschen, die dat Evangelie bewust belijden en beleven. En het ook zoo brengen, niet vermengd met allerlei politieke gedachten.

Ik vraag mij ten slotte af, of de kerk, met name onze Herv. Kerk te Amsterdam, dit gevaar zal zien, dat van binnen uit haar bedreigt; of moet er eerst een Karl Earth onder haar opstaan, die opnieuw de kerk zal wijzen op haar taak en roeping in de wereld.

Chr. Frerichs.

Enkele kantteekeningen:

1. Indien Ds E. de Hervormde Kerk vertegenwoordigde, had hij dien buitenlandschen groet niet mogen brengen.

2. Dat hij „fascist" is, is „zijn goed recht" niet; niemand in heel de wereld heeft dat „goede recht", want de Schrift verbiedt het.

3. Indien inzender daarop gewezen had, zou zijn betoog aan het eind niet terecht gekomen zijn bij dezelfde misvatting, als die door N.S.B.-ers en C.D.U.ers telkens wordt verdedigd, en door Kart Barth niet kan ontzenuwd worden.

Ook Ds Kievit spreekt van oorspronkelijkheidsziekte.

„De Waarheidsvriend", die door den arbeid van Ds Woelderink er zeer op vooruitgegaan is, wat de wetenschappelijke bezinning betreft, bevat een artikel van diens hand, waarin hij zich verweert tegen Ds Kievit. Blijkbaar heeft ook deze gehoord van het modewoord, dat sedert enkele weken in zwang kwam bij christelijke gereformeerden, kerstenianen, en anderen, die, naar Prof. Hepps teekenende woorden van enkele jaren geleden, eenige kilometers achteraan komen. Ds Woelderink schrijft:

Ds Kievit weet heel goed, dat de vaderen bijna uitsluitend van een verbond der beide Eerste Personen spreken. Bij de opvatting van Ds Kievit kan men den gedachtengang der vaderen onaangerand laten staan, van een verbond van Vader en Zoon blijven spreken en daarnaast toch het verbond der verlossing verklaren als een verbond van de drie Personen in het goddelijk Wezen. Want om te veronderstellen bij deze onderscheiding, dat Ds Kievit plotseling door de oorspronkelijkheidsziekte is aangetast, gelijk mij ten laste is gelegd, gaat wel wat ver.

Het laatste zelfstandige naamwoord is de door ons bedoelde mode-term.

Ameiikaansche stemmen over de Synode.

Over onze jongste Synode las ik iets in Amerikaansche bladen. Allereerst „De Wachter". Daarin schrijft Ds Bruinooge (inzake de beslissing betreffende N.S.B, en C.D.U.):

Dat mag inderdaad een belangrijk besluit genoemd worden. Het houdt niets minder in dan dit: dat de Kerk haar lidmaten niet toelaat zich aan te sluiten bij welke politieke partij dan ook. Naar deze uitspraak zijn het lidmaatschap van bovengenoemde partijen en dat der Kerk niet te vereenigen. Het zal ons niet verwonderen als er tegen dit besluit heftig wordt te velde getrokken. Sommigen zullen meenen, dat door dit besluit hun politieke vrijheid is aangerand. Zij zullen beweren, dat de Kerk zich met zulke dingen niet behoorde in te laten.

Toch, dunkt ons, is dit een wijs en voorzichtig besluit. Wij leven in een tijd, dat de grenzen al meer en meer worden uitgewischt. De grenzen tusschen de Kerk en de wereld, wat behoorlijk en niet behoorlijk is, tusschen goed en kwaad. Alles wordt als een probleem gezien en veel wordt vanwege de tijdsomstandigheden verontschuldigd. Het is echter duidelijk, dat men geen twee heeren kan dienen: God en de wereld. Men kan niet in de gemeente Christus als zijn Heer erkennen en Hem buiten de Kerk verloochenen. Men moet in dezen kiezen en niet trachten te deelen.

Tweeheid in de belijdenis en in het leven doet onnoemelijk veel kwaad. We kunnen dat telkens in ons eigen land zien. Menschen, die in hun privaat leven godsdienstig zijn en schijnbaar goede leden der Kerk, maar die op het publieke levensterrein van geheel andere dan de Christelijke beginselen uitgaan. Zij schijnen te meenen, dat de wet des Heeren wel geldig is en kracht heeft voor het private en kerkelijke leven, maar dat dan de grens moet worden getrokken en dat aan de andere zijde van die grens andere of geen wetten geldig zijn. Wanneer zullen we toch eens van die tweeheid verlost worden: van tweeërlei maatstaf, tweeërlei weegsteen, tweeërlei recht, tweeërlei levenshouding en wat er meer van dien aard onder Christenmenschen gevonden wordt.

„Niemand kan twee heeren dienen; want of hij zal den eenen haten en den anderen liefhebben, of bij zal den eenen aanhangen en den anderen verachten. Gij kunt niet God dienen en den Mammon." Dat is duidelijke taal, die voor geen tweeërlei uitlegging vatbaar is. Een kind kan het begrijpen, doch groote menschen willen het soms niet begrijpen en wel om zekere oorzaken ofte beweegredenen.

In hetzelfde orgaan merkt Ds Keegstra op:

Met „Een synodaal besluit" bedoelen we hier een besluit, onlangs genomen door de Algemeene Synode der Nederlandsche Gereformeerde Kerken, die gehouden werd in Amsterdam. N.S.B, en C.D.U. zijn de verkortingen van „Nationaal Socialistische Beweging" en „Christelijk Democratische Unie", twee politieke organisaties in Nederland. Leden der Gereformeerde Kerken sloten zich in den laatsten tijd bij die organisaties aan en maakten er misschien propaganda voor, terwijl toch die organisaties blijkbaar beginselen aanhangen, die met Gods Woord en de belijdenis in strijd zijn. Daarover was in de Nederlandsche bladen tevoren reeds veel geschreven en door onderscheiden instructies kwam de Synode voor de vraag te staan, hoe met zulke kerkleden te handelen, die zich bij die organisaties aansloten. De zaak is in comité behandeld, zoo we meenen en 't schijnt nog al voeten in de aarde gehad te hebben, om tot beslissing te komen. Trouwens hier lagen voor een zuiver Gereformeerde procedure voetangels en klemmen. Wat er besloten is, laten we hier volgen. (Zie het artikel van Rev. Bruinooge over dit onderwerp.)

Zulk een besluit op verren afstand te beoordeelen, is niet gemakkelijk. Onze kennis van de N.S.B, en C.D.U. is te onzeker, om er met beslistheid over te kunnen spreken. Toch, naar wat we er in verschillende geschriften van gelezen hebben, komt het ons voor, dat de Synode met minder moeilijk volstaan kon en ook dat ze voorzichtig handelde met de regels aan te geven, naar welke door de kerkeraden de oefening van vermaan en tucht zal moeten plaats grijpen.

Het geheele synodale advies nagaande met de toelichtingen en beoordeelingen, die we er in onderscheiden Nederlandsche bladen over gelezen hebben, meenen we te mogen constateeren, dat er tusschen dat advies en ons ingenomen standpunt, dat wij als kerk ingenomen hebben ten opzichte van leden onzer kerk, die zich bij de Vrijmetselaars en soortgelijke organisaties aansluiten, niet zulk een principieel verschil bestaat als sommigen schijnen te meenen. Meer dan eens is er over ons standpunt ten opzichte van het lidmaatschap bij de Vrijmetselaars en dergelijke geheime genootschappen van leden onzer kerk het oordeel geveld, dat we de tucht over die genootschappen oefenden, ze in den ban deden. Maar ik zie niet, hoe die beschuldiging uit wat er ten onzent dienaangaande besloten is en gedaan wordt, te rechtvaardigen is. En ter andere zijde kan, dunkt ons, toch niet ontkend worden, dat de Nederlandsche Synode wel een scherp veroordeelend vonnis over de N.S.B, en C.D.U. heeft uitgesproken. Men zie het eerste punt 2 van het besluit, 't Komt ons voor, dat men in Nederland één van twee, óf van standpunt veranderde, óf ons doen ten opzichte van de geheime genootschappen vroeger ten onrechte veroordeelde als tucht over degenen, die buiten zijn.

Ds H. Hoeksema schrijft in de „Standard Bearer" ook over de kwesties der „meeningsgeschillen"; aldus:

..-Op iemand, die, zooals ondergeteekende, als buitenstaander en van uit de verte en dus in koelen bloede, de rapporten leest over de behandeling van de kwestie „leergeschillen" door de Generale Synode der Gereformeerde Kerken in Nederland, maakt heel de zaak een ietwat vreemden indruk.

De indruk, dien ik er van ontving, is misschien het best te beschrijven door de woorden: oppervlakkige, zenuwachtige haast.

Heel de zaak, in haar ter tafel gebracht worden, bespreking en eindelijke beslissing, werd, van de zijde, die haar opbrachten en met alle macht wilden doordrijven (Dr Hepp, Dr Kuyper, e.a.) gekenmerkt door een zekere oppervlakkige zenuwachtigheid, die kalme berading en overweging onmogelijk maakt.

Wat in dezen door de Synode werd behandeld en beslist, is zoo geheel in tegenstelling met hetgeen we van Nederlandsche Gereformeerden en Nederlandsche theologen en Nederlandsche Synoden gewoon zijn en verwachten. Het ging er, om nu eens dit woord uit Nederlandsch oogpunt te bezigen, eigenlijk een beetje „amerikaansch" naar toe op de Synode van Amsterdam!

Dit is in de eerste plaats reeds waar van de wijze, waarop heel de zaak werd opgebracht.

Er was wettig niets ter tafel, niets, dat van kerkeraad, classis of particuliere synode voor de aandacht der Synode was gebracht. Er was een voorstel-B o 1 s- w a r d, dat wilde, dat de Synode een getuigenis tot de kerken zou richten, waarin zou worden aangemaand tot wat meer openbaring van den geest der broederlijke liefde in de polemiek. En de synode besloot om alzoo te doen. En als we 't nu goed hebben begrepen, werd in verband met dit voorstel-Bolsward zoo maar door twee der afgevaardigden, Dr Polman en Ds Van der Vegt, de heele kwestie „leergeschillen" in den vorm van een voorstel voor de Synode gebracht! En de Synode, zonder zich er aan te storen of dat nu de wettige weg was, om zulk een gewichtige zaak voor de Synode te brengen, pakte haar aan!

Met alle achting overigens voor de kennis, die men in Nederland heeft van Gereformeerd Kerkrecht, moet het mij toch uit de pen, dat men in deze zaak de beginselen van Gereformeerd Kerkrecht met voeten heeft vertreden. En ik moet me zeer vergissen, als we hier niet meer van zullen hooren in de Nederlandsche bladen, nu de Synode verdaagde en als straks de zenuwen een beetje gekalmeerd zijn en men een kalm en bezadigd oordeel zal kunnen vellen over hetgeen de Synode van 1936 in deze zaak besloot.

Inzake de „gemeene gratie":

Nog op één ding moet ik wijzen in dit verband.

Beide, Dr H. H. Kuyper en Dr V. Hepp, noemden Amerika in verband met den strijd over de gemeene gratie.

Vooral Dr Hepp wees er op, dat de Christelijke Gereformeerde Kerken ten onzent hare beslissingen inzake de gemeene gratie genomen hebben in het licht, dat men uit Nederland had gekregen, en dat het een slag in het aangezicht .van deze kerken zou zijn, indien de Nederlandsche Synode nu deze zaak terzijde zou leggen.

Dat was, in meer dan één opzicht, een vreemd argument.

In de eerste plaats doet het bijna vermoeden, dat er van hier reeds zekere drang werd geoefend op sommige der leiders in Nederland, om toch vooral op het stuk der gemeene gratie de Christelijke Gereformeerde Kerken ten onzent niet in den steek te laten. Er dreigt in dit opzicht in den laatsten tijd metterdaad gevaar. Slechts weinige jaren geleden kon men nog schrijven, dat twijfelen aan de gemeene gratie in Nederland ondenkbaar was. En thans geldt dat reeds niet meer. Het zou geen wonder zijn, zoo men ten onzent een beetje ongerust werd over den gang der zaken, en dat men ook hier liever zag, dat men in Nederland zoo spoedig mogelijk een kerkelijke uitspraak formuleerde, waardoor de „gangbare leer" der gemeene gratie werd vastgesteld. En zoo zou het niet ondenkbaar zijn, dat men van hier een poging had gewaagd, om sommige leiders in Nederland van de urgentie der zaak te overtuigen.

Maar in de tweede plaats doet het argument van Dr Hepp vreemd aan, omdat het uitgaat van de onderstelling, dat de Kerken hier en daar te recht of te onrecht, in waarheid of leugen, door dik en dun heen solidair moeten blijven en elkander moeten steunen. Het zou toch immerS ook kunnen, dat de Christelijke Gereformeerde Kerken alhier dien „slag in het aangezicht", waarvan Dr Hepp sprak, moesten hebben? Dat zou wel kunnen, ook indien het waar is, dat de Kerken alhier „het licht" der „Drie Punten" uit Nederland hadden ontvangen. Het licht der „Drie Punten" kan wel duisternis zijn, en is metterdaad duisternis. En als de zaak nu eens zoo stond, dat het „gemeene gratie licht", dat in 1924 alhier uit Nederland scheen, en dat thans in de „Drie Punten" schittert, duisternis is, moeten dan de Nederlandsche Kerken nog eens die duisternis bestendigen, alleen om de Kerken hier geen slag in het aangezicht te geven? Dan komt men immers nooit uit de duisternis!

Eindelijk doet het argument van Dr Hepp ook vreemd aan, omdat het van tevoren reeds uitgaat van de veronderstelling, dat het onderzoek, dat door de deputaten zal worden ingesteld, zal uitloopen ten gunste van de „gangbare leer" der gemeene gratie. Indien dit niet zoo zou zijn, dan kreeg de Synode van 1924 alhier immers nog veel zwaarder en pijnlijker slag in het aangezicht!

Bij Dr Hepp staat het blijkbaar reeds vast, wat het resultaat van dit onderzoek zal worden op dit punt.

Dat mocht echter bij hem niet vaststaan.

De deputaten moeten vrij zijn, om in het licht van Schrift en Belijdenis ook tot de conclusie te komen, dat er geen gemeene gratie is.

En we hopen van harte, dat de deputaten deze vrijheid zullen handhaven in hun onderzoek.

Onnoodig, op te merken, dat ik lang niet elk woord van Ds Hoeksema voor mijn rekening neem. Evenmin als in andere gevallen. Anders zou men geen „Persschouw" kunnen schrijven.

Waar evenwel ter Synode over Amerika gesproken is (in openbare zitting) door Prof. Kuyper (in verband juist met de gemeene-gratie-kwestie) lijkt het me wel aardig, ook eens te doen hooren, wat Ds Hoeksema zegt, die over de gemeene gratie een conflict heeft gehad met de Amerikaansche broeders, en wiens theologische meeningen overigens de mijne niet zijn, al zijn de opinies van zijn bestrijders en bloc het misschien evenmin.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 november 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 november 1936

De Reformatie | 8 Pagina's