GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Stroomannen", en nog wat.

We citeerden, wat de heer Aigra schreef over de professoren ter Synode, en zijn 'blij, thans ook dit te kunnen doorgeven van denzelfden schrijver :

In een discussie over de professoren op de Synode heb ik den term stroomannen gebruikt.

Dat 'kwam zoo.

Als in de kringen van onze kerken gesproken wordt over den loop der discussies te Amsterdam, dan komt er nog al eens een voorstel ter sprake, door twee predikanten ingediend, die nog niet eerder ter Synode waren geweest. Als er dan een „insider" bij het gesprek tegenwoordig is, dan hoort men terstond de opmerking: o, dat was eigenlijk een voorstel van Prof. X.

Daarom heb ik den term stroomannen gebruikt.

Maar die term is verkeerd.

Want men zou er uit kunnen opmaken, dat de betrokken broeders geen eigen oordeel over de zaak hadden. Een dier broeders schrijft mij, dat hij meent, in de betrokken zaak den Heere te hebben gediend, terwijl, volgens mijn oordeel, 'hij' slechts de heeren zou 'hebben bedoeld.

Ik kan mij voorstellen, dat hij' ernstig bezwaar heefl tegen den door mij gebruikten term en ik neem die uitdrukking daarom terug.

Het ging trouwens niet over de houding van sommige Synodeleden, maar over den invloed der Professoren.

En wat ik daarover schreef, blijft van kracht.

De Synodale discussies zijn ontaard in een hoogleerarendebat.

Zooals het er nu staat, ben ik het er geheel mee eens. De Synode is gespannen voor een professorenwagen; óók dat heb ik bedoeld, toen ik, voorzichtig aanduidende, sprak van het spannen van kerkelijke paarden voor een niet-^kerkelijken wagen.

Dit alles is overigens des te merkwaardiger voor wie bedenkt, wat thans —• maar dan in een totaal ander verband — „De Heraut" opmerkt, en waf ik overneem via Dr v. d. Zanden in Gron. Kb., „dat... de Synode zich te houden heeft aan het­ geen uit 'den boezem der Kerken tot haar

Maar wat wil mien? Het mechanisme van een vergadering is een wonderlijk ding. Als de voorzitter der Synode — ik spreek over publieke zaken — gelet op de situatie, met het „voorstel der 8" precies zoo had gedaan als in een analoog geval, toen het ging over het promotierec'ht, dan was de heele zaak anders gelo'open; d.w.z., dan had men eens rustig kunnen kijken, wat er nu eigenlijk aan de hand was volgens het bezonken oordeel 'van de straks te vergaderen profeten en priesters en koningen Ghristi. Maar de voorzitter handelde anders. En toen was de stemming weer veranderd, en kon er weer eens een week lang worden nagedacht, en is er weer ééntje van meening veranderd (zonder 'dit te zeggen aan de andere 7) en kon gezegd worden, dat het voorstel van de 8 van de baan was, hoewel dat niet juist was, omdat het voorstel niet van 'de baan was al was er intusschen één omgezwaaid.

En zoo wordt 'dan 'de geschiedenis geboren. Wat de één de „trouw" van den voorzitter noemt (De Heraut), dat vindt de ander één van zijn zwakke oogenblikken (De Reformatie). En wat zuUen we verder doen? Rustig 'door blijven gaan, en vooral niet ondergronds 'gaan werken.

De volgorde.

Prof. Dr J. Ridderbos schrift in „Geref. Theol. Tijdsöhrift o. m. iets over 'de volgorde der woorden: „geloof, bekeering, zelfonderzoek". We lezen:

Daarom juich ik het ook toe, dat in de verklaring der Synode geloof en bekeering eerst, en daarna de zelfbeproeving wordt genoemd. Geloof en bekeering zijn de primaire eischen van het Evangelie; zelfbeproeving, en — zoo men tusschen deze twee wil onderscheiden — ook zelfonderzoek in den ruimsten zin zijn noodig in verband daarmede. En van de kenmerken geldt hetzelfde.

Het verblijdt me, dat ook Prof. Ridderbos deze volgorde goedkeurt. Het zelfde blijkt thans óók het geval met het „Calvinistisch Weekblad". Dat noemt in verband daarmee verscheidene namen. De naam van deu man, die — gelijk achteraf publiek geworden is — deze volgorde heeft voorgesteld, wordt evenwel verzwegen. Hetgeen, als men eenmaal namen noemt, in de tegenwoordige omstandigheden te denken geeft, temeer waar het artikel van Prof. Greijdanus, die deze bijzonderheid in ons blad meedeelde, den schrijver tot bron verstrek! heeft, en ook alleen verstrekken kón.

Overigens heeft „De Heraut" nog met geen enkel woord geantwoord op mijn vrag.en, gesteld in hetzelfde „Reformatie"-nuinmer, waarin Prof. Greijdanus bovenbedoejde mede deelingen gaf.

„Dinaso" en N.S.B.

Er 'bestaat een Belgisch blad „Hier Dinaso", waarvan 'het nr. van 2 Januari 1937 voor me ligt (5e jrg. nr. 5). Geest en bedoeling van het orgaan laten zich wel kennen uit volgende passages:

BIJ HET HUWELIJK VAN PRINCES JULIANA EN PRINS BERNHARD 7 JANUARI 1937.

AAN KONINGIN WILHELMINA BIEDEN WIJ ONZE GELUKWENSCHEN AAN BIJ HET HUWELIJK VAN PRINCES JULIANA.

AAN PRINCES JULIANA EN PRINS BERNHARD BIEDEN WIJ ONZE GELUKWENSCHEN AAN BIJ HUN HUWELIJK.

Wij betuigen aan het Huis van Oranje bij deze gebeurtenis onze heilwenschen al betreuren wij, dat dit Koningshuis de laatste honderd jaren niets deed om de eenheid van het Dietsche Volk en van de Nederlanden te herstellen.

Wij weten, dat een machtig deel van de schuld aan deze nalatigheid ligt bij de leiders der democratie, die den Vorstenhuizen het bestuur ontroofden en deze verlaagden tot dekmantel van de wandaden der democratie.

Wij bieden onze gelukwenschen in de hoop, dat Oranje de lang verwaarloosde en door het Verdinaso hervonden en gevoerde politiek van den Vader des Vaderlands, waar mogelijk, uit alle kracht zal steunen. HET IS DE POLITIEK VAN HET VEREENIGDE DIETSCHE VOLK, DE VEREENIGDE NEDERLAN­ DEN, DE POLITIEK VAN GEZAG, RECHTVAARDIG­ HEID EN ORDE.

JORIS VAN SÉVERËN,

Leider van het Verdinaso.

ERNST VOORHOEVE,

Organisatieleider voor Rijksnederland.

Alsmede 'door wat 'hieronder volgt (uit een artikel van Joris van Severen):

Met dit te velde verschijnen van het Verdinaso werden ineens de oplossingen voor de groote vraagstukken die het leven van het Dietsche volk beheersohen, in hunne grondige wezenlijkheid en met eene niets en niemand ontziende beslistheid verkondigd; den Dietschen volksstaat gebouwd op de organisoh-sotidaristische orde; oplossingen die in het jaar 1934 tot 'hunne volkomenheid werden doorgevoerd; het Dietsche Rijk gegrondvest op de organisc'h-solidaristische orde; het Rijk der Nederlanden omsluitende op dien grondslag, in eene hiërarchische verbondenheid: de Dietsohers, de Friezen, de Walen en de Luxemburgers.

En niet alleen werden die oplossingen verkondigd; maar ziji werden te midden van het volk gedragen, in de Noordelijke zoowel als in de Zuidelijke Nederlanden door eene politieke strijdorganisatie wier moed en dapiperheid, wier innerlyke kracht en tucht in de Nederlanden nooit te zien geweest waren.

Geen wonder dan ook, integendeel!, dat al de machten die verscheurdheid van de Dietsche volksgemeenschap en van de Nederlanden willen bestendigen, en al de machten die in de Nederlanden het liberalistisch.

demooratisoli, marxistisch systeem •willen behouden of bevorderen tegen dat Verdinaso den kamp aanbonden met al de middelen van het geweld, van den lengen en van de laagheid.

Zooals men bijna begrijpt, beteekent „Verdinaso"; „Verbond van Dietsche Nationaal-Solidaristen'. Ook in dit verbond wordt „bevolen":

BERICHTEN VAN DE LEIDING VAN HET VEKDINASO.

In de hoop, dat de Vorstenhuizen, regeerende over de gebieden, die tezamen de Nederlanden vormen, zullen voeren: de eenig heilzame politiek der VEREENIGDE NEDERLANDEN, viert het Verdinaso de voor die Vorstenhuizen belangrijke gebeurtenissen.

IK BEVEEL DAAROM, DAT ALLE DINASO- SüIZEN IN NEDERLAND EN IN BELGIË OP 7 JANUARI 1937, DEN HUWELIJKSDAG VAN PRINCES JULIANA, GEDURENDE DEN GE- HEELEN DAG ZULLEN VLAGGEN MÉT DE (oöiciëele) DINASO-VLAG EN/OP DE ORANJE-WIT- BLAUWE VLAG.

De Leider van het VERDINASO,

JORIS VAN SEVEREN.

En tevens worden er hemden gedragen:

DINASO-HEMDEN!

Dinaso-hemden!

Tot nader bericht zullen door miji geen Dinasohemden meer geleverd worden.

Men gelieve derhalve geen bestellingen over te maken.

L. vanHerzeele, Administrateur.

In dit orgaan is men niet al te best te spreken over de Nederlandsche N. S. B. Nadat herinnerd is aan mijn brochure: „Geen Duimbreed!" wordt opgemerkt:

Hierin behandelt de schrijver de verklaring die Kerkelijke leden van de N. S. B. teekenen om zich te dekken tegen mogelijke maatregelen door de Kerken tegen hen te nemen.

De verklaring („voor Gereformeerden", voegt het blad er niet ongeestig aan toe) luidt aldus: (Onze) lezers kennen ze reeds, maar we citeeren ze gemakshalve nog eens):

„Ondergeteëkende. ..., wonende te...., lid der Geref. Kerk aldaar, verklaart bij' deze, dat hijl niet voor zijn rekening neemt, wat in officiëele of officieuze geschriften der N. S. B. zou voorkomen in strijd met Gods "Woord en de Gereformeerde Belijdenis en dat zijn lidmaatschap der N. S. B. dit ook niet eischt of onderstelt. Tevens verklaart bijl, dat zijn belofte als N. S. B.-er hem geen verplichtingen oplegt, die in strijd zouden zijn met Schrift en Belijdenis voornoemd en dat, indien dit zou voorkomen, hiji zijn belofte vervallen zou achten."

„Hij' betuigt het recht van den Kerkeraad te erkennen, om hem te ondervragen, te onderwijzen en mtspraak te doen over zijn leer en leven op grond als boven, waarbiji hij zich aan het oordeel van den Kerkeraad belooft te onderwerpen met behoud van beroep- op meerdere vergaderingen."

Het blad „Hier Dinaso'' merkt dan zijnerzijds op:

Zeer terecht vraagt Prof. Schilder (vriens betoog wijl overigens buiten beschouwing laten) aandacht voor deze meAwaardigheid:

„Een hypothetisch en onbepaald quantum, OOK VAN OPFIGIEELE N. S. B.-PAPIEREN, kan men als N. S. B.-er, zonder dat de N. S. B. zelf daartegen bezwaar heeft, weigeren voor zijti rekening te nemen. Maar als Geref. N. S. B.-ers dit mogen doen, dan hebben binnen het kader der N. S. B. andere leden gelijk recht. Dan mogen Roomschen een ander onbepaald en hypothetisch quantum afwijeon, en Herv'ormden weer een ander en desgelijks Vrijmetselaren. ... en Joden.... en zeer vele anderen." Hierna besluit het blad als volgt:

De democratie mangelt het aan VERANTWOORDE­ LIJKHEID. Als het spannen gaat zijn de verantwoordelijken voor bepaalde misslagen en tekortkomingen nergens te vinden. Uiteindelijk komt men terecht bijl het parlement. En wat is het parlement? Het volk zelf immers! Wat heeft het Volk dan rekenschap te vragen aan hen die haar opperste levensbelangen behartigen moeten. Het heeft het zelf gewild.

Db N. S. B. klaagt het gebrek aan verantwoordelijlkhedd in de democratie biji tijd en wijlen aan. Edoch: Het staat toe dat in haar midden, officieus en zelfs OFFICIEEL, beginselen verkondigd worden waarvoor de verantwoordelijkheid niet behoeft te worden genoinen.

De ziekte der democratie heeft de N. S. B: nog steeds niet uit gebannen.

Wij voor ons gelooven niet, dat de democratie bij de N. S. B. nog te veel vertroeteld wordt. Wij gelooven aUeen maar, dat de organisatie van den heer Mussert er niet tegen op ziet, terwiUe van de ledenwerving dingen te doen, waarvoor een beihoorlijke partij zich zou wachten. Mooh intussohen — wat we niet verwachten —• het van deze en dergelijke manipulaties verwachte resultaat verkregen zijn, dan zal de democratie wel dadelijk „uitgebannen" worden.

Een N.S.B.-dominee.

Men weet, dat volgens de N. S. B. de dominees niet aan politiek mogen doen. Daar is hun taak te „verheven" voor.... Maar de heer Ds v. Duyl, om van anderen (b.v. Dr Boissevain) nu maar niet te reppen, zijn welkom, als ze maar reclame kunnen beteekenen. Het blad „Hier Dinaso" citeert volgend bericht uit „De (Belgische) Standaard" d.d. 28 Noy. 1936:

„Het hoofdbestuur van de Groep van Vrijzinnig Godsdienstigen in Nederlandsch-Indië heeft zich tot haar leden gewend met het voorstel, twee predikanten uit Nederland te laten komen, waarvoor het'ihet'ver­ lof zijnde bestuurslid Dr H. Jansen thans moeite doet, evenwel tot heden zonder succes, omdat er geen vrij^ zinnige predikanten werden gevonden, die bereid zijn om naar Indië te gaan. Het bestuur houdt dan ook reikening met mislukking van het plan."

„Hier Dinaso" knoopt er deze opmerking aan vast:

Het hoofdbestuur vergist zich. Dit zelfde jaar nog ging Ds VAN DUYL naar Indië en hield groote predikaten. Nu was Ds van Duyl uitgezonden door de N. S. B., welke bond verlangt dat geestelijken zich buiten de politiek houden zullen, zoodat deszelfs werkzaamheid in Indië wel geheel godsdienstig zal zijn

Wanneer is „Jezus" „Christus" geworden?

In de „Groene Amsterdammer" schreef Ds G. J. Sirks een opstel over: „Kerstmis" (in de in haar titel misverstand wekkende rubriek „Geestelijk Leven"). De schrijver spreekt eerst over den doop van den Heiland:

Er is een zaak die van groot belang is om Kerstmis te verstaan: Kerstmis is niet het oudste feest der Christenheid. De tijd waarin het erkend is ligt niet in de allereerste eeuweu onzer jaartelling. Het oudste feest was niet het geboortefeest, maar het doopfeest. Pasi vriji laat is dit laatste verdrongen en omgezet in Drie-Koningen, dat voor ons op 6 Januari valt. Waar het biJ! het doopfeest om ging? Wij! kunnen de oude beelden naar voren brengen; toen ziJn de hemelen opengescheurd en is de Geest als een duif op Jezus neergedaald en de stem heeft gesproken: „Dit is mij'n geliefde Zoon, in wien ik welgevallen heb". Dat alles geschiedt in het oude verhaal nadat Jezus, gedoopt, uit het water is opgestegen. Het gaat om dit ééne: toen is de Geest op Jezus gekomen. Anders gezegd: toen is Jezus de Christus, de gezalfde geworden. Toen is het goddelijk beginsel in hem neergeschoten.

Dat „neerschieten" van het „goddelijk beginsel" is natuurlijk voor gereformeerd besef fout. Want de beliidenis, dat Gods Zoon vleesoh geworden is, en dat Hij daartoe is ontvangen van den Heiligen Geest, kent aan den doop een heel andere beteekenis toe. Niet een ingestort goddelijk „beginsel", doch de openlijke roeping en (gedateerde, verdere) bekwaammaking tot en aanvaarding van het ambt, en het in den verbondskring zich stellen onder de wet is daar de hoofdzaak. En die tweede „instorting" is dan geen hoofdzaak, niet eens bijzaak, doch alleen maar een fictie. De schrijver vervolgt:

De ééne groote vraag die in de eerste eeuwen de Christenen bewogen heeft was: wanneer is deze Jezus de Christus geworden. En het antwoord is geweest: na zijn doop. Het wentelt dus niet zoozeer om de vraag naar het begin, maar om de vraag naar het beginsel dat in de wereld gaat ingrijpen. Het oude antwoord dat dit bijl Jezus' doop is gebeurd heeft niet bevredigd. Het oogenblik is vervroegd. Er is een spoor in het Evangelie dat het gelegd is by Jezus' eersten gang naar den tempel, toen hiji twaalf jaar was. Daar is de geest gekomen die hem in „de dingen des Vaders" tot vnjze maakte, die leeraren zich deed ontzetten over zijto inzicht. Diep is dit spoor niet getrokken. Nog vroeger is het oogenblik gesteld: hiji de geboorte is het gekomen, de geboorte zelf was vrucht van den Geest die de Moeder overschaduwde en het wonder bracht; het wonder van het doorbreken van een be^ ginsel in den gang der wereld, van een moment uit het eeuwige in den tijd.

„H è t eeuwige", en een „moment" daarvan; ook hier blijkt weer de afstand groot tussohen dezen auteur en de Schrift. Volgt men haar, dan is de vraag niet: wanneer Jezus Christus is „geworden"; want dan staat het eigenlijk zóó: omdat God den Christus wilde doen komen, daarom is de mensoh, genaamd Jezus, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet.

Eén onzer lezers vroeg onze meening hierover, omdat hij — begrijp ik het goed — de gronden weten wilde, waarom wij als gereformeerden afwijzend staan tegenover uitlatingen als deze (uit hetzelfde artikel):

Wii gaan aantoonen, dat deze figuur, Jezus Christus, niet als het groote mysterie plotseling gekomen is, maar hoe hiji gegroeid is uit menschelijik woelen en zoeken, uit verbeeldend denken; hoe bijl is geconcentreerd ideaal, opgestuwd culmiinatiepunt in de geschiedenis is.

Ik hoop hiermee voldaan te hebben aan 't verlangen van onzen lezer. Op Kerstfeest is geen „Jezus'' geboren, die nog tot „Christus" „wórden" moest, maar is Jezus als Christus geboren. De doop beteekent niet, dat de Heilige Geest Hem gegeven werd, maar was van het feit, dat deze Hem reeds gegeven was, teeken en zegel, en voor Zijn verdere (engere) ambtsbediening onderpand van boven.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1937

De Reformatie | 8 Pagina's