GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MUZIKALE KRONIEK

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Boek der Psalmen.

II

II. Heeft Ds Hasper in het muzikale gedeelte van zijn psalmberijming allerminst onze instemming, noch wat zijn noleering der melodieën betreft in kwart- en achtste noten, noch in zijn „triolen"theorie, niet minder tegenkanting staat hem van onzenlwege te wachten en zal hem ook van andere zijden geworden over zijn „syncope"-voorschriften, met al den aankleve daarvan, als daar zijn: inkorting van toon en woord in muzikale zinnen en

van poëtische versvoeten. Welk een zware opgave deze „syncopen"-beweging voor hem is gev> reest, getuigt wat hij zelf

ouder de Melodie van Ps. 16 bekent: „Terwijl in Psalm 6 de syncope gemakkelijk te zingen is, ... leveren alle andere syncopen in de psalmmelodieën moeilijkheden op in verband met den rhythmus der Nederlandsche taal. Hieruit ontstaat een conflict tusschen hen, die de melodie aan de taal en hen, die de taal aan de melodie willen opofferen. In deze berijming der psalmen, die de ongeëvenaard achoone melodieën der zestiende eeuw met hun levendig rhythme en kunstige structuur ongeschonden wil bewaren, is in alle gevallen, waarin het onmogelijk bleek den Nederlandschen tekst der woorden zóó te bouwen, dat het taalrhythme past bij den rhythmus der melodie, een oplossing gevonden door eene lettergreep op twee noten te zingen. (Zulk een lettergreep is dan cursief gedrukt). Aangezien hierdoor de versregel met ééne lettergreep ingekort wordt, stoort dit soms bij de voordracht; in dat geval wordt voor het lezen de regelmatige vorm van zulk een regel met kleiner letter tegelijk er naast gegeven."

En zoo, om den laatsten zin van Ds H.'s toeliditing te illustreeren, ziet dan in Psalm 16, regel 3 er aldus uit:

i „Weet, dat mij bui - ten U niets ge - viel [U hier]

Lezen!: „Weet, dat mij buiten U hier niets geviel".

Zingen I: „Weet, dat mij buiten U niets geviel".! Maar was, vragen we ons af, Ds H. zich dan niet bewust, temeer toen hij merkte dat 't bij de voordracht, bij het lezen, toch al te gek was, woordirhythme en accent door die ontbrekende lettergreep te verminken, dat ook de zanger gevoel hoeft voor en recht op juiste accentuatie en articulatie in muziek en woorden beide, bij het zingen?

Waarom gaf hij op die manier den zingenden kerkganger over aan een hortende .en moeizaam voortgaande dubbele syncopeerings-practijk ?

Want zoo gaat dat niet alleen in Psalm 16, maatzeker in nóg 27 andere psalmen!

En waartoe al dat ge-bouw en getimmer van ezelsbruggetjes, temeer omdat, zooals wij ziülen aantoonen, er in al die psalmregels zelfs niet de minste moeite school, in verband met den rhythmus der Nederlandsdie taal, den tekst zóó in te richten dat er noch van een conflict ter eener noch van een belemmering ter anderer zijde sprake behoefde te zijn?

Men oordeele, en dUs ook Ds H., welk bezwaar er was geweest om dien 3en regel uit Ps. 16 aldus voor te schrijven — gezien dat er naar „een oplossing" gezocht moest worden —:

„Weet, dat mfl bui-ten U hier niets ge-viel

Wie zal hier van geweldpleging aan tekst of melodie, van aanranding van beider maat en verdeeling kunnen spreken?

Loopt alles niet even glad en effen, daar de moeilijke, lange syncope vap Dis H. herleid werd tot de gemakkelijke, korbe, van Psalm 6

op „genadig", waar óók even goed nog één lettergreep méér, zooals in ons voorbeeld, gezongen had kunnen worden n.l. genadigüjk? :

Nog eens: laat ieder muziekkenner, vakmensch of leek, zélf zeggen of Mer ook maar één brokje ón- of de-natuur bij is?

En zoo ook is 'tin al die psalmen, waarin Dis H. bezig is geweest zijn huismiddeltje aan te prijzen: 30 (76, 139), 34, 39, 40, 41, 43, 60 (108), 105, 123, 124, 126, 129, 145, 148. Nergens hoeft meer de syncope (opgevat als wij aangaven!) getreuzeld, getalmd te worden zooals bij Ds H.'s „oplossing".

Al die dubbele lezingen van Ds H. moeten veranderd worden, wil de zangmogelijkheid zijner psalmwoorden eenmaal ongeremd haren weg kunnen gaan, zooals, om nog een voorbeeld te nioemen: Psalm 30 (4e regel):

NIET: Lezen: Uit d'afgrond weer omhooggebracht.

en Zingen:

i ^ =^ Uit d'af - grond om - hoog ge - bracht

MAAR: Lezen èn Zingen:

i Eï^EE^ Uit d'af • grond weer om - hoog ge - bracht *

Heeft Ds Hasper zich veel hoofdbrekens bezorgd met de syncopen van bovengenoemde soort, bepaald in het perikel heeft hij zich gewerkt, waar hij zich liet verleiden overal den tekst met één lettergreep te verminderen, ten koste van versvoet én versrijm, en dat zóó, dat wil alles weer goed en wel in het gelid gebracht worden, hij óm en óm zal moeten werken, wil ook niet een mogelijke herziening of tweede druk tot „maculatuer", tot misdruk worden, als met de eerste reeds inderdaad het geval is.

Gaat het bij Psalm 20 vers 1, 2, 5 en 6 nog tamelijk gemakkelijk, alwaar hij van de eerste regels de slotwoorden te veranderen heeft van scheur' in „scheure"; offerand' in offerande; wapentuig in wapentuigen en oorlogswerk in oorlogswerken; met de andere 2 coupletten, 3 en 4, is het niet zoo één-twee-drie in orde, zooals ieder wel na kan gaan, die Ds Hasper's psalmboekje in zijn bezit heeft.

Want waartoe hebben Ds H.'s afkortingen hem gebracht ter wille van de sjncopen?

Hiertoe: dat hij, door de syncope in den len i-egel van Ps. 20 in 't nauw gebradit, daar hij verplicht was, om het metrum van den tekstregel, te schrijven onder de noten

i - ^^^

Dat op uw klacht de lie • mei scheu • re dat hij voor deze impasse geen anderen uitweg koos dan het rijmwoord scheure dat correspondeerl op beure uit den volgende, af te knotten tot scheur' — een noodsprong die net zoOi min noodig was geweest, had Ds H. het juiste gevoel gehad voor woord en toonaccent, als de door ons hier in het begin besprokene. Want hier had genoteerd moeten zijn geweest:

Dat op uw klacht de he • mei scheu - re Hoe zéér tot schade van dichterlijkheid en woordklank in de diverse teksten deze methode van Ds H. werkt, willen wij nog even aantoonen uit den eersten stap dien Ds H. op zijn liobbelig pad gezet heeft toen hij, nog vóór.Ps. 20, zich met Ps. 16 bemoeide in deszelfs laatsten regel.

Men leze aandachtig de korte en lange slotlettergrepen der verschillende regels

Bewaar mij Heer, Gij Toevlucht mijner ziel Ik zeg tot U Gij zijt mijn vast vertrouwen.

„Weet dat mij buiten U hier niets geviel „Naar wie U dient, zal ik met eerbiied schouwen

„Maar mijn geluk zal 'k nooit op menschen

bouwen „'tis alles smaad en droefheid voor de ziel!"

Een ieder voelt: die laatste regel had symmetrisch even lang moeten zijn en moeten rijmen op den voorgaanden, met b.v.:

„'tis alles smaad en droefheid, smart en rouwe!"

een toonlooze slotlettergreep en geen open, óók al weer, omdat de syncope gescandeerd had ktamen, wordfen:

Niet:

m 'tis al-les smaad en droef-heid voor de ziell"

Maar :

'tis al-les smaad en droef-heid, smart en rou-wel"

Wat echter te zeggen, om nog een paar exempels ten beste te geven, van Psalm 42, te méér opvallend daar Ds H. zoo goed als compleet den bekenden tekst behield:

't Hijgend hert, der jacht ontkomen, Schreeuwt niet sterker naar 't genot Van de frissche waterstroomen Dan mijn ziel verlangt naar God. Ja, mijn ziel dorst naar den Heer! God des levens, ach, wanneer, Wanneer nader 'k voor Uw oogen, Dat 'kin Sion U vereer?

Is dit niet zichzelf buiten de gemeenschap zetten? Zal zoo aanstonds niet iedereen als 'top de ractijk aankomt, zich wrevelig en onbehagelijk teug trekken als hij zingen moet (en ook hij die vajl den kansel lezen moet):

i dat 'kin Si - on Z7 ver - eer?

Vooral als hij te weten komt dat met een simpel beetje moeite, of eigenlijk heelemaal geen inspanning, al dat geplooi en gepas voorkomen had kunnen worden, door zich aan de oude lezing te houden, aldus voorgedragen:

In Uw Huis Uw Naam ver hoo - gen

Precies zoo als Psalm 30

Ik wil o Heer Uw aangezicht Hoog loven om Uw toeverzidht. Want Gij hebt mij door Uwe kracht Uit d'afgrond weer omhoog gebracht. Mijn vijand kan zich niet verblijden

Gtj hebt myn Ie - vens - dag ver - lengd in plaats van:

i Gy scbonkt mij nieuwe Ie - vens • tij • den

(Men zie bij al die „dichterlijke" correcties die wij inlaschten, niet critisch naar onze woordremplacaties. 't Ging alleen om te laten lezen, dat er iets anders op „verblijden" moet rijmen dan „verlengd" en dat er overal, waar Ds H. aldus te werk ging, iets beters voor in de plaats moet komen, iets dat niet hokt en stokt, slot noch val heeft.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1937

De Reformatie | 10 Pagina's

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1937

De Reformatie | 10 Pagina's