GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MUZIKALE KRONIEK

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Boek der Psalmen.

V.

Nu we onze bezwaren gedeponeerd hebben tegen Ds H's psalmnoten, mag niet onbesproken blijven wat door liem in een artikel in „De Reformatie" gezegd werd, speciaal over „de onwaarachtigheid" ten aanzien van de melodieën. (5 Febr. '37.)

Ds H. doet het daar, en elders in zijn Piaallmboekje voorkomen, alsof er menschen zijn geweest en nóg zijn, die zóó maar, willens en wetenia, de waarheid' in de zangwijzen verdonkeremaand hebben, die, tegen beter weten in, het erfgoed der Vaderen, innerlijk verleugend hebben, onteerd en nog een en ander meer.

Nu, — de aldus beschuldigden kunnen zich getroost houden, diaar, wat zij zoogenaamd misdeden, evenzoo gedaan is door hun mede-protes'tantsche kringen van Duitsch-Lutherschen, die evenzoo vlijtig meegewerkt hebben aan de vervlakking en verbastering van hun melodieën als wie ook, die met het Evangelisch kerklied in den loop der tijden te maken heeft gehad.

En dat zijn er nogal niet zoo weinigen: berijmers, dichters, toonzetters, arrangeurs van melodiebundels en niet te vergeten het volk zélf dat onder al of geen invloed van bijzondere kerk^ muziekverhoudingen, voor de een of andere afwijking in maat of accidentaal, partij koos.

Maar, vragen wij, was het , , onwaarachtigheid" van den kant van de Muziek, dat zij door de gaandeweg baanbrekende veranderingen, meer en meer vervreemd raakte van de kerktonaliteiten; zich steeds meer ging uitleven in de twee toongeslachten van kleine en groote terts, waardoor zij de intervallen der oude modi op zij zettie voor die dier nieuwere schalen?

Was het „onwaarachtigheid" dat mede ook daardoor de rhythmiek door den invloed der meer en meer in aantal toenemende instrumentale vormen, van karakter, van wezen veranderde, van het vrije, declameerende, overging in de vasbe gemarkeerde, gepuncteerde maatmuziek?

Het zou hier te ver voeren dit alles nog eens in den breede nader toe te lichten; we ktmnen volstaan met nog eens te verwijzen naar wat daarover van onze hand in „De Reformatie" van 28 Augustus 1936 voorkomt.

Van „onwaarachtigheid" en alles wat Ds H. daarmee annex verklaart: verlengening, onteering, is, waar oude culturen voor nieuwere moesten wijlcen, geen sprake, althans niet van den kant van menschen en Kerken, nóch of dat Calvinistische of Luthersche waren.

Al die genoemden, ze hebben lijdelijk moeten doormaken en óndergaan, wat, in de muziek, tijdgeest, vooruitgang en verandering brachtein, óók, en niet het minst, voor het kerklied en dieszelfe uitvoering.

De oorspronkelijke, aan woord- en toonacceiit onderling verschillend zijnde psalm-metrums en rhythmen moesten wel wijken, toen in de 17e eeuw nieuwe wetten verschenen die andere bepa- Ungen voor beteren klemtoon en scandeering aanhangig maakten.

Calvijns'Che en Luthersche gemeenteliedieten, ondergingen daarvan éénzelfden invloed, of dat nu de Duitsche figurale en melismatige waren dan wel de meer vereenvoudigde Geneefsche.

Voor wie de historie dezer dingen kent, is het geen raadsel en is er héél wél een antwoord te geven op de vraag, waarom onze psalmen na meer dan drie eeuwen — niet „vergeten", wanlt dat is het woord niet, maar — hetzelfde lot zijn gaan deelen als zoovele andere „schatten" van andere Kerken en kringen, die eveneens hun vroegere plunje en sier prijs liebben moeten geven voor wat wij zouden willen noemen: den stoeren, sterken, gelijken kerkzangnoot, wiens burgerrecht iüet meer te loochenen noch verder tegen te twisten valt.

Niemand onzer, van nu en van vroeger niet, hoeft het zich een smaad te rekenen dat „de waarheid" uit de melodieën geweken is.

En allerminst behoeft Ds H. ziah diep te schamen voor Roomsch-Katholieke jongens, die hij (wij zouden wel eens willen wete»i welke) melodieën van Geneve, zuiver heeft hooren zingen „in het lichte en gemakkelijke rhythme van vier eeuwen geleden".

Ja, allerminst Ds H. die van dat lichte en gemakkelijke rhythme, een opvatting heeft, waarbij alle waarheid voor goed en immer op de loop is gegaan, waarbij de „onwaarachtigheid" hoogtij viert als nooit nog te voren.

Want Ds H., en iedereen, zie nogmaals, hóé innerlijk verleugend een psalmmelodie als 61 'wierd; welk een verdraaide voorstelling zij is gaan bevatten van de „luchtigheid en speelschheid", van de „voornaamheid", waarin zij „gedacht en gezongen" is, vergeleken bij de „verhevenheid en deemoed" waarin Goudimel haar zette. (We geven haar eerst in de zetting die ze van Goudimel meekreeg en daarna in de „strenge" zoogenaamd, van ons, die wel naar het hart zal zijn van de oude-kerktoonaardspelers, die op dit punt nóg klassieker zijn dan alle échte classici bij elkaar — let op Goudimel's kruisen en verlagingen, in de melodie en in de harmonie! —

Men trachte nu onder de bekoring van Goudimei's heerlijke rust en kalmte vandaan te komen en make zich op, om Ds H.'s — nóóit bestaan hebbende! — auditie zoo goed en k'waad als heit mogelijk is, aan den man te brengen, vanwege de triolen en duolen.

Neen, als er van „onwaarachtigheid" en van onwaarheid moet gesproken worden — de woorden, de aantijgingen zijn van Ds H.! — dan zou het van toepassing mo'eten zijn op wat Ds H. zelf deed in zijn Psalmzangverbetcring anno 1936.

„Onwaarachtig" en onwaar, door zijn driftige, haastige notenslierten.

„Onwaarachtig" en onwaar, door de tempi die er het noodzakelijk kwaad uit doen geboren worden van het belachelijk snelle zingen dat nooit vertoond is en zou vloeken tegen traditie en oiverlevering, nog afgeteekend in de koor- en orgelcomposities uit drie en vier eeuwen geleden.

„Onwaarachtig" en onwaar, door de verwarring stichtende „triolen"-interppetatie, en de overige voorstellingen van voordracht en opvatting in dien vroegeren kerkzang.

„Onwaarachtig" en onwaar, door den schijn van schuld en schande, dien liij, Ds H. werpt, op volmaakt onschuldigen, Gereformeerden, Calvinisten, van vroeger en van tegenv/oordig.

Want om hier een bepaald gegeven in het dlos^ sier van Ds H.'s aantijgingen te weerleggen:

Er is b.v. geen enkele reden aCh en wee te roepen alsnog, over het feit dat er nog honderdduizenden kerkboeken in omloop zijn met het oude notensclu-ift, ook al is het geslacht bezig uit te sterven dat er wegwijs in is geworden door kracht van opvoeding en overlevering.

Want het is nog niet zoo lang geleden dat onze vaders, de meesten nu langer of koirter geleden heengegaan, wel terdege wisten en volkomen ingesteld waren op het oude „Muzyk-onderwijs" voorin; hoè ze met een B-duur of met een B-mol psalm aan moesten; voor wie Alt-sleutel en noten mèt of zonder staart, geen „onwaaraehtige" dingen •waren.

Wij zouden wel eens een enquête door Ds H, Willen zien ondernomen over heel ons land, vooral tot in de meest lang geïsoleerd gebleven deelen ervan, zooals de eilanden van Zeeland, Urk en Marken, achteraf-plekken in Groningen, Friesland, Drenthe, Overijsel, in de Betuwe en op de Velu we, waar de nazaten nog wonen van een kwaït eeuw geleden gestorven Vaders en Moeders, die op him eigen hand lederen Psalm in ut, re, mi, fa, sol, la, ei, ut, konden afzingen, geleerd in het zanggezelschap waar ze vierstemmig de psalmen oefenden nog in Goudimelsche overlevering of naar de noten van J. de Passius (een Vianensch organist uit begin 18O0) bij allerlei andere geestelijke liederen zooals die van Hazeu.

Dat dus deze nalatenschap nog bij lange niet verdwenen is, dat men onwillekeurig nog „dom" doet, zijn kind zulk „een kerkboek in handen te geven, waarvan het de muziek niet lezen kan", och, hóé langzaam ook Hollandsche molens mogen malen, uiteindelijk is dit nog maar een kwestie van tijd. Er i s toch zeker reeds een begin gemaakt, met ettelijke tienduizenden exemplaren in omloop te brengen, waaruit zoo aanstonds onze kinderen, ons nageslacht, onder andere inzichten opgegroeid omtrent noten en sleutels, kruisen- en moUenr voorteekening aan de balk, zich zal kunnen uitzingen. Of ook dan nog eens d'e waarheid, dei "waarachtigheid zich daarin zal openbaren, die Ds H. meent nog als leugen in de oude psalmboekuitgaven te moeten brandmerken, 't zal een zaak zijn van diegenen die zich geroepen en gedrongen gevoelen aan trouw, ook in het muziek-historische hun krachten te besteden, maar bovenal of het zoodanigen zijn die toegerust zijn miet feiten- en materiaal-kennis van wat door alle tijden, waar en waarachtig is gebeurd aan groei, bloei en óók vei-groei van onze psalmmelodieën.

Een volgende keer nóg iets ovef Ds Haspers artikel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 maart 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 maart 1937

De Reformatie | 8 Pagina's