GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Eenzijdig ol tweezijdig". (L)

We zouden nog even terugkomen op enkele opmerkingen, die Dr A. Kuyper Jr in „Gerei. Kb. Rotterdam" gaf met betrekking tot de kwestie: „eenzijdig of tweezijdig verbond". Stof zal liet niet opjagen, want veelszins ben ik het met Dr A. Kuyper Jr eens in dezen.

Slechts is er een klein misverstand.

En misschien een meeningsverschil inzake de interpretatie van het doopsformulier.

Wat het eerste betreft, Dr Kuyper zegt (27 Nov.), dat ik „bezwaar heb" „om van die twee z ij den te spreken bij de aanhaling van de bekende woorden uit het Doopsformulier" (de woorden n.l. dat in alle verbonden twee deelen begrepen zijn). Dr Kuyper leidt dit af uit mijn „Refonnatie"-artikel van 12 November.

Maar daar staat niet, wat hij er uit leest. Ik wees daar slechts aan, dat Dr Kuyper zelf niet steeds consequent was in zijn terminologie, noch ook in zijn verwijzing naar het doopsformulier; en voorts merkte ik op, dat in „de doorloopende leer der Gereformeerden" (bl. 91, kolom 2), bij „de gereformeerden", de „zijden" de partijen zijn, en de „deelen": belofte en eisch. Dat zag dus op wat er in d o g- matieken e.d. staat; maar het was geen uitspraak over de historische beteekenis van een volzin uit het doopsformulier. Ik wachtte me daarvoor expres, omdat ik wist, dat die historie nog al vreemd verloopen is, en zwaar te beschrijven, wat de détails betreft.

Hier is dus een misverstand, dat geen moeite verder opleveren zal.

Wat het volgende punt betreft: inderdaad is er misschien meeningsverschil tusschen Dr Kuyper en mij in betrekking tot de werkelijke beteekenis van den bedoelden volzin uit het formulier. Vond ik eerst in Dr Kuypers geschriften geen vaste overtuiging uitgesproken ter zake van dien volzin, hij schijnt thans er toe te neigen, zich gewonnen te geven aan wat over deze kwestie b.v. in Biestervelds „Gereformeerde Kerkboek" staat. En ik ben zóóver nog niet.

Biesterveld merkt op (met betrekking tot de uitdrukking van het formulier, „overmits in alle verbonden twee deelen begrepen zijn"):

Wat hier door „deelen" moet worden verstaan, is duidelijk, als men let op den vorm, waarin deze volzin in de oudste editie voorkomt. Daar heet het: „maar naardien dat in alle verbonden twee deelen zich met malkanderen verbinden, zoo beloven wij ook Gode". De deelen zijn dus de p a r t ij e n, die met elkander in verbondsbetrekking komen, P. Biesterveld, „Het Geref. Kerkboek", herzien door T. Hoekstra, „Filippus" 1931, 168/8.

Dr Kuyper schijnt thans van de rechtmatigheid van dit „dus" overtuigd te zijn. Hij schrijft althans (4 Dec.):

Toch geloof ik te kunnen volhouden, dat van het tweezijdige in het Verbond gesproken kan worden, met beroep op de woorden van het Doopsformulier:

176 „overmits in alle Verbonden twee deelen begrepen zijn". Wij hebben de bekende uitgave van onze Liturgie, bezorgd door Dr Rutgers, met medewerking van Dr Bavinck en Dr Kuyper. In die uitgave is onze Liturgie met belangrijke noten voorzien. Ook die bekende woorden „in alle Verbonden twee deelen" hebben een noot, aan den voet der pagina. En deze noot luidt:

„Het in dit verband minder gebruikelijke woord deelen is hier op te vatten in den zin van p a r- t ij e n ; zooals o.a. blijkt uit de oudste redactie van dezen volzin, die aldus luidde: Maar naardien dat in alle Verbonden twee deelen zich met elkander verbinden, zoo beloven wij ook God." Als twee deelen zich met elkander verbinden, dan moet wel van partijen gesproken worden.

Reeds geruimen tijd geloof ik evenwel, dat hier te spoedig geconcludeerd is. Het kan wel zoo zijn, maar het geleverde bewijs acht ik onvoldoende, en juist daarom' drukte ik in mijn artikel van 12 Nov. me zoo voorzichtig uit, niet wat betreft de dogmatiek, doch wat aangaat de historisch vaststaande of nog-niet-vast-staande beteekenis van dien éénen volzin uit het formulier.

Ik zal zeggen, waarom ik het bewijs acht. onvoldoende

Het oude formulier luidt:

Nach dem aber in einem jeden Bund, beide theil sich verpflichten, so verheissen auch wir Gott dem Vater, Sohn, vnd heiligen Geist, dass wir durch seine gnad jn allein für vnsem einigen waren vnd lebendigen Gott erkennen vnd bekennen wollen... (Ex Liturgia Palatina, 1567, opgenomen in H. A. Daniel, Codex Litvrgicvs eccl. univ. III, fase. 1, Lipsiae, 1850, 124). Cf. ex libro Th. Hugues, Ordnung der Kindertaufe, in hetzelfde werk, bl. 132: Da aber in einem jeden Bunde beide Theile sich verpflichten, so verheissen auch wir Gott...

Vele uitgaven geven dezelfde lezing in den ouden tekst of in de Nederlandsche vertaling: twee DEELEN verbinden of verplichten zich^). Maar men leest óók: twee PARTIJEN verbinden zich^).

Dat is dus het eerste opmerkelijke ding: „partijen" en „deelen" komen beide voor.

Het tweede punt, dat de aandacht vraagt, is de afwisseling tusschen „BEGREPEN ZIJN IN", en „ZICH MET ELKAAR VERBINDEN". Olthuis' redactie en die van Ens geven van beide een voorbeeld^). Tenslotte blijft de lezing: „begrepen zijn" constant, in de uitgaven van Datheen en later*). Maar zij is niet de eenige; dit worde vastgelegd.

Het derde opvallende verschijnsel geeft aan een en ander nog meer beteekenis. Het is dit:

a. de oudste redactie geeft een ACTIEVEN werkwoordsvorm: omdat twee deelen zich „verplichten", zich „verbinden", BELOVEN WIJ aan God den Vader, den Zoon, den Heiligen Geest...;

h. de latere redactie (twee deelen begrepen) verandert dit in een PASSIEVEN werkwoordsvorm: „...zoo WORDEN wij ook wederom VAN God vermaand en verplicht.

Die verandering van actief in passief, verbonden met de beide andere punten, die ik noemde, geven mij — zonder dat ik de geschiedenis van het formulier heb bestudeerd — het gevoel, dat de „bewijzen" voor Biestervelds (en anderer) opvatting omtrent de historische beteekenis van „twee deelen begrepen" ongenoegzaam zijn, te zwak voor een stellige bewering. Men zal verklaren moeten, waarom die passieve werkwoordvorm, die ongetwijfeld de opvatting van „deelen" als „belofte en eisch" tegemoet schijnt te komen, en dan een begunstiging van de dogmatische constructies (deelen zijn: belofte en eisch) zou beteekenen, den actieven is gaan vervangen.

De opvatting van „partijen" vond verdedigers, de andere („deelen" in den anderen zin) ook^).

Bedenkt men voorts, dat de oorspronkelijke lezing van het Duitsche formulier wel toelaat, maar niet vereischt") de beteekenis van „partijen" (al schijnt ze me wel juist), dan geloof ik, dat de meer dan drievoudige verandering, die het Nederlandsche formulier aanbracht (deelen, zich verbinden, begrepen zijn, passief) te veel beteekent, dan dat men zonder nader bewijs zou moeten aannemen, dat onze redactie in het tegenwoordige formulier zich niets aantrok van het doorloopend dogmatisch spraakgebruik, dat reeds bij Musculus, Snecanus e.a. aan te treffen is (deelen, hoofdstukken, condities van het verbond, zóó als ons formulier het stelt).

Separatist?

Tegenover het gepeuter van confessioneele zijde (Kuyper is separatist) staat in het „Algemeen Weekblad") dit oordeel van Prof. Casimir:

Deze geweldige behoort aan ons h © e 1 e volk. Waar geen strijd is, is dood. Hij wekte tot leven, bracht zijn tegenstanders tot activiteit. Hij vertegenwoordigde een groot stuk Nederlandsche kracht en vaderlandsohe aspiratie, hij had onzen stam en ons Vorstenhuis lief, hij had oog voor de behoeften der practijk, hij vermoedde en zag de toekomst eerder dan velen. Er is visionaire grootheid in dezen man geweest.

Het valt thans lichter dit alles te kennen en te erkennen, nu een man uit zijn school onzen staat tot tevredenheid van 't volk leidde: nU het ressentiment verzwakt is, hatat en vereering gematigd; nu het goede dat hij bracht, zichtbaar wordt; nu zijn visies bevestigd worden; nu men gewend is aan rechtsch beleid. Gemakkelijker valt dit, omdat ook de wijsgeerig-ethische ondergrond van het neo-^alvinisme velen boeit, wien 't geloof in de dogmatiek faalt. En nu de hartstocht niet meer verblindt, geen strijder en bestrijder meer voor óns staat, gaat het oog open voor de schittering van zijn taal en gedachten, voor de grootsohheid van zijn streven, zoogoed als de zijnen weten, dat ook deze zon hare vlekken had. Tot een rechtvaardig oordeel kunnen wij nog niet Komen^^^ering is de afstand, te weinig open ligt het intieme leven van den mensch, te weinig is gepubliceerd.

Maar één ding mogen wij zeggen. Hij is een gróót man geweest.

'Geen principieele bestrijding past op dezen dag. •Geen openbaring van ressentiment, geen kleingeestige betutteling.

Het is een vierdag van een groot Nederlander. En ook ons verheft het den groote groot te zien.

En ook ons verheft het den groote groot te zien. K. S.


1) Formulier v. d. Palts, Heidelberg 1563: Nach dem aber in einem jeden Bund, beide THEIL sich verpflichten, so verheissen auch wir (H. J. Olthuis, De Dooppractijk, Utrecht, 1908, 240.)

Formulier voor den Kinderdoop, Heidelberg 1566, Forme, om den Heyligen Doop uit te rechten, Olthuis, bijlage II, blz. 246: Maer naedien dat in alle verbonden, beyde DEEXEN sick met malkanderen verbinden, so belouen vvy cock Gode den Vader, Sone ende Heyligen Geest, dat wij

2) Maar naardien in alle verbonden beide PARTIJEN zich met elkander verbinden, zoo beloven wij ook God den Vader... (Dr Joh. Ens, Kort Historisch Berigt van de Publ. Schriften, etc, ed. S. v. Velzen, nieuwe, behalve de spelling, onveranderde uitgave. Kampen, 1861, p. 164, de oude redactie.)

3) Verkort Formulier, Maer ouermids dat in allen verbonde twee deelen BEGREPEN ZIJN, so worden wy oock wederom van Gode, door den Doop vermaent, ende verplicht... (Olthuis, Bijlage III, 252.)

Maer nadien dat in alle verbonden, beyde deelen sick MET MALKANDER VERBINDEN, so beloven wij ook Gode den Vader, Sone ende Heyligen Gheest (Joh. Ens, Kort Historisch Berigt v. d. publ. Schriften etc.) Utrecht, 1773, 207. Zie voorts noot 1) en 2).

4) Zie voorts de Editie der Psalmen, door Chr. v. Heule, Leyden, Roels, 1649: „twee deelen begrepen". Datheen en Revius, Deventer, N. Cost, 1640, idem. Datheen, 1639, idem.

De Editie Datheen, De CL Psalmen, ed. Corn, de Leeuw, mitsgaders de Chr. Cat., Formulieren en Gebeden der Gereformeerde Kercken, Amsterdam bij Losel, Brand, Onder de Linden, v. Grafhorst en Oterlyk, z. j., heeft eveneens de tegenwoordige redactie (in alle verbonden twee deelen begrepen).

5) „Het derde deel bevat het paraenetische van de leer des Doops, de pligten, die op den gedoopte komen. Het heeft veel eigens, dat het van de meest gewone voorstellingen onderscheidt. Zoo b.v. zijn het geen pligten, tot welke de doopeling zich van zijnen kant vei-bindt, geene belofte, door hem afgelegd, maar eene vermaning, die God zelf door den Doop ons doet.

Ook dit is wederom eene VERANDERING, door den verkorter aangebragt."In het Datheensche formulier leest men: dat wij.... zulks beloven; en het is geheel overeenkomstig met de verklaring: dat in alle verbonden twee deelen begrepen zijn, dat wil zeggen: twee partijen, die wederzijds zich verbinden; zoo als het Datheensche zulks duidelijk uitdrukt: „nadien dat in alle verbonden twee deelen zich met malkanderen verbinden"." (J. A. M. Mensinga, Verhandeling over de liturgische Schriften der N. H. K., Verhandeling v. h. Haagsche Genootschap, sedert deszelfs 50-jarig bestaan, lie deel, Den Haag, 1851, blz. 111; cf. blz. 97: maer nadien dat in alle verbonden beyde deelen zich met malkanderen verbinden (sich verpflichten).

In ieder verbond, zegt het Formulier, zijn twee deelen begrepen, namelijk, een belovend en een verpligtend deel (blz. 52, v.e. geschrift, in mijn bezit, welks titelblad ontbreekt, in één band met K. J. Pieters, Het Baptisme, Franeker, z. j.; vgl. blz. 17).

Vgl.: „Welke zyn de deelen van een eigentlyk Verbondt? De uitgedrukte Voorwaarden, en de Belofte. (Is. Chauncy, De Leere der Waarheit, volgens den leidraadt v. d. KI. Cat. d. Westminstersche Godgel., uitg. door Alex. Comrie, Leyden, Amsterdam, 1757, 80.)

6) VER-PHLIHTEN TR. in verbindliche gemeinsamheit setzen, verbinden mit: sein herze war só gar verphliht in got — ich wande, dasz ihr waeret niht verpflihtet ze werltlichen dingen — er sach der vrouwen müt zü dugenden verplichtet.

Sich verpflichten, haftbar werden für: vürphliht. er hat driu spil

REFL. Sich in verbindliche gemeinschaft setzen, sich verbindlich machen, verbinden, in.... mit.... under.... mên herz hat sich ze dir verphliht dass ir iuch welt ze mir uf si verphlihten, dass ihr euch mit mir gegen sie verbinden wolt êhalten, diè sich anderswó v., verdingen (verdingen = durch einen vertrag binden, verpflichten, durch einen vertrag sichem) mit dat. Sich zu etw. verpflichten, versichern, versprechen.

Dr Matth. Lexer, Mittelhochdeutsches Handwörterbuch, III, Leipzig, 1878, 193/4.

VERPHLIHTE swv. 1) passivisch oder reflexiv: mit etwas gemeinsamkeit haben, ich wande, dasz ihr vil basz waeret gerihtet nach got und niht verpflihtet ze werltlichen dingen... smer sich ze guote also verpflihtet, dasz mit vil Sarazénen hette sich ir hervart gar verpflihtet

2) reflexiv: versichern, versprechen, sich su etwas verpflichten dasz gêt Tristande an sinen tip, das hat er sich verpflihtet dass si sich willedich vorpflichten, wer da vorlore, den solde man heugen er wart in den gedankin an dem gelubde wankin, des er hatte sich vorpf licht die heten sich also vorpf licht dasz si sich wolden scheiden nicht (W. Muller en Fr. Zarncke, (Benecke) Mittelhochdeutsches Wörterbuch, II, Leipzig, 1863, 511.)

Verpflichten, reflexiv, sich verpflichten, sich anheischig machen, etwas zu thun. (Grimm's Wtbch.)

THEIL kan zijn: die eine van zwei parteien a) in einem streite, besonders rechtsstreite. (J. en W. Grimm, Deutsdies Wtbch., XI, I, 1, Leipzig, 1935, 351/2.)

TEIL, teil, teil von einem ganzen stuck, seite, abteilung — anteil, zugeteiltes, eigentum; das teilen, die teilung; teil, partei: der lebende teil, es sei man oder weip da die teil die heiratszetteln nicht hetten wollen herfur ziehen. (M. Lexer, Mittelhochdeutsches Handwörterbuch, II, Leipzig, 1876, 1414/5).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1938

De Reformatie | 8 Pagina's