UIT DE SCHRIFT
Christus ~ ons leven. (Paschen.) Wanneer (nu) Christus zal geopenbaard zijn, die ons leven is, dan zult ook gij tnet Hem
UIT DE> 5CnRIfS
geopenbaard worden in heerlijkheid. Koloss. 3: 4. Chrislxis' opstanding is verwijzing naar de loe-
komsl. Ze is van de geschiedenis niel los; terug niet, en vooruit niel. Ze is liet Goddelijk „JA" op het volbrachte Borg-werk. En daarin onze troost, ten opzichte van onze schuld, die God nu tot het
verleden rekent. „Overgeleverd (in den dood) om onze zonden; opgewekt (uit den dood) om onze rechtvaardig-
making". (Rom. 4:25). Maar als wij dan met Hem zijn gestonken, met Hem begraven door den Doop in den dood (Rom.
6:4), dan is Zijn toekomst ook onze toekomst. Dan gaan WIJ tegemoet, wat HIJ tegemoet gaat,
bij Zijn opstanding. Een nieuw leven, Heerlijkheid, voor den Vader bestemd, zooals ze van den Vader toekwam. Christus is uit de doodeh. opgewekt, dóór den Vader en tot héérlijkheid des Vaders, opdat alzoo ook wij in nieu.wigheid des levens wandelen zou
den. (Rom. 6:4). Er zit „vaart" in al Gods werk, „gang". Op-vaart
en op-gang. Christus staat op, om op te varen, van heerlijkheid tot heerlijkheid. Als Hij opgestaan is, (wat i s er dan al wat gebeurd!), dan komt er méér. Hij
wil niet vastgehouden worden. (Joh. 20:17). Hij wil vóórL. Hij gaat. Hij moet verder. Hemelvaart; zitting ter rechterhand Gods; wereldregee-
ring (Op. 5); wereldvoleinding; wereldgericht. En, zeker, daarin is Hij de Christus Gods; de Middelaar; de Eenige. Omdat Hij zichzelf uitermate vernederde, verhoogt Hem de Vader uitermate (Fil. 2), en geeft Hem een Naam boven allen
Naam. Maar, we mochten eens vergeten, dat Hij ons voor altijd aan zich verbonden heeft! Daarom noemt de Schrift den Eenige ook den Eerstge
borene. Eerstgeborene uit de dooden (Op. 1:3; Kol. 1:18); dus komen er velen na en door Hem uit den
dood tot het leven; door geboorte van boven. Eerstgeborene onder vele broederen (Rom. 8:29); dus heeft Hij een (nieuw) geslacht, een (Geestelijke) familie, waarmee Hij door Woord-en-Geest-
band is verbonden. ^) Eerstgeborene tenslotte ook van alle creaturen (Kol. 1:15); dus neemt Hij heel Gods Schepping, waarvan Hij het ontstaan en bestaan bemiddelde (Joh. 1:3, Kol. 1:17), in Zijn opvaart mee tot een
nieuw bestand, door herschepping. Staat dit alles nu los van elkaar? De verbinding ligt immers in Hem, die van dit alles en die allen
de Eerstgeborene is! De Kolossenzen wilden juist zoo graag gaan scheiden, en tegenstelling maken, tusschen „het geestelijke", „de ziel", — en de rest van het
menschenleven. De „ziel", die was door Jezus gered, als het hoogere. Het overige, dat was van minder rang en belang. Men deed maar het best, zich daar
van zooveel mogelijk afzijdig te houden. ^) Verlossing, dat was toch maar om de ziel te doen; haar bevrijding uit den kerker van het
lichaam hoofddoel. Nu doet Paulus tegenover dit echt-Grieksch, echt-Gnoslisch dualisme, een ander geluid hooren.
Een klaar geluid; een opslandingslied. Wat hebt ge, als ge naar die dwaalleer luistert, toch een armen Christus, Kolossenzen! Weet ge dan niet, dat Hij Middelaar is, zoowel van de
Schepping, als van de Herschepping? Zijt ge alleen naar „het geestelijke" een maaksel Gods? Of zijt ge het naar den ganschen mensch? Welnu, zoo zult ge dan ook worden herschapen, vernieuwd tot heerlijkheid, zooals ge schep
ping Gods zijt!2) Hebt ge Christus niet zien opstaan? Hij stond op naar den ganschen mensch; ook naar het
lichaam, dat gij minderwaardig achten wilt! Zijn gansche menschheid kwam uit den dood terug. Zijn waarachtige, volkomen menschheid. Zoo
gaat Hij, via de opstanding, naar de heerlijkheid toe! En daarom, Kolossenzen, ge moet niet aan het aardsche leven willen afsterven, maar aan uw aardsclie zonden! Die gaan niet mee de heerlijkheid in, naar boven toe, waar Christus nu is!
(vers 1). Overigens wordt heel uw bestaan straks (en nu
is daar al wat van!), vernieuwd tot heerlijldieid. Nü heiligmaking, straks heerlijkmaking; naar uw
Christus uw leven — niet alleen in de Kerk, maar ook in uw werk!
Want ge hebt zoo'n heerlijke toekomst in 't zicht. Nog wel verborgen, maar door 't geloof gezien; en door Christus' opstanding gegarandeerd!-')
Neen, dit willen we niet vergeten. Christus ons leven. Die de schuld ervan droeg: Hij is opgestaan; ik ben gerechtvaardigd bij God door Hem!
Die de breuk ervan heelt. Zonde en zondegevolg, — Hij werkt het eruit. De volkomenheid wacht, maar het begin is er; en de rest komt in orde.
Èr is nog toekomst van Gods werk bij mij. Christus' toekomst. Hij zal in heerlijkheid openbaar worden. En ik m è t Hem, want dóór Hem.
Christus mijn leven, al is er de dood rondomheen en erin. ^)
Dat bewijst alleen, dat ik nog veel van Hem tegoed heb.
Betuigende, dal wij midden in den dood liggen, zoeken we ons leven buiten onszelf in Christus Jezus. Die zal ons verheerlijken.
En daarom kan ik in dit leven staan, bij de gratie van Hem die leeft. Hij is mijn rechtvaardigmaking: Hij is opgestaan. Mijn heiligmaking: Hij zal met mij te bearbeiden voortgaan.
Mijn heerlijkmaking: Hij bereidde naar de heerlijkheid de baan.
Ik kom er. Want Hij is de weg. Christus, de kracht en de toekomst van mijn leven.
1) Vgl. K. Schilder, Wat is de Hemel? Kampen 1935, blz. 244—246.
2) Vgl. A. Janse, Van de Rechtvaardigen, Kampen 1931, blz. 274—^277. A. Janse, Leven in het Verbond, Kampen 1937, blz. 1^-15 etc.
3) Vgl. J. A. C. V. Leeuwen, Komm. N. T. (v. Bottenburg), X, 1926, blz. 219—220.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1938
De Reformatie | 8 Pagina's