GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. Greijdanus' uittreding.

Ds F. Tollenaar schrijft in „Geref. Kerkb. Den Helder":

Van deze mededeeling van Prof. Greijdanus is door de Synode aan de kerken geen mededeeling gedaan. Dit verzwijgen verwekt eenige onrust. Temeer omdat er al een ietwat geprikkelde stemming heersoht. Nu deelt Prof. Dijk in „De Bazuin" mede, dat de kerken goed vertrouwen moeten stellen in de Synode, dat haar bedoelingen zuiver zijn. Dat is noodig voor den welstand onzer kerken. Dat is volkomen juist, maar is het dan ook niet zoo, dat men niet onnoodig allerlei geheimzinnigheid moet vermijden over dingen, die •de kerken toch wel weten mogen, omdat juist haar l> elangon hierbij betrokken zijn?

Met vertrouwen in de bedoelingen der synode tieeft een en ander niets te maken. De synode lieeft over wat al of niet door een assessor mocht worden verteld aan de pers, geen eigen beslissing genomen. In „Geref. Kbl. Drente & Overijsel" zegt Ds B. A. Bos:

Het is mij alleen een onoplosbaar raadsel, hoe de Synode blijkijaar in het uittreden uit de commissie •van Prof. Greijdanus heeft bewilligd, en dat beneemt me voorshands de mogelijkheid om blij en dankbaar te zijn. 'Dat zegt me dat er iets ernstigs in onze Kerken is, waarvan we de gevolgen nog niet kunnen overzien, maar - waarvoor het me toch noodzakelijk lijkt, dat al onze menschen meeleven, en zelf de zaken overwegen.

Het „nieuwe kerkrecht".

Ds F. Tollenaar schrijft in „Kerkb. Den Helder" inzake de bekende procedure te Drachten:

Prof. Greijdanus kwalificeert dit als menschelijke aanmatiging.

We hebben sterk het gevoel, indien deze dingen zoo zijn als de pers mededeelt, dat we met onze nieuwe opvatting van het kerkrecht den verkeerden kant uitgaan.

In „Leeuw. Kb." oordeelt de heer H. Algra:

In den laatsten tijd wordt in sommige persorganen, o. a. in „De Reformatie", een term gebruikt, die ver- Tvarring sticht.

Men spreekt van „het nieuwe kerkrecht". Er is n.l. aan de Vrije Universiteit een predikant gepromoveerd tot Doctor in de Theologie, op een proefschrift, waarin de kerkrechtelijke opvattingen van Dr A. Kuyper Sr. en Dr F. L. Rutgers er niet al te best afkomen en waarin feitelijk de Doleantie wrak wordt gezet.

Ik kan dat niet zoo erg vinden. Want het is een Proefschrift, d. w. z. een •eerste proeve van wetenschappelijken arbeid. In dergelijke geschriften wordt de soep wel eens wat heet •opgeschept. De promovendus wil liefst niet zijn entree Op de wetenschappelijke markt maken met een artikel, dat reeds bijna achter de mode is. Het komt dan ook heel vaak voor, dat zulke promovendi later lang niet aulke ultra's blijken te zijn, als men eerst had verwacht.

Verder heeft een proefschrift niet zulk een buitengewoon gezag. Het kan wetenschappelijk werk zijn, waarin rijke beloften zitten. En een enkele keer promoveert er ook eens iemand op rijper leeftijd op een proefschrift, dat eigenlijk reeds een professoraal karakter draagt. Om eens één voorbeeld te noemen: het proefschrift van 1 rof. Dr A. Goslinga over Slingelandt is een standaardwerk voor dat tijdvak geworden. Maar in den regel is het toch zóó, dat een proefschrift onder ons niet dat gezag heeft, dat aan de rijpe vruchten van voortgezetten wetenschappelijken arbeid wordt toegekend.

In de derde plaats is het niet erg, omdat Kuyper •en Rutgers wel tegen een stootje kunnen. Met een wandelstok sla je een stuk graniet niet kapot.

Om deze reden vind ik het onjuist, te spreken van „het nieuwe kerkrecht".

Maar nog meer lijkt mij dat ongewenscht op een anderen grond.

Wat in onze kerken als kerkrecht geldt, dat staat Ijeschreven in de Kerkenorde.

Wat daarin staat, is positief recht. Al het andere zijn private meeningen, ook al zijn ze van Voetius zelf. De kerken hebben de Kerkenorde van 1618 in eere hersteld. Niet als een antiquiteit, die feitelijk krachteloos is te maken door antecedenten en citaten. Maar als de beste formuleering van de wijz, e, - waarop het kerkverband georganiseerd moet zijn. - En wiat in die Kerkenorde verouderd was, hebben zij in 1905 gewijzigd. Daarmee is wel duidelijk, dat de Kerkenorde klopt op wat ook in deze eeuw de opvatting der kerken is.

Wij kennen in onze kerken geen oud en nieuw kerkrecht. Wij kennen alleen het Gereformeerde Kerkrecht, in de Kerkenorde geformuleerd.

En als hier of daar eens van de duidelijke stipulation van die Kerkenorde mocht worden afgeweken, dan zullen 'de meerdere vergaderingen wel zorgen, dat het 'been weer in het lid komt. Bij het beoordeelen van de dingen, waarover een klacht valt, zal op onze Synodi wèl de Kerkenorde, maar niet de een of andere dissertatie worden gera'adpleegd. En zoo behoort het ook te zijn.

Wat den aanvang van dit artikel betreft: het „nieuwe" ligt hierin, dat in den laatsten tijd meer opzettelijk een bepaalden kant uit gestuurd wordt. Wat de heer Algra opmerkt over het „wrak zetten" der Doleantie, accentueert des te scherper, waar het om gaat.

En wat het slot betreft: ongetwijfeld zal de kerkorde wel worden geraadpleegd in meerdere vergaderingen. Maar er wordt soms ook nog wel iets anders dan de kerkorde geraadpleegd. Vooral het een of ander praecedent. En daarom is liet goed, b ij t ij d s de kwestie te bestudeeren.

Ds H. C. V. d. Brink schreef in het „Kerkblad der Gereformeerde Kerken in H.V.":

Dit „nieuwe" Kerkrecht is reeds meer dan 10 jaar oud.

De bezwaren, ertegen ingebraclit, werden doodgezwegen; de meeste bezwaarden volgden blindelings het advies van den hoofdredacteur van „De Heraut", die in zijn lijfblad en mondeling tijdens de kerkelijke procedures op de classis beloofde de bezwaren binnenkort in een afzonderlijke brochure te zullen weerleggen, welke belofte tot nu toe onvervuld bleef.

Thans een da capo van toen! Zal het alsnog de oogen openen voor het onrecht, aan tal van predikanten en anderen aangedaan? Ach, ik vrees van niet!

Ds H. Veldkamp schrijft in „Friesch Kerkblad":

Niet minder onverantwoordelijk is het schrijven van Prof. Greijdanus in „De Reformatie", eveneens in „De Wachter" overgenomen, hetgeen blijkbaar volgens „De Standaard" reeds verschillende leden der kerk van Culemborg aanleiding gaf vrijmoedig te schrijven, dat de classis Drachten „uiterst lichtvaardig" gehandeld had. Dat wéét men daar dus al. Of men is algegaan op het gezag van „De Reformatie", die niet aarzelde aanstonds te spreken van „louter hiërarchie", „menschelijke willekeur", „menschelijke aanmatiging", . „overheersching van 'sHeeren kerk", enz.

Uit het opschrift van het bewuste artikel „Het nieuwe kerkrecht in de practijk" krijgt men den indruk, dat Prof. Greijdanus meer Dr Bouwman dan de classis Drachten heeft willen treffen, en het Drachtster geval gebruikt als een pijl op zijn boog. Maar ook al mocht deze indruk niet juist zijn, dan heeft in dit stadium deze buitengewoon felle critiek op bedoelde classis niet alleen geen enkele zin, maar doet ze groote schade aan het kerkelijk leven en is geen der partijen er mee gediend.

Dit stukje gaat uit van dezelfde misverstanden, als die we reeds verleden week in het „Geref. Jongelingsblad" aanwezen. Erg bekoorlijk is voorts die door den schrijver zelf disputabel gestelde „indruk" niet; Ds Veldkamp is erg bezorgd voor het respect voor kerkelijke vergaderingen, maar toont niet, dat hij veel respect heeft voor den persoon in kwestie. Evenmin, dat hij Prof. Greijdanus goed begrijpt, wat die „buitengewoon felle critiek" betreft; het gaat daarbij om het principe, niet om de bedoelingen dergenen, die vóór stemden. Bovendien: „in dit stadium", — wat is dat? Is de zaak niet publiek? Is het optreden in Drachten van een predikant, niet uitgenoodigd door den kerkeraad, maar gestuurd door de classis, niet publiek? Het sturen van een catecheet soms niet? De schorsing zelf niet?

Ds Veldkamp klaagt over publicaties in de „neutrale pers":

Ik vind het een vreeselijk verschijnsel, dat er blijkbaar lieden zijn, die zich haasten om de „neutrale pers" in te lichten en zich niet haasten naar hun bidvertrek om te smeeken om den vrede voor Jeruzalem.

Hij vindt, dat „in dit stadium" „slechts zwijgen en bidden plicht is". Dezelfde Ds Veldkamp evenwel heeft het met ons aangezien, hoe de neutrale en vooral ook de niet-neutrale pers (Kersten!) allerlei dwaze berichten over het „heidendom in de Geref. Kerken" verspreidde, naar aanleiding van een persbericht afkomstig van het „Ned. Chr. Persbureau" (Dr H. W. v. d. Vaart Smit), en gedistilleerd uit een brochure van een lid der commissie van onderzoek van de bekende meeningsgeschillen (Prof. Hepp). Niettemin was en bleef Ds Veldkamp over de publicaties van Prof. Hepp zeer verblijd. Maar Prof. Greijdanus, die géén lid van eenige commissie van onderzoek betreffende Drachten is, zou moeten zwijgen? We begrijpen van sommigen niets meer tegenwoordig. Naar het bidvertrek alléén moet de één; naar de rostra mag de ander.

Ds H. J. Heida schrijft o.m. („Kerkbl. Vlaardingen ca."):

Toch draagt het besluit wel een nieuw teeken aan het voorhoofd. Dat zit echter niet in het z.g. nieuwe van het ingrijpen eener meerdere vergadering; maar in de argumentatie.

En deze is: wanbestuur van heel den Kerkeraad of zoo goed als heel den Kerkeraad.

Ook van de minderheid, die hierover in de schuld kwam en werd gehandhaafd: Dit zie niemand over het hoofd.

Dat is een nieuw argument en over dat argument valt niet alleen te praten; maar moet zeer zeker worden gesproken nu het plotseling in de practijk wordt toegepast.

Wanbestuur is een wonder rekbaar woord. Wordt het eenmaal als wettig, onder ons algemeen toepasbaar argument in het Kerkrecht geïmporteerd zonder nadere definiëering en omschrijving, dan geeft men daarmede elke meerdere vergadering een wapen in handen, waarvan heel gemakkelijk misbruik kan worden gemaakt en waaruit licht kan voortvloeien hiërarchie, onderworpenheid der plaatselijke ambtsdragers aan de meerderheid, ja aan enkele vooraanstaande leden eener meerdere vergadering.

Voorbij gezien mag echter ook niet, dat te Drachten de kwestie, inzooverre die gepubliceerd is, gaat over de uitoefening der censure. Aan den eenen kant achten wij dat wegens de moeilijkheid der toepassing en de nieuwere tijden en opvattingen deze volstrekt niet te streng in de Gereformeerde Kerken wordt toegepast; misschien wel omgekeerd, dat wij allen beter hebben te waken over onszelf; maar ook meer over de dwalende schapen der kudde.

Doch anderzijds is het weerzinwekkend, wanneer censure ooit mocht worden gebruikt als machtsmiddel en niet als middel tot heilig houden van het huis des Heeren.

Ds van Strien schrijft in „Gron. K'bode":

Ik acht het ook niet het allerbelangrijkste, dat in het schorsingsbesluit over wanbestuur wordt gesproken als grond voor den tuchtmaatregel. Daar kan een complex verkeerde handelingen zijn, die men kortheidshalve zoo samenvat en dat in eventueel hooger beroep weer ontleed kan worden en in détails de critische aandacht kan hebben.

Overigens is het waar, dat onze K.O. den term wanbestuur niet kent en dat die term op zichzelf in staat is heel wat Gereformeerde menschen kopschuw te maken, omdat hij min of meer synodaal-hiërarchisch belast is.

Het bedenkelijke in deze zaak ligt hierin, dat de vraag - moet opkomen of de classis de grenzen van haar bevoegdheid niet overschreden heeft met dit besluit.

En mijn antwoord op die vraag kan helaas géén verdediging zijn van de handeling van deze kerkelijke vergadering.

Nadat Ds v. Strien heeft afgedrukt wat ter zake van de schorsing etc. in de kerkorde staat, vervolgt hij:

Daar ligt in opgesloten, dat de zelfstandige plaatselijke kerk zich verbonden heeft een zoo ingrijpende daad als schorsing van een ouderling of een predikant niet zelfstandig te verrichten. De Kerkeraad zal daarin niet handelen zónder het oordeel en ook niet tégen het oordeel van de genabuurde kerk. Daar ligt de vrijwillig erkende bevoegdheid van een meerdere vergadering. En waar die bevoegdheid van de meerdere vergadering vaststaat, daar wordt ook haar gezag aanvaard, al blijft de weg van het hooger beroep open.

Zou — om een voorbeeld te noemen — de kerk van Groningen een ouderling hebben, die zich aan een zeer ernstige zonde schuldig had gemaakt, dan zal de kerk van Groningen één van de kerken, die vlakbij zijn, uitnoodigen om met haar te beraadslagen en te beslissen in deze zaak.

Maar daar komt de classis niet aan te pas. Die heeft geen bevoegdheid krachtens de K.O. om op haar vergadering zoo'n ouderling te schorsen en hem een schorsingsbul thuis te sturen.

En zou de zaak al behandeld moeten worden op de classis, omdat de twee betrokken kerken ernstig verschil van meening hebben in de aanhangige zaak en het geval kwam door hooger beroep, of door niet afgehandeld kunnen worden op de classicale tafel, dan zou de classis hoogstens tot schorsen kunnen adviseeren. Maar zelf zal zij niét schorsen.

Ze zal aan de door de K.O. aangewezen vergadering adviseeren tot schorsing over te gaan. Het gaat er nu niet om, verder uit te stippelen hoe een classis verder handelen moet bij eventueele onwilligheid van den kerkeraad der betrokken plaatselijke kerk om het advies op te volgen.

Dit is de hoofdzaak, dat de classis Drachten gemeend heeft zelf tot de daad van schorsing te mogen overgaan.

Dat wekt bedenking. Dat maakt, dat men ernstig de vraag stellen moet of hier de band aan de K.O. is vastgehouden. Dat roept de vraag wakker of de classis zich bewust geweest is van dé grènzèri van haar bevoegdheid. Dat doet spreken van „een bedenkelijke methode". Natuurlijk zal men kunnen wijzen op gevallen in de geschiedenis van onze kerkelijke rechtspractijk, waarbij evenzoo gehandeld is als nu in Drachten is

geschied. Daarmee is de juistheid van het optreden echter

allerminst bewezen. Daar schuilt heusch wel méér dan een korreltje waarheid in den uitroep van Dr van Lonkhuyzen in het „Geref. Theol. Tijdschrift" van April 1933: „Noem mij een krommen stap op kerkrechtelijk gebied, welken ook, en ik zal dien met een beroep op de practijk der vaderen verdedigen".

Tenslotte: Indien hier inderdaad van de lijn der K.O. is afgebogen door een kerkelijke vergadering, dan is dat toch zeker bedenkelijk.

En dan mag onze kerkelijke pers daar zeker den vinger bij leggen, terwille van den welstand van ons kerkelijk leven.

Misschien vindt iemand het van minder belang of de zaak formeel juist is, als het zakelijk maar gerechtvaardigd is, dat een schorsing werd uitgesproken.

Laat men beseffen, dat het hier gaat om een zuiver bewaren van de Gereformeerde lijn óf afbuigen naar een synodaal-hiërarchisch kerkrecht, dat vooral in de dagen van de doleantie zoo heftig is bestreden.

De gevolgde methode gaat den kant van een bestuursstelsel uit.

Op die wijze dreigen de meerdere vergaderingen te ontaarden in hoogere besturen.

Dat gaat tegen de grondgedachte van ons Gereformeerd kerkrecht in.

Zoo wordt ons kerkelijk leven scheef getrokken. En al zou ik niet graag het onderscheid over het hoofd zien, toch komt de vraag op of zoo de Hervormdsynodale methode niet in het gelijk gesteld wordt, tegenover die welke in onze K.O. verankerd is.

Voor den goeden en gezonden gang van ons kerkelijk leven is binding aan de K.O. een uitermate belangrijke elsch.

Ook „De Heraut" spreekt over deze zaak. Omdat evenwel Prof. Greijdanus met een artikelenreeks in ons blad bezig is, citeeren we daaruit niet: het komt wel aan de orde. Een enkele bizonderheid, daarbuiten omgaande, krijgt nog wel een beurt.

Schuldbelijdenis.

In „Geref. Kerkbl. Drente & Overijsel" schrijft B. A. Bos: Ds

De Synode is dus geëindigd in schuldbelijdenis. Daarvoor ben ik zeer dankbaar en ik kan er van harte mee instemmen, want allen hebben we hier schuld, mits...

Och, moet nu hier ook al weer een „mits" zijn? Helaas, ik geloof het wel.

Mits wij de zekerheid zouden mogen hebben, dat Prof. Dr V. Hepp inderdaad zijn brochure-reeks staakte, en inderdaad zou ophouden zijn publieke beschuldigingen op de straten van Askelon uit te roepen.

Uit mijn artikel, indertijd geschreven naar aanleiding van de motie-Roermond—Venlo, weet men, waarom ik meen, dat het een met het ander verband houdt.

Klokken?

„Credo" (Prof. Hepp) geeft enkele beschouwingen weer over de jongste synodevergaderingen. Van „De Reformatie" wordt niets aangehaald, maar het volgende beweerd:

„De Reformatie mokt."

Tot zooverre. Wij antwoorden: „Credo" jokt.

Eenlettergrepig.

Eén onzer lezers was zoo vriendelijk, naar aanleiding van wat we onlangs over „eenlettergrepige poëzie" etc. uit „Opbouw" overnamen, ons het volgende te schrijven:

Het door TJ overgenomen „Mo'nosyllabicum" over de „Sontvloet" is van Revius. Hij heeft 't o.a. verwerkt in een lofdicht op „Der Zeevaert lof" van Elias Herokmans. Dat was een uitvoerige beschrijving van de geschiedenis der zeevaart, beginnende bij de Ark. In de uitgave van 1634 van Revius leidde hij zijn éénlettergrepengedioht aldus in, vol schalksahheid:

„Herckmans, wiens groote geest sich langer niet laet bergen, Maer sweeft, met Noahs Arck, hoogh boven alle Bergen, En sleypet achter aen so menigh schip en jacht, Als d' oud' of nieuwe eeuw' roem-ruohtigh heeft gedacht: iWat lust u mijnen sanck in uw© vloot te hooren? O vrient, ick heb de strand', en ghy het diep ghekozen. Ghy dreunt, met woorden, die elck wegen een quintael. Ick latet deurstaen met ghemeyne putgers-tael. Ghelijok ghy speuren suit uyt dese rammelinghen, Die niet en dogen noch te lesen, noch te singhen:

Monoisyllabi. Hoogh en lanck, Diep van ganck, enz.

En hij eindigt aldus: Hem, de Heer, Zij de eer. En danok voor sijn g'hena, die 't alles houdt in 't leven, En tot B'o schoenen werok u, Herckmans, heeft ghedieven.

Men zie voor een en ander de uitgave van Revius' gedichten, door Dr W. A. P. Smit, Iste deel (A'dam, 1930), pag. 34; en 2e deel (id., 1935), pag. 161—163.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 mei 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 mei 1938

De Reformatie | 8 Pagina's