GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vóór en tegen geheime synodes. (II.)

We beloofden verleden week het vervolg te geven van de discussie over geheime synodes, gelijk deze in de kringen der Waldenzen de aandacht trekken. Aan deze belofte voldoende, laten we nu eerst nog een vóórstander aan het woord. In hetzelfde nummer toch van „L'Écho des Vallées" (17 Dec. 1937) geeft de redactie nog aan een tweeden inzender het woord. De redactie schrijft:

Over hetzelfde onderwerp ontvangen wijl een correspondentie van Ds E'rmanus Rostan. Daar zij; ongeveer dezelfde denikbeelden. behelst als die welke men vindt uitgesproken in boven aangehaalden brief, (puWiceeren wijl daarvan slechts het einde. — Redactie.

Ds Rostan merkt dan zelf op: .... Men spreekt dikwijls over de rechten van het Waldenzisoh publiek; het heeft ongetwijfeld rechten; het heeft het recht de synodale zittingen bij te wonen tenzij het Moderajmen der Synode anders bepaalt; onze kerkorde laat het toe; ook is gezegd dat de belastingbetaler het recht heeft te weten wat geschiedt in die zaal van het Waldenzische Huis.... hoewel, o.i., zulk een recht niet verkregen behoort te worden door middel van geld. Natuurlijk heeft het publiek dat zich verdringt in de zalen van het Waldenzische Huis zeer veel rechten, maar waarom wordt niet ge^ zegd, dat het oofc plichten heeft? Den plicht, bij voorbeeld, om de zittingen bijl te wonen met een wezenlijke belangstelling voor het werk Gods, dat vervuld wordt door de Kerk, en met meer ernst dan men soms. ziet; den plicht niet door luidruchtige betoogingen tusschen beid© te koanen in een discussie, die op zioh zelf reeds opgewonden genoeg is; den plicht niet steeds gereed te staan de onvolmaaktheden der Kerk te oordeelen, maar veeleer ze te begrijipen; den plicht om niet rechts en links onvoorzichtig rond te strooien, wat ter Synode gezegd en gedaan wordt; den plicht om veeleer belang te stellen in de betwiste vraagstukken, dan in de afzonderlijke personen die er over redetwisten.... en nog andere plichten. Als het dus een recht is de Synode biji te wonen, brengt dit ook een zeikere verantwoordelijkheid met zich.

Van allen die de toelating van het publiek tot de Synode eischen, en van het geheel© publiek dat er bijl tegenwoordig is en verklaart dat juist dat een manier is om liefde en belangstelling voor de Kerk te betuigen, zouden wijl verlangen dat zij gedurende de rest van het jaar die zelfde liefde ook weten te bewijzen jegens hun plaatselijke (particuliere) Kerk, en daarnaast ijlver' voor het .gereg©ld bezoek van de godsdienstoefening, voor de medewerking met den predikant, voor de bijdragen, voor het werk van het getuigen dat ieder christen moet vervullen. Laat het niet gebeuren, zooals dat soms het geval is, dat men de zittingen der Synode bijwoont om er aangenaam den tijd door te brengen, uit nieuwsgierigheid, om te babbelen, ik zou bijna zeggen om een voorstelling te zien die traditioneel is geworden in de eerste week van September voor een zekere categorie menschen.

Er bestaat in dezen, zooals in zooveel andere quaesties, het voor en het tegen; laten wij trachten met een geest van wijsheid en voorzichtigheid ten opzichte van de Kerk en met een geest van vertrouwen jegens het publiek te handelen. En het komt ons voor dat onze Kerkorde niet beknot zal worden indien er ter Synode nog publieke en geheim© zittingen zullen zijln; integendeel, wijl zullen ons slechts houden aan de artikelen 76 en 77 van onze Reglementen.

Ook deze auteur is dus geen onbezwaard voorstander van openbare zittingen. Toch legt hij, zijns ondanks, den vinger bij een wondeplek, die het kerkelijk leven licht ontsiert, als de zittingen geheim zijn. Indien er toch onware verhaaltjes de ronde doen, wanneer de zittingen openbaar zijn, hoeveel te meer bestaat het gevaar daarvan, in geval ze geheim zijn? Van nabij hebben we krasse staaltjes vernomen van allerlei onware verhaaltjes, waarop het volk of een bepaalde kring onthaald wordt door lieden, die het uit de tweede of derde, soms echter ook uit de eerste hand hebben. En naast deze zonde van verhalen omtrent wat niet gebeurd is, staat dan de andere van verzwijging van wat wèl gebeurd, maar den verhaler niet naar den zin is.

Evenwel, het verhaal inzake de Waldenzen, is nog niet uit. We gaan volgende week verder.

Kerk en Jodenzending.

Dsi 'R. Bakker schrijft in „Geref. Kerübode van Rotterdam":

Wie de Joden als de nakomelingen van het oude openibaringsivolk Gods weet te schatten, die bevindt zich dus met den gelijkgezinden Apostel Paulus in goed gezelschap.

Een feit dat te 'denken geeft is eöhter, dat deze gezindheid in het algemeen slechts in kleineren kring vaa Christenen aanwezig is gebleken. En met name in het buitenland heeft men het mede om deze reden met de Jodenzending ook nog' niet zóóver kunnen brengen, dat deze arbeid van de Kerk zelf uitgaat. Waar het werk gedaan wordt, daar zijn het niet zelden particuliere vereenigingen, die met eenig kerkverband geen officieele relatie onderhouden. Het is verklaarbaar, dat om deze reden zich ook niet geringe moeilijk'heden kunnen voordoen in den prattischen arbeid dezer vereenigingen. Zoo was er b.v. in Oostenrijk, reeds voor de „Anschlusz", de moeilijkheid, dat de aldaar arbeidende Zweedsche Jodenzending verlegen zat met de vraag: bij' welke Kerk 'haar bekeerlingen zich konden aansluiten. Een Eivangelisch-Luthersche predikant (niet-Ariër!) had er de leiding, de meeste contribuanten van de vereeniging behoorden tot de Evangelisch-Luthersche Kerk in Zweden.

Doch de Evangelisoh-Luthersöhe Kerk in Oostenrijk wilde deze „Joden" niet opnemen, om redenen waarbij een niet officieel uitgesproken antisemitisme zeker niet de minste was.

Hoe moesten deze Joodsche personen, die tot belijdeniB van Jezus als den Messias wilden komen het Heilig Doopsel ontvangen , en hoe straks het Heilig Avondmaal te vieren?

Het is alleszins zeer terecht geweest, dat in de Gereformeerde Kerken van den aanvang af de gedachte aan een zendingsarbeid door eenige particuliere vereeniging tegengestaan en geweerd is.

Is er een roeping tot zendingsarbeid, ook onder de Joden, zoo kan dit niet aan de liefhebberij van enkelen „die er ivoor g e v o e 1 e n", worden overgelaten.

Neen, maar dan is de Kerk als geheel verplicht deze roeping te volbrengen, om Christus' wil!

Polemiek van „De Heraut".

We lezen in „De Heraut", no. 3154, d.d. 3 Juli 1938:

„Had Prof. Greydanus dan ook de moeite genomen om niet alleen de tractaten van Voetius te lezen, die Prof. Rutgers uitgaf, maar Voetius zelf bestudeerd, dan had hij daar in het vierde deel dit bewijs uit de Schrift kunnen vinden."

Aldus schreef Prof. Dr H. H. Kuyper. Maar in „De Reformatie" d.d. 3 Juni 1938 schreef Prof. Greijdanus in noot 1 onder zijn hoofdartikel van dien datum een citaat uit Pol. Eccl. van Voetius, deel IV, pag. 898/899. De hoogleeraar merkt dan daarbij op:

„In de gedeeltelijke editie van Dr F. L. Rutgers komt deze plaats niet voor."

't Was beter dat Prof. Kuyper wat nauwkeuriger kennis nam van wat zijn opponenten schrijven en wat minder uit de hoogte deed.

Het loslaten van eigen zekerheden.

Ds J. G. Roose schrijft in het „Algemeen Weekblad voor 'Christendom en Cultuur":

Wij zijn nu in de maanden waarin „de eene belft van het Nederlandsche volt de andere helft examineert".

Al moge 'deze uitdrukking schromelijk overdreven zijn, het is niet te ontkennen dat een groot deel van ons volk betrokken is bij den strijd om 't diploma, die nu in een acuut stadium is gekomen. Men doet dat niet voor zijn plezier. Zelfs de examinatoren zouden , in meerderheid zeker liever iets anders doen, vooral de meeste leeraren. Zij zijn zelf ook min of meer slachtoffer; zij zijn vaak weken van te voren al zenuwachtig, geprikkeld of tooedeloosi en : eenigszins bitter gestemd. Zij voelen vaak zoo sterk hun verantwoordelijkheid evenals de ouders en söhijnbaar veel meer dan de jeugd, die dit meer direct aangaat. Toch is de Onverschilligheid van de jongeren vaak alleen maar een houding die men aanneemt om de innerlijke onrust te verbergen. Ouderen en jongeren uiten zich zoo verschillend, maar het examenwee is machtig over velen. Achter 'dat examenwee zit de angst voor het niet-slagen. Het is vooral de onzekerheid, de spanning die deze weken zoo moeilij'k maken.

Als niemand zakken kon óf als de diploma's waardeloos waren, zou er geen examenwee zijn. Dan was examen-doen een soort sport waarbij verliezen niet zooveel beteekent omdat 't immers gaat om 't spel en niet om de punten.

Maar het diploma is een stuk zekerheid — wel is waar tegenwoordig angstwekkend dalend in waarde, maar toch nog dringend gewenscht. Zooals een rentenier zijn effecten zorgvuldiger bewaart naarmate ze minder rente opbrengen, zoo trachten vdj in dezen tijd diploma's te verzamelen voor onszelf of onze kinderen al staat de koers ook laag.

Omdat wij allen, al heetcn we Christenen, moralisten zijn, zoeken wij een schuldenaar voor dit stuk mensohenleed. Het eenvoudigste is het, de kinderen te beschuldigen „dat zij hun best niet doen". Natuurlijk kunnen wij ook klagen over de school of over ons onderwijssysteem, over de veeleisohend© examinatoren of zelfs over den minister van onderwijs. Sommigen van ons zoeken ook de schuld bij zichzelf en zf> meenen dat ze dan heel „Christelijk" zijn. Moeders verwijten zich dat zij wel eens om vier uur op theevisite waren of naar een vergadering als de kinderen thuis kwamen. Vaders erkennen dat zij de opvoeding te veel aan hun eohtgenooten bebben overgelaten. Misschien gaan ze met hun zelfbeschuldiging nog wel veel dieper en het zou mij niet verwonderen als sommigen daar heil van verwachten. Dat is toch een ver­ gissing. Natuurlijk bebben wij gelijk als wij schuld zoeken bij allerlei mensdhen; hoe meer schuld wij zoeken en bij hoe meer mensohen wij schuld zoeken des te meer "hebben wij gelijk. Maar daarmee hebben wij tO'oh altijd maar ten deele gelijk en dus altijd ook weer ongelijk.

De laatste oorzaak van al ons examenwee ligt bij God. Hij speelt met ons — schrik niet brave Christen! —I maar wij spelen niet mee. Daar zijn we veel te deftig, veel te ernstig en vooral veel te secuur voor. Daardoor bederven wij de sfeer. Wij zijn Gods spelbrekers. Wij' hebben andere regels en eisohen dat naar onze regels gespeeld zal worden, anders doen wij niet mee en wij richten een eigen club op, zonder God.

Het lijkt wel alsof wij, nooit iets van de groote wereldliteratuur gelezen bebben, geen classieke tragedie, geen drama van Shakespeare, 't Lijkt wel alsof wij zelfs nooit in den Bij'bel hebben gelezen van Jozef en David en Petrus en Paulus. Ziji hebben Gods spel meegespeeld met meer of minder schuld, zij hebben Gods leiding bij 't spel aanvaard en eigen zekerheden losgelaten. Waren ze daarom roekeloos of onzedelijk? Hoe durft ge 't vragen? Zij werden van hun zekerheden losgeslagen of zij hebben vrijwillig van hun zekerheden afstand gedaan en 't met God gewaagd in bet onzekere.

Daarvoor moest het examenwee van deze maanden sommigen van ons de oogen nu eens openen. Het is niet genoeg dat wij schuld ontdekt hebben, zelfs niet als vrij schuld biji ons zelf gevonden hebben. Het is noodig dat wij deze beele ingewikkelde werkelijkheid van schuld en leed, van gebeuren en doen uit Gods hand aannemen en leeren vragen wat Zijn bedoeling is. Dat brengt verlossing van het examenwee. Niet doordat het slagen gegarandeerd is of omdat de diploma's tocb niet veel meer waard zijn, maar omdat wij beginnen te vermoeden dat 'God met onze examens en diploma's, ja met al onze zekerheden speelt, zooals een kind met haar ballen. En wij moeten leeren ze op te vangen en weer weg te werpen inplaats van ze angstig vast te houden of amechtig na te loopen. Een zieke liet mij dezer dagen dit versje lezen (uit: „zoo ik niet 'had geloofd", door Ds L. J. v. Leeuwen).

„Meinst du, es lage auf der Strasze deines Lebens Auch nur ein Stein, ein hindernder, vergebens? Er mag nun haszlich grosz sein oder klein, Glaub' nur, da wo er liegt, da musz er sein. Gewisz nicht um dein Lebenslust zu mindern Gewisz nicht um dein Weitergelhn zu hindern. Nur darum legte in den ebnen Sand des Weges Ihn dir ein' gütige Hand Damit du dir den Stein recht solist beschauen, Und dann, in herzlichen Vertrauen, Mit 'Gott darüber reden solist Und Ihn solist fragen. Was Er dir mit dem Stein will sagen, Und 'bist du Gott an jedem Stein begegnet S'o bat dioh jeder Stein genug gesegnet".

Misschien is dit stukje Duitsch voor sommigen van ons een uiterst gesdhikte examenopgaaf.

We hebben dit stuk maar niet verknipt. In zijn geheel moet men het lezen, om te kunnen nagaan, waar men zooal uitkomt, wanneer men bet motief van het „zich terug laten werpen op de onzekerheid" eenmaal heeft aanvaard en hiermee op deze manier opereert. Wat doet nu Ds Roose met de bul van zijn universitaire en kerkelijke examens?

Laat men niet, wanneer er in de examens veranderingen noodig zijn, deze 'bepleiten met een beroep op den „spelenden God", doch onder in-rekening-brenging van nuchtere argumentatie; want zóó spelen WIJ met God.

De loop der geschillen.

Ds W. Schouten schrijft in Amersfoortscho Kerkbode :

'Overigens 'begint bet in sommige opzichten er al aardig op te lijken, dat de veronderstelling, die wij meermalen in 'deze rubriek bebben uitgesproken, - dat vele „geschillen" bij. de volgende Synode reeds geen geschillen meer zullen 'blijken te zijn, waarheid is. Daar kunnen we niet anders dan 'blij om zijn. Dan Mijkt aan de eene zijde hoe nuttig de zoo vaak verfoeide polemiek is, aan de andere zijde hoe gevaarlijk het is op losse gronden te spreken van afwijking van de belijdenis en zoo al meer, en maar van fel tegen de ketters van leer te trekken.

Bidden wij toch veel om den vrede van Jeruzalem.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juli 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juli 1938

De Reformatie | 8 Pagina's