GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik zie....

Ds Popma schrijft in „Amersf. Kb.":

Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet... De sensatie van dit kinderspel kunt ge U wel herinneren. De ander ziet het, geeft aanwijzing na aanwijzing en je ziet 't maar niet, hoezeer je ook alle krachten inspant.

De verwarring van den niet-zienden speler is de mijne op dit oogenblik. Prof. Waterink ziet in het ook door mij besproken boek „Idolen en Schepselen" van den heer Janse zoo diepgaand verschil van inzicht in de meest belangrijke vraagstukken van levensbeschouwing, dat beiden lijnrecht tegenover elkaar staan.

Zijn formuleering luidt tenslotte: „achter dit alles staat een verschil van inzicht over de wijze, waarop wij ons eerbiedig aan de Schrift hebben te onderwerpen". („Calv. Weekblad" 18 Nov. '38.)

Dat beteekent dus: Prof. Waterink ziet een verschil in Schriltbeschouwing. Iets anders kan ik me bij de woorden van prof. Waterink niet denken. Dus concreet: de een aanvaardt de Schriftbeschouwing in onze confessie vastgelegd, de ander niet. Wel bedoelt die ander ook eerbiedig voor de Schrift te buigen, maar de wijze, waarop hij dat doet, is radicaal verkeerd. Dat kan practisch voor iemand, die weet, wat hij doet, alleen maar verschil in Schriftbeschouwing tot resultaat hebben, hoe moeilijk wellicht zulk een verschil te formuleeren valt.

En daar sta ik nu. Ik geef het op

Want ik zie dit verschil, zooals prof. W. het formuleert, niet. En... prof. W. levert het bewijs ook niet. Op dit oogenblik schiet me te binnen, dat prof Grosheide niet zoo heel lang geleden heeft betoogd, dat we moeten oppassen niet te meenen, dat alles in orde is als de Schriftbeschouwing in den haak is. Daar werd terloops betoogd: welke verschillen er ook mogen zijn, verschil in Schriftbeschouwing is er niet.

Dr Berkouwer heeft als hèt groote lichtpunt in onze moeilijkheden aangewezen de eenheid onder ons in Schriftbeschouwing.

Verschil in Schriftbeschouwing tusschen prof. Waterink en den heer Janse zie ik niet.

Wel zie ik verschil in exegetische resultaten, ook misverstanden aan beide zijden, totaal verschillende aanpak van de dingen; en vooral: twee zeer begaafde mannen, die worstelen om in gehoorzaamheid aan Gods Woord te bouwen aan een Geref. wijsgeerige anthropologie (= leer aangaande den mensch).

Exegetisch resultaat.

Ds Popma schrijft In „Amersf. Kb.":

Prof. Waterink heeft bezwaar tegen de exegetische resultaten van den heer Janse. Hij ziet den goochelaar, die een pannekoek uit den hoogen hoed toovert. Dat lukt alleen, als de pannekoek eerst heimelijk er in gestopt is.

Volgens prof. W. heeft de heer Janse nu eenmaal een bepaalde wijsgeerige opvatting en leest die vooropgestelde meening overal in; hij leest niet onbevooroordeeld, maar met 't doel vooropgezette meeningen terug te vinden.

Is dat nu de historie van de pannekoek en de hoed? Dat kan, maar dat hoeft niet.

Dat zal alleen dan zoo zijn, als de wijsgeerige grondopvatting on-Schriftuurlijk is.

Maar er is ook, althans de mogelijkheid, dat deze wijsgeerige opvatting zelf resultaat is van geloovige bezinning op Gods Woord, b.v. van de doorgaande lijn der Schrift.

In dat geval zal een bepaald exegetisch resultaat niet zijn willekeurig opdringen van onze meening aan de Schrift, maar wordt het resultaat verkregen door Schrift met Schrift te vergelijken. Ook dan kan men nog van meening verschillen. Maar dan mag de methode niet zoo maar als a prioristisch worden afgewezen.

Prof. Waterink zal dit punt wel niet over het hoofd gezien hebben. Maar hij noemt het niet.

En wil hij anderen overtuigen, dan moet hij toch eerst de on-Schriftuurlijkheid aantoonen van de wijsgeerige opvatting, die 't uitgangspunt vormt bij den heer Janse.

't Leek me nuttig deze dingen hier te zeggen, omdat naar mijn overtuiging nog steeds niet is aangetoond, dat er ketterijen onder ons zijn.

„De Heraut" en het „Bannei"-aTtikeL

We achten het gewenscht, nu eenmaal „De Heraut" zich met Amerikaansche zaken bemoeid heeft, door te geven wat het blad uit „The Bannesr" aanhaalt. Hier is de aanhef:

„The Banner", het orgaan van de Christelijke Gereformeerde Kerk in Amerika, schrijft over dit voorgenomen bezoek van Prof. Schilder het volgende, dat we terwille van onze lezers uit het Engelsch in het Hollandsch vertalen:

„Dr K. Schilder, schitterend Gereformeerd Theoloog, professor aan de Kamper Theologische School der Gereformeerde Kerken in Nederland, is van plan ons in Januari en Februari 1939 te bezoeken blijkens een advertentie in „The Banner" van verleden week. Kerken, vereenigingen en instellingen, die er prijs op stellen, dat Prof. Schilder voor hen preekt of een lezing houdt, worden verzocht met een der private personen, die genoemde advertentie hebben geplaatst, in correspondentie te treden.

Het zou schijnen, dat er geen de minste reden was om zich niet te verheugen over het voorgenomen bezoek van Prof. Schilder. Een aantal leidende Gereformeerde Theologen hebben ons in de afgeloopen jaren bezocht en een hartelijk welkom ontvangen zoowel van onze leiders als van ons volk.

Hier volgen dan enkele namen; die van Bouwman en Greijdanus worden niet vermeld. Daarna:

Zonder twijfel zal daarom de eerste reactie op da aankondiging van Dr Schilder's komst van den kant van een groot getal van ons volk een gunstige zijn. En toch zijn er overwegingen, die ons noodzaken, zij het met tegenzin, om uit te spreken, dat we ons niet op ons gemak gevoelen ten opzichte van dit voorgenomen bezoek. -

De vertaling van het slot van het stuk nemen we maar over van „The Standard Bearer". Die spreekt (in onderscheiding van „De Heraut") niet van vechter, doch strijder; niet van barensweeën (!), doch van spanning, weet, dat een redacteur geen uitgever is, en cursiveert niet tendentieus:

Niemand versta ons verkeerd in deze zaak. We hebben een onbegrensde bewondering voor Dr Schilder's theologische scherpheid van blik, zijn geweldige werk-capaciteit, zijne toewijding aan de, zaak der Gereformeerde theologie. En toch, in weerwil van dit alles, spijt het ons, dat hij juist nu naar hier komt. Diegenen onder ons, die op de hoogte zijn met den tegenwoordigen gang van zaken in de Gereformeerde Kerken van Nederland, door het lezen van zulke bladen als „De Heraut", „Credo" en „De Reformatie", weten, dat onze zusterkerken verkeeren in de spanning van een ernstige controvers over de leer. Deze controvers betreft verschillende gewichtige punten der leer, zooals de onsterfelijkheid der ziel, de vereeniging der twee naturen van Christus, de gemeene gratie en de pluriformiteit der kerk. Dr Schilder heeft, als redakteur van „De Reformatie" een gewichtig aandeel genomen in deze geschillen. Zij, die zijn artikelen gelezen hebben, weten, dat hij een strijder is, die het

nooit opgeeft, een scherpe controversialist. Het is ook bekend, dat hij er beschouwingen op na houdt over de gemeene gratie, in sommige opzichten gelijksoortig aan die van mannen, wier voorstellingen veroordeeld zijn door onze synode van 1924, en die uit oorzake dier voorstellingen niet langer bij de Christelijke Gereformeerde Kerken behooren. Wat erger is, Dr • Schilder heeft, in antwoord op een vraag van één onzer predikanten, die hem onlangs in Nederland gesproken heeft, gezegd, dat hij voornemens was die geschillen in ons midden te bespreken.

Onze lezers verstaan nu, waarom wij óns over die voorgenomen visite van Dr Schilder ongerust maken. Zou het niet veel beter zijn haar uit te stellen tot na de vergaderingen van de algemeene synode der Gereformeerde Kerken in Nederland in Augustus 1939, wanneer de deputaten, die benoemd zijn om rapport uit te brengen over de gerezen geschillen, hun conclusies en adviezen zullen leveren? Waarom moet het vuur der controvers ook naar onze kerken worden overgedragen? Kan een weer-doen-opleven van het gemeene gratie geschil anders dan schadelijk zijn? Neen, we zijn niet bevreesd, dat Dr Schilder of iemand anders ons geloof in de besluiten over dit onderwerp in 1924 genomen, aan het wankelen zal brengen. Doch waarom zou deze kwestie heropend worden onder ons? Zal het den vrede en den opbouw der kerken bevorderen? Het schijnt vreemd, dat een theoloog uit een zusterkerk, die weet, waar onze kerken staan in deze kwestie, zou bedoelen om iets te zeggen, dat het welzijn onzer kerken in gevaar zou brengen, vooral als hij als gast onder ons vertoeft.

Over een en ander schrijf ik zelf in „Kerkelijk Leven", 't Spijt me voor prof. Hepp, dat de „Banner"-redacteur „Credo" noemt. Volgens „Credo" zelf staat dit blad „er buiten". Beter waren zekere brochures vermeld geweest. „The Standard Bearer" (het orgaan dergenen, die inzake de „gemeene gratie" een eigen standpunt innemen) schrijft over de kwestie, die zorg blijkt te baren:

Motief van die persoonlijke blijdschap (over dé overkomst), zoowel als van het besluit der genoemde mannenvereenigingen (om uit te noodigen), was heelemaal niet een zekere overtuiging of hoop, dat Dr Schilder in ons geschil met de Christelijke Gereformeerde Kerken het stuk der gemeene gratie betreffend onze zijde zou kiezen.

Voor zulk een hoop of overtuiging, meenen wij, is er geen genoegzame grond.

Daaraan werd niet eens gedacht.

Hier denkt het blad blijkbaar evenals ds Zwier, die in „De (Am.) Wachter" niet alleen verheugd bleek over het komende contact, doch ook zelf reeds constateerde, dat er tusschen wat ik schreef en wat ds Hoeksema („Standard-Bearer"-redacteur) leert, wel degelijk verschillen zijn. Geen wonder ook. In Amerika hing het gemeene-gratie-debat met bepaalde kwesties samen (uitverkiezing, roeping, enz.). Hier in Nederland zijn de zaken langs heel anderen weg op het tapijt gebracht. En als men nu eens niet denkt in de lijn van prof. Hepp, doch van de meeste andere menschen? Dan ziet men:

a. Schilder is het niet eens met een bepaald verdediger der gemeene gratie (Hepp);

b. Hepp is het niet eens met een bepaald verdediger der gemeene gratie (v. Baaien).

Wie nu concludeert:

het ééne commissielid is voor Amerika een bron van onrust, is het goeddeels met de dissenters eens, die moet dat ook van het andere commissielid verklaren.

Is dat soms de bedoeling van „De Heraut"?

Zoo niet, wat wil het dan eigenlijk? „The Standard Bearer" heeft nog een vraag:

En zou Dr Hepp ook invloed gehad hebben op den hooldredakteur van „The Banner"? Neen, ik bedoel heelemaal niet, dat hij Ds Kuiper zou hebben verzocht om zijn invloed te gebruiken om de komst van Dr Schilder te verhinderen. Maar we weten, hoe bezorgd Dr Hepp zich maakt over de handhaving van zijn zoo geliefd gemeene-gratie-theorietje hier in Amerika. We herinneren ons, hoe hij tijdens ons geschil in 1922—^24 over de gemeene gratie in correspondentie was met onze tegenstanders, zelfs een van zijn vredelievende brochures over de kwestie schreef. We weten, hoe hij op de Synode van Amsterdam, 1936, er van sprak, dat de Nederlandsche Kerken door de loochening der gemeene gratie den Christelijke Gereformeerde Kerken •geen slag in het aangezicht moesten geven. We weten öok, hoe hij in zijn jongste brochure over de Algemeene Genade Dr Schilder heeft aangevallen. En Ds Kuiper, dat weten we ook, is een vriend van Dr Hepp, en put zijn kennis van den gang der zaken in Nederland hoofdzakelijk uit „De Heraut" en „Credo". Is het dan zoo'n wonder, dat de vraag bij ons opkwam, of misschien ook thans Dr Hepp correspondentie voerde met mannen, die aan de controles zitten van de „steam-roller", en althans heeft gewezen op het gevaar voor de gemeene-gratie-leer, aan de komst van een man als Schilder verbonden?

Er is een essentieel verschil — zie boven — tusschen een slag in het aangezicht der Amerikaansche Kerken en een streep door enkele onrijpe stellingen van Prof. Hepp. Als men dat maar goed beseft, komt er veel terecht. Het is niet de eerste maal, dat stellingen van prof. Hepp van de tafel zijn genomen, na bestrijding in de pers, door Prof. Greijdanus.

Schrander.

Ds C. Veenhof citeert in „Haarlems Kerkblad" een artikel van Dr A. Kuyper uit „De Heraut" van 1898. Het begint aldus:

Schrandere geloovigen hebben steeds den ©isoh erkend, om in de eerste plaats voor het voortbestaan en den Moei hunner kerk zorg te dragen, en'daii onder kerk verstaan niet het mystieke Lichaam des Heeren, niet de kerk in hare onzichtbaarheid, niet de kerk als organisme, neen, maar - wel terdege die vormelijk uitkomende kerk, wier leden men op een boek vindt, aan •wier hoofd opzieners staan, en die den heiligen Doop 'bedient aan de kinderen der geloovigen, om ze strak®, na onderricht en belijdenis, met de ouders te verzamelen aan éénzelfde heilig Avondmaal.

Helaas wordt tegenwoordig wel eens voor „schrander" aangezien en voor „geestelijk", wie precies den anderen kant uitgaat en redeneert.

De onderling en de wedergeboren kinderen.

Ds C. A. Lingbeek heeft het over de opvoeding. Hij schrijft in het weekblad „De Geref. Kerk" iets over

de IJltra^Kuyperiaansche methode, die in onze jeugd nog onbekend was en dus nog betrekkelijk jong is. Met een voorbeeld kunnen wij' haar het best teekenen. In zeker dorp, waar wij vertoefden, waren de kinderen van de „Doleerende school", zooals men het noemde, op straat aan het spelen en ze maakten het daarbij zeker wel wat bont. Ten minste de ouderling der Gescheiden gemeente, die voorbiJ! ging, soheen dat zoo te vinden, en bij wist niet beter daartegen te doen dan te vermanen: „kinderen, kinderen, past dat nu aan wedergeboren kinderen van onze gemeente? "

De ouderling zal wel niet te vinden zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's