GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ZENDING EN EVANGELISATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZENDING EN EVANGELISATIE

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan den Vooravond van Madras.

I.

De aandacht van de internationale zendingswereld concentreert zich al intensiever rondom de komende wereldzendingsconferentie te Tambaram (bij Madras, in Britsch-Indië), welke, indien niet eer onverhoopt de politieke wereldsituatie gewelddadig ingreep, tegen het einde van dit jaar gehouden staat te worden.

Het Juli-nummer van de International Review of Missions, een uitgave van den Internationalen Zendingsraad, is geheel aan onderwerpen, welke op deze conferentie betrekking hebben, gewijd Vogels van diverse pluimage geven in dit nummer hun inzichten ten beste ter lezing aan een even heterogeen lezerspubliek. Voeg hierbij, dat een groote variatie in onderwerpen deze revue passeert, en men zal begrijpen, dat bijna ieder nieuw artikel een overschakeling van belangstelling, en een verandering van geestelijk kUmaat met zich meebrengt.

Over klimaat gesproken. Hoe weldadig doet het artikel van Dr Nathaniel Micklem uit Oxford aan, die één der themata der komende conferentie „Het geloof, waaruit de Kerk leeft", voor zijn rekening neemt. Zeker, een enkele uitspraak lokt tot tegenspraak uit. Maar de hoofdgedachte draagt onze volle sympathie weg. De schrijver maakt onderscheid tusschen Roomsch-Katholieke, Protestantsche, en rationalistische ^eloofsbeschouwïn^! In z'n algemeenheid is op deze onderscheiding nog wel eenige critiek uit te brengen. Maar welk een verblijding wekt het, te lezen, dat de schrijver in woorden, welke voor geen tweeërlei uitlegging vatbaar zijn, een radicale scheidslijn trekt tusschen het geloot naar Protestantsche en dat naar rationahstische visie. Onder de laatste verstaat hij de subjectivistische leer, dat 'het geloof niet veel anders dan een menschelijke meening is, gebouwd op het fimdament van menschelijke autonomie. In een bespreking van den huldigen kerkstrijd in Duitschland tusschen de Evangelische kerken en het positieve of Duitsche christendom, trekt lüj de lijnen door naar de overzijde van Duitschland's grenzen. En hij wijst op een verschijnsel van nog recenten datum. Een conferentie van religieusgezinde personen, waarin men een zekere gemeenschappelijke opinie formuleerde, welke uitdrukking moest geven aan een nieuwen vorm van christendom voor onzen tijd. Geen critiek op dit zoeken naar een gemeenschappelijke formule wil de schrijver uitoefenen; maar wel signaleert hij het bedroevende feit, dat achter dit werk de stilzwijgende overtuiging werkt, dat het christelijk geloof moet identiek zijn met wat deze heeren, individueel of corporatief, er van denken. Wat ter wereld mag het verschil zijn tusschen den geest van zulk een conferentie en dien van het moderne Duitsche positieve christendom? Ja, de schrijver aarzelt niet, de rhetorische ATaag te stellen: Is dit nu het geloof, waaruit de kerk leeft, of is het het ongeloof van menschen, die nog nooit gehoord hebben van of geloofd hebben in de christelijke prediking? Weldadig doet het aan, wanneer hij, bij alle verschil tusschen de Roomsch-Katholieke en Protestantsche geloofsbeschouwing, vaststelt, dat zij, in vergelijking met deze rationalistisch-modennstische, dicht bij elkander staan. En nog weldadiger, wanneer hij tot de uitspraak komt, dat het geloof, waaruit de Kerk leeft, in de Heilige Schriften van Oud en Nieuw Testament z'n standaard en regel des geloofs vindt. Roomsch-Kaüiolieken en Protestanten vormen één front tegen dit modernisme, dat den Christus niet als z'n Heer erkent; dat Zijn woorden misschien bewondert, maar niet gelooft in de vergiffenis door Zijn bloed; dat Hem wil beoordeelen, en niet door Hem beoordeeld wil worden. ' • \

Het geloof, waaruit de Kerk leeft: de Heilige Schriften van Oud en Nieuw Testament. In de internationale zendingswereld is dit een geluid, dat er maar al te sporadisch wordt gehoord. En des te dankbaarder zijn wij er dten schrijver om, dat hij zoo onomwonden kleur bekend heeft. Zelfs de vlucht in een term als „Bijbelsch realisme", welke door het recente werk van Professor Kraemer niet zal nalaten, navolging te vinden, is dezen

Een heel ander geluid komt tot ons in een artikel van één der leiders in de Koptische kerk, Eighomanos I Luka, die over Christelijke Hereeniging schrijft. Het eenige, waarin we het met hem eens zijn, is misschien, dat ook hij de pluriformiteit der kerk geen zegen, maar een vloek acht. Maar verder zijn we dan ook in dezen „bien étonnés de nous trouver ensembles". Met een benijdenswaardige naieveteit (dan wel raffinement!) dicteert hij, dat het christendom geen geloof is en geen secte. Dat Christus niet kwam om een nieuwe religie te stichten (!), maar enkel, om leven aan de wereld te geven. Een kerkenbond aller kerken voor practische samenwerking geeft z.i. de oplossing. Hoe duidelijk, ondanks het citeeren van enkele teksten, spreekt hier het ongeloof, waaruit de kerk niet leeft. En laten we het maar in onverholen klaarheid constateeren: Zoolang en wijl ook dergelijke „missionarissen" ter zendingsconferentie trekken, staan wij voor het ontstellende feit, dat volbloed zendingsobjecten als zendelingen optreden, en een verwarring binnen het christendom stichten, ten aanschouwe van onze jongere inheemsche kerken, welke niets minder beteekent, dan dat men niet meer weet, of nu eigenlijk de Schriftgeloo\ige zendeling dan wel zendingsobject, en de ongeloovige zendingsobject dan wel zendeling dient geacht te worden. Wanneer het waar is, dat de zending taak der kerk is — een gedachte, welke in de internationale zendingswereld al meer veld wint — dan is het ook even waar, dat onze zendingsconferenties kerkelijk dienen te zijn, en dat zij zonder kerkelijke leertucht niet uit kunnen.

Een artikel over „Zelfonderhoud" geeft frissche, behartigenswaardige gedachten. Onze lezers kennen de omgeving, waarin deze term thuis hoort. Het is in de zending schier gemeengoed geworden, dat een inheemsche kerk op het zendingsterrein, om voor zelfstandig te mogen worden aangemerkt, aan drie eischen moet voldoen: zij moet in staat zijn tot zelfregeering, zelf-onderhoud en zelfuitbreiding. Er is over deze dingen al heel wat te doen geweest. Nog onlangs vestigde Dr Bergema door één zijner stellingen bij z'n proefschrift, er in onzen kring de aandacht op. Hij deed opmerken, dat boven deze drie eischen diende uit te gaan de eisch, dat in een gemeente, welke zelfstandig verklaard mocht worden, het levend bewustzijn van in alles zich gebonden te weten aan het Woord Gods., moei; aanwezig zijn. Welnu, in gelijken zin schrijft de bisschop vau Dormakal over dit onderwerp ten aanzien van den eisch van zelf-^onderhoud. Hij vraagt of het wel juist is, om den jongeren kerken zulk een wereldlijk ideaal op te leggen als hun eerste plicht t Wat noodig is, is wel, dat men beginne, met in lie zien, dat we hier een geestelijk probleem hebben. In verband daarmede verwijst hij naar 2 Cor. 8 .en concludeert, dat niet onderzocht dient te worden, in hoeverre een kerk zichzelf bedruipen kan, doch wel, hoe ver zij gevorderd is in de genade van het geven! Geeft een kerk den Heere, wat zij behoort te geven, en leeft die overweging in haar midden? Niet onjuist wijst hij naar de oudere christelijke kerken, waaronder er toch ook genoeg zijn, welke in eigen onderhoud van buiten uit gesteund worden door kerken, waarmede ze samenleven. En toch denkt niemand er aan, die kerken onzelfstandig te noemen, of haar institueering óngewenscht te achten. En raak is zijn opmerking, dat in het moederland geheele kerkfoimaties nog nimmer in eigen onderhoud hebben voorzien, wijl de staat of eenig ander lichaam hier doen, wat der kerk is. Mag men dan zulk een eisch wel stellen aan de kerken op 'tZendingsveld? , - Dan is er een artikel over „Ondenominationale zending", waaronder verstaan wordt zending, welke niet eenige kerk achter zich heeft staan. Vooral de China Inland Mission is het voorbeeld van zulk een vorm van zending. De schrijver gaat niet zoozeer in op de principiëele vraag, of zulk een wijze van zending-drijven, geheel los van een institutaire kerk, nog wel in alle opzichten aanspraak mag maken op den naam van zending. Maar twee oj> merldngen mogen toch ook hier worden doorgegeven.

Ten eerste een opmerking, gemaakt in verband met de moeilijkheden, waarvoor zulk een wij zo van zending zichzelf gesteld ziet, zoodra, wat de schrijver noemt, de tweede trap van evangelische expansie is bereikt. Hieronder verstaat hij de phase, in welke de zending geraakt^ nadat ze haar pionierswerk gedeeltelijk heeft verricht, en er een groep van bekeerde inheemschen is. Immers, niet zoo spoedig heeft het zendingswerk vrxichten atgeworpen, o'f men komt op het zendingsterrein tegen, wat men a.h.w. in het moederland ontvluchtte, n.l. het kerkprobleem. De schrijver vermeldt dan, hoe deze zendingsarbeiders hun hoop er wel eens op gevestigd hadden, dat tengevolge van het ontstaan van een „eenheidskerk" op het zendingsveld als vrucht van den arbeid van werkers uit onderscheiden kerkformaties, deze kerkformaties ook in het moederland den weldadigen invloed van het zeudingsterrein zullen ondergaan, en zich ook zullen vereenigeh. Maar deze kans. is wel een zeer geringe, en in de praktijk is ze eigenlijk niet voorgekomen. Het gevaar van deze. soort van zending, n.l. het individualisme en de zendeling-dictator (!) dient bezworen, wil men de bekeerlingen op hun zendingsterrein doen aansluiten bij een andere reeds bestaande kerkformatie, of ook, wil men daar tot een eigen kerkformatie komen. Maar hoe ook aangepakt, in alle geval keert ook voor dezen vorm van zending het kerkprobleem op het zendingsterrehi terug, nadat men het in het moederland had ontweken of geminacht. Onkerkelijke en inter-kerkelijke zending hebben het moeilijk, wanneer er op het missieveld vruchten rijpen. Want die vruchten kunnen niet onkerlielijk noch interkerkelijk zijn. En zoo dient men dan op bet zendingsveld te beginnen, waar men als zendeling zelf eens en voor goed zichzelf beloofd had, van af te laten.

Een volgende moeilijkheid, waarvoor deze ondenominationale zending staat, is de quaestie van de vooropleiding harer zendelingen. Quantiteit kan qualiteit niet vervangen of vergoeden. Menschen, die geen academische vorming hebben genoten, zijn — de gezegende uitzonderingen daargelaten ~ generaliter, ondanlis hun hartelijke liefde en opofferingen voor hun werk, niet in staat, om den problemen van de tweede phase der missionaire expansie het hoofd te bieden. Bovendien vorderen de zelfbewustheid van den modernen dictator en de overgevoeligheid van de moderne nationalistische staten van zendeling en zendingskerken wijs beleid; en de onopgeleide maar enthousiaste zendeling is meer dan eens niet in staat om een situatie, welke verschilt van eigen individueelen of nation alen achtergrond, goed te peUen. En dan gebeuren er natuurlijk ongelukken!

Oct. 1938.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

ZENDING EN EVANGELISATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's