GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bijbelsche Zeevaart.

De stranding.

I. Vanaf het 27ste vers (Hand 27) neemt het verhaal een wending. Het eindie van den zwaren tocht in den storm, komt nader. Lucas deelt mee dat ze zich in de Adriatische zee bevinden. Dit is de ze© tusschen Kreta en Sicilië, die uitsluitend door Alexandrijnsche zeevaarders met dien naam werd genoemd. 'Balmel' schrijft naai- aanleiding iiiervan ^):

„Josephus, der bekannte Gesohichtschreiber, machte im demselhen Jahre (wie Paulus) eine Romreise. Das Sohiff sank im offene Meere, wie er deutlich sagt, in der Adria, womit über jeden Zweifel bewiesen ist, dasz die See zwischen Kreta und Siziliën bei den Alexandrinern in jener Zeit das Adriatiscbe Meer hiesz".

Terwijl ze dan in den veertienden nacht op w& waren, deden zich verscliijnselen voor, waaruit de zeelieden meenden op te maken, „dat hun eenig land naderde". •Waarschijnlijk hebben zij branding gezien. Een witte strook woUig schuim stak hcht af tegen den donkeren omtrek. Op mijlen afstand reeds werd het beuken der golven op rotsen en strand gehoord.

Een ander kenmerk — dat zekef van niet minder beteekenis moet worden geacht dan het eerste — is de aanwezigheidi van vogels. Er zijn tal van voorbeelden bekend waar stranding voorkomen is door gekrijsch van vogels. Op zee blijven vogels zooveel mogelijk in de nabijheid van het laad En de zeelieden uit de Oudheid, die voor hun beperkte navigatie alles moesten hebben van de praktijk, waren daarmee natuurlijk bekend. Als ze bemerkten bij nacht een onbevuurd' gebied te naderen, doen ze, wat thans nog is voorgeschreven in zoo'n geval: ze looden. Daarvoor gebruiken ze het handlood. Een ander zullen ze niet gekend hebben. Het lood zal er ongeveer als volgt hebben uitgezien: Aan een lang touw is een stuk lood! vastgemaakt. Op bepaalden afstand worden lapjes gebonden. Om hiervan eenig beeld te geven volgen we de methode zooals die nu nog op da meeste Nederlandsche schepen toegepast wordt. ^) ; Op 3 vadem afstand van het lood een rood lapje; op 5 vadem een wit lapje; op 7 vadem een blauw lapje; op 10 vadem een Imutteltje met knoopje.

De merken 13, 15 en 17 vadem zijn ï^espectievelijk dezelfde als op 3, 5 en 7 vadem; op 20 'vadem komt een knutteltje met twee knoopjes, iWü men nu weten hoeveel water er staat, dan wordt vaart geminderd; men werpt het lood in zee en roept het aantal vademen.

„Des nachts leest men het merk af, dat heit «lichtst bij Qf achter de hand is en trekt hieirvan; af den afstand van de hand tot het water." s)

Loodeuj dat niet verwisseld moet worden met peüen, is niet ieders werk. Er behoort heel wat handigheid en routine toe het lood goed te gebruiken. Daarbij, de veiligheid is er mee gemoeid Ongetwijfeld hebben de zeelieden op het Alexandrijnsche schip blijk gegeven van goede zeemanschapL Wij hebben dat bij voorgaande gelegenheden gezien en het vervolg van het verhaal zal dat steeds weer bevestigen.

In het 23ste vers noteert Lucas wat de man aan het lood afroept. Eerst 20 vadem, even later 15 vadem.

Om de diepte der zee te weten werd in de Oudheid van de standaardmaat or gul a gebruik gemaakt. Eén orguia was gelijlc aan dten afstandi tusschen twee gestrekte armen, en komt overeen met onzen vadem. 100 arguiai was een stadium — 185 M. — de leng; te van de renbaan op den Olympus.

Door te looden bemerkten de zeelieden in ondiep water te komen. Het was nacht. De wind kwam nog steeds van achteren in. Uit vrees voor stranding trachtten ze te ankeren, hetgeen gelukte.

Opnieuw toonen ze goede zeemanschapi. Want nu konden ze den dag afwachten en zich dan oriënteeren. Een tegenwoordig gezagvoerder zou in dergelijk geval precies zoo hebben moeten handelen. Wel beschikt men in oaizen tijd over draad^ looze telegrafie, radio-peilingen, onderwaterkloksignaal, echo-lood, een krachtige machine en andere hulpmiddelen. Maar lang niet ieder schip heeft die instrumenten aan boord. En ik stel me voor dat een gezagvoerdier van een zoo goed als geballast schip, die bij nacht een onbevuurd' gebied nadert, veelal zal gaan looden. Tenminste bij een zandige of onbetrouwbare kust. Blijkt al dat het schip in ondieper water komt, dan zal hij terstond ankeren en den dag afwachten.

Of, hij zal uitsturen, d.w.z. hij zal trachten uit de kust te komen. Dit was voor de zeelieden uit Hand. 27 onmogelijk. Zij moesten ankeren, hun nog eenig overgebleven redmiddel.

Het doet wel eenigszins typisch aan, dat ze vanuit het achterschip vier ankers werpen.

Toch was dit heel logisch. De storm kwam van achteren in en dreef het scliip voort, waardoor het eenigszins vaart liep. Indien de hypothese van het drijfanker (vers 17 b) juist geweest is, dan zullen ze het niet al dien tijd hebben beHiouden. In ieder geval lag het schip thans met den kop naar het westen. Nu is het riskant om als een schip nog vooruit loopt vanaf het voorschip te ankeren. Hierdoor zouden de ankertouwen (kettingen kende men pas in de vorige eeuw) kunnen breken. En dan waren ze aan de zee overgeleverd Daarbij kwam nog iets: Wanneer zij het schip plotselüig ten anker bracliten, zou het rondzwaaien en waar zou het dan terecht komen? De kust was vlak bij. Geheel in overeenstemming dus met de positie van het schip en met het oog op de dreigende kust, het men vanuit het achterschip vier ankers vallen. Aan ieder ankertouw twee ankers. Toen het schip eenmaal voor anker lag was het goed mogelijk vanuit het voorschip te ankeren. Volgens vers 30 namen de scheepslieden" dan ook den schijn aan alsof zij' daar het anker klaar maakten. Terwijl z.e in werkelijkheid de boot te water wilden laten, om ermee te ontkomen.

Er staat zeer merkwaardig dat ze de ankers zouden „uitbrengen". De ankers achteruit hebben ze laten vallen. Het schip (half geladen) maakte een vooruitgaande beweging. Er stond niet veel water, maar de ankers hielden. Wat de weersgesteldheid betrof scheen de toestand zoo te zijn, dat ze in staat zijn geweest een boot uit te zetten. Mogef lijk hadden ze eenige beschutting van het land In geval een anker uitgebracht .wordt, laat men het in de boot neer en roeit er een eind mee weg, terwijl het ankertouw wordt uitgevierd Een eind van het schip laat men het anker in zee. Een boei wijst nagenoeg de plaats aan waar het is gevallen.

Aan boord van het Romeinsche schip treedt een periode van rust in. Paulus wekt hen op den' moed niet te laten zinken^ en zich door gebruik! van voedsel wat te versterken. Als dat gebeurd is, gaan ze weer aan het werk. Ze werpen eersi de overgebleven lading over boord Hierdoor kwam het schip hoog op het water te üggen. Het moet wel een groot schip geweest zijn, want hoe zou het anders geheel leeg zijn stabiliteit hebben kunnen behouden? Dubbele bodem en ballasttanks kende men niet. Er moet dan ooK vaste ballast in het schip gebleven zijn.

„En toen het dag werd kenden ze het land niet" (vers 39).

Eerst nu blijkt hoe dicht ze onder den wal zaten, want ze zien een baai met een stuk strand. Daar wilden ze het schip opzetten.

In Hand 28:1 wordt gemeld dat het een eiland is en Melité — het tegenwoordig Malta — heette. Vanuit menschelijk oogpimt bezien is het wel zeer toevallig te noemen dat ze juist bij Malta zijn uitgekomen. Voortgedreven door wind en zee zijn ze er dicht langs gevoerd. Maar was ihun koers wat noordelijker geweest, ze zouden voorbij gevaren zijn. En waar zouden ze zijn beland?

Ze besluiten het schip aan den grondl te zetten en dan aan wal te stappen.

Deze wijze van redding is veel veiliger dan in de boot te gaan en door de branding naar het land te roeien. Ze nemen dan ook maatregelenj die Lucas in vers 40 van stuk tot stuk meedeelt. Een Nederlandsch gezagvoerder heeft eens de opmerking gemaakt, dat de gegevens van het veertigste vers vragen hadden kunnen zijn voor het examen Ie stuurman groote zeilvaart.

Nauwkeurig heeft Lucas die manoeuvres opgeteekend.

Allereerst weird het schip van zijn ankers losgemaakt Dit is geen nautische uitdrukking. We maken er gebruik van omdat de vertaüngen zeer uiteenloopen' en de exegese hier ook ©enigszins in gedrang komt. «^

De Staten-overzetters lezen: „en als zij de ankers opgehaald hadden, gaven zij (het schip) aan de zee over." Schip staat in den Bijbel cursief, dw.z. in den grondtekst wordt het gemist.

Een Fransche vertaling staat dezelfde lezing < voor: „C'est pourquoi, ayant retire les ancresi, ils abandomièrent Ie navire (cursief) a la mer."

De Fransche overzetting gebruikt het woord abandonneeren. Dit herinnert onwillekeurig aan (het Zeerecht, waardoor de verzekerde, schepen

en goederen aan dien verzekeraar kan overlaten, in geval van schipibreuk, stranding of wegens andere oorzaken.*)

Mogen we hier denken aan een veirziekelringStransactie? Of is dat wel wat ver gezocht een üergelijke overeenkomst uit den tekst te lezen? Onder welke vlag voeren die schepen en wie W; as hun opdrachtgever?


1) Balmer, Die Romfahrt des Apostels Paulus, blz. 381. 2) De Uitrusting, Noordraven, blz. 410.

3) De Uitrusting, Noordraven, blz. 411.

4) Wetboek van Koophandel, 2e deel, Zeerecht, art. 663. Bedoeld is hier het oude Wetboek van 1838.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 maart 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 maart 1939

De Reformatie | 8 Pagina's