GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK VAN DE WEEK

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verworpen Christendom.

n.

Nog op een ander voorbeeld mag gewezen worden; een voorbeeld, waaruit blijkt, met hoe scherpen blik Bruning de situatie overziet en beziet in do kringen waarin hij thuis is. Er was geschreven over den cultureelen bloei van de katholieken van dezen tijd, waaruit men de conclusie getrokken had, dat het katholicisme tot een nieuw hoogtepunt gekomen was. Bruning gaat daar fel en raak tegen m. „Als ik onzen „bloei" vergelijk met datgene wat in vroeger dagen een bloei vertegenwoordigde, zie ik niet met minachting neer op wat heden door sommigen op deze gebieden gepresteerd wordt, doch dan concludeer ik slechts, dat er heden hoogstens sprake is \.\n een schraal en schaars knopvormen. En als er heden sprake is van polemiek, beweegt zij' zich niet in de nabijheid van een cultureel hoogtepunt, maar houdt zij direct en onmiddellijk verband met een cultureel laagtepunt. Maken wij' ons geen illusies. De gevaarlijkste misverstanden zijn de vleiende."

En vervolgens geeft Bruning zij'n kijk op de verhoudingen, zooals deze zich in katholieke kringen ontwikkeld hebben.

„Overal waar zich een contra aandient, staat men inderdaad in twijfel waarmee men moet gaan fakkelen, met een banbriefje of met een brevet van onvermogen. Men weet het niet, werkielij'k, men weet het niet. Men kan soms wel een bezwaartje formuleeren, maar dat bezwaartje wordt na de eerste weerlegging weer ingetrokken en aan een tweede bezwaartje waagt men zich al niet meer. Zoodra er een discussie dreigt, laat men alles — onbeslist — in het midden: in den steek. Men weet het niet. Als men beaamt, beaamt men vaag, met tientallen achterdeurtjes, waardoor men weer met goed fatsoen van het tooneel kan verdwijnen. En als men niet beaamt geschiedt dit al even vaag en met precies zooiveel Idepperende achterdeurtjes. Men strijidt niet meer, noch vóór, noch tégen meeningen. , Men beaamt. Men praat. Men glijdt er tusschen uit. Men — toppunt van overtuiging — men sympathiseert, d.w.z. men weet het niet. Het liefst liet men alles maar bij' hefi oude (waarom kan dat nu niet? ). De situatie is overal, telkens, voortdtirend: onzekerheid, geeil oordeel, angst — angst ook de eigen onzekerheid bloot te geven. Men schuwt het contra vooral als bron van polemiek. Men schuwt de polemiek nog meer dan het contra. Als het conti-a tot geen polemiseeren dwong, kon het oonlra gevoeglij'k crepeeren. Maar het dwingt zij'n hebben en houden op tafel te leggen. TEvenwel om redenen van welbegrepen eigenbelang doet men zulks liever niet. ZoiO redt djiis de anti-polemische dan haar houding met het bekende serene glimlachje en het zoetjeshautaine schouderophalen dat het recht, het voorrecht, het exclusief privilege geworden is van hen, die pretendeeren, de waarheid te bezitten. Maar wederom negeert men iets.

Men negeert n.l. dat men als christen tegenover God, en zichzelf in het bezit der waarheid wanend, aan een ernstige gewetensmeening, juist als deze faalt, en aan de ziel van een mensch die naar eenige waarheden voor dit beden zocht, nog iets anders verplicht is dan het serene glimlachje en deszelfs sinistere minachting. En nog iets anders dan het vonnis, dat altijd achter daï glimlachje op de loer ligt (en waarmee het contra inrukken kan): starrköpfiges Festhalten an der eigenen Idee..." i)

De citaten, die gegeven zijin, zijn wat lang — we stemmen het toe — maar ze geven toch naar ons oordeel een indruk van de frissche en oorspron]kelijke gedachten, die in dit boek zijn neergelegd. We hooren hier in vele opziditen heldere geluiden.

Hoewel Bruning afwijkt van de tradiüoneele roomsche kerkleer op menig punt, is hiji toch ook

weer niet tot het zuivere rëfo; rniatorische standipunt gekomen.

Bruning noemt zijn boek: „Verworpen Christenoom". In dien titel ligt al uitgedrukt hoc hij' de positie van het christendom hier op aarde beziet. De christen heeft volgens Bruning wel een plicht, maar niet een functie. Het is zijn plicht te strijden voor het rijk Gods, maar met geen andere zekerheid dan die Christus voorspelde: zooals men Mij uitwierp, zoo zal men ook u uitwerpen. De christenen leven onder de wet der aarde: de knechtschap en verworpenheid van het goddelijke, in de wereld van het mensdielijke.'^)

Hier ligt de grondgedachte van het boek van Bruning: „de zegepraal zal, indien ze in Gods bedoelingen ligt, in niets een gevolg zijn der menschelijke werken".

Nu heeft Prof. Schilder eens geschreven: „Als God den nieuwen hemel opent, dan zal die nieuwe hemel niet een donum-superadditum, geen mechanisch toegevoegd en opgelegd nieuw hoofdstuk achter de historie-beschrijving van de wereld bij wijze van aanhangsel zijn, doch hij zal alleen maar wezen de ontplooiing van al die krachten, welke door den Christus in de nieuwe menschheid, dat is: in de gemeenschap van de dienaren Gods, gelegd zijn en aanvankelijk reeds waren uitgewerkt." 3)

Wij leven allen wel is waar op aarde in de „strijdende kerk", d.w.z. wij zijn als christenen niet tot de volmaaktheid gekomen. De levensverrichtingen van de geloovigen zijn niet „af", niet volkomen. De kinderen Gods komen nimmer gereed met hun ai-beiden in het Koninkrijk Gods. Er zullen functies zijn, die lijdelijk op non-actief gesteld zijn, er zullen er andere zijn, die slechts zeer gedeeltelijk tot werkzaamheid gebracht worden. De 'levensfuncties zijn nimmer tegelijk alle op volle sterkte, en zoo vormt ook de arbeid nooit een afgerond en afgesloten geheel. Alle werk dat verricht wordt, blijft, omdat het aan deze zijde van het graf verricht wordt, een werk, met zonde „besmet en bevlekt".

Maar Jezus Christus, die de overwinning op de machten der duisternis behaald heeft, en die als de Triumphator is uitgetreden in het licht van den Paaschnlorgen, Hij heeft hier op aalrde toch Zijn menschen in elke eeuw, tot alle goed werlc volmaakt toegerust.

De christenen zijn dus niet volkomen, o neen, zij zullen zelf de eersten zijn om dat te erkennen, maar ze zijn toch in beginsel gehoorzaam aan 's Hoeren geboden. ïln ze werken als mede-aïbeiders Gods ook in het groote werk, dat aarde en hemel vervult. Ze zijn overvloedig in het werk des Heeren. En hun arbeid is niet ijdel in den Heere. Dat wil zeggen, zoOi schrijft Prof. Grosheide bij de verklaring van deze wooirden (1 Cor. 15:58): ze moeten voortdurend leven in de wetenschap dat hun arbeid, eigenlijk staat er: hun zwstre arbeid, niet zonder inhoud is, iets betoekent, iets doet voor de zaak des Heeren. Niet om hun zelfs wil, doch in den Heere, in den kring, waar Cliristus heerschappij uitoefent, maar ook kracht geeft. *)

Van een verworpen christendom meenen we dus, dat op grond van de Heilige Schrift in dien zin niet gesproken mag worden.

Wel is de kerk smds Christus' hemelvaart, in den aanvang van de duizend jaren van Zijn verhoogingsheerschappij in de „woestijn", maar toch is ze vrijgemaakt door den Zoon des menschen. „Zij heeft de rechten van Sara de vrije; maar zij hongert met Hagar de slavin in de woestijn. Doch haar vrijwUlige onthouding is dan ook geen negatie van haar erfrecht, doch het bewaren van eigen stijl, en het terhand nemen van die cultuur die de groote massa nooit voor oogen lieeft: den 'dienst van God in het breede menschenleven, naar de gelegenheid van Christus' üjd."^)

En als Bruning aan het eind van zijn bespreking van Van Duinkerken's boek de conclusie neerschrijft: „De taak van het christendom is niet zoo „glorieus" en heden minder dan ooit. Hiet is een zeer nederige en een zeer deemoedige^ en ook een zeer vernederende" (pag. 194), dan gelooven we niet, dat hij daarin gelijk heeft.

Bij' hen, die in de breede gemeenschap der keirk Jezus Christus als hun Zaligmaker belijden, is er weer een luisteren naar de geboden Gods. Door hen wordt in eiken levenskring gearbeid in gehoorzaamheid aan het bevel des Konings. En In hun werk, voorzoover dit geschiedt overeenkomstig Gods wil, werkt de Christus door, om alle 'dingen heen te stuwen naar het einde.

En Zijn arbeid is niet vernederend, maar triumf eerend'.


1) Pag. 40, 48, 49.

2) Vgl. vooral hoofdstuk 1.

3) Jezus Christus en het Menschenleven, pag. 264. Vgl. ook passim.

4) Korte Verkl. 209.

5) Schilder a.w. pag. 276.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juli 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juli 1939

De Reformatie | 8 Pagina's