GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geneeskunde en Magie.

IV.

De Yorige maal beëindigden wij onze besprekingen met er op te wijzen, dat de natuurwetenschappelijlce geneeskunde zich practiscli gesproken niet inliet met de gedachtenwereld, die zich ontwikkelde om verschijnselen, zooals het „dierlijk magnetisme", het somnambulisme en den „magnetischen slaap". Zij kon dit ook niet, wilde zij niet weer onder den ban komen van magische voorstellingen, waardoor zij op den duur haar zelfstandigheid weer zou inboeten. Reeds bij Mesmer zelf zien wij deze tendenz tot het uitwisschen der grenzen tusschen geneeskunde en religie duidelijk naar voren komen. Had hij niet aan het hoofd van iedere gemeente een leider willen zien, dien hij „geestelijke" noemt, wiens ambt ook de zorg voor de openbare gezondheid moest omvatten?

Toch zou het niet lang duren, of aan den „magnetischen slaap" wordt haar magisdi aureool ontroofd. We zien namelijk in het midden der negentiende eeuw het merkwaardige feit gebeuren, dat het gelukt de hypnose als een geheel natuurlijk gebeuren te bezien en te verklaren. Sterker nog, deze oorspronkelijk zoo geheimzinnige methode van behandeling wordt tenslotte dienstbaar gemaakt aan de diagnostische en therapeutische doeleinden van de moderne geneeskunde.

De man, die feitelijk het eerst den stoot in deze richting gaf, was de Epgelsclie chirurg James Braid. Deze onderwierp den „magnetischen slaap" aan een nauwkeurig onderzoek onder meer in verband met zijn streven een middel te vinden, waardoor hij zijn patiënten zou kunnen opereeren, zonder dat zij daarvan iets gevoelden.

En als resultaat van dit onderzoek kwam hij tot de conclusie, dat het wezen der hypnose, — aldus betitelde hij den „magnetischen slaap" > —, gezocht.moest worden in het vermogen der zieken om zich bepaalde dingen en toestanden in te beelden. Met deze natutu-lijke verklaring meende hij geheel te kunnen uitkomen, zonder dat hij zich verder met de oude theorie, die in een overdragen van hypothetische magnetische krachten geloofde, behoefde in te laten. Hiermee was de eerste schrede gezet op den weg, die er op den dutir toe leidde, dat de hypnose geheel los geraakte van de fantastische en magische voorstelhngen, in het licht waarvan zij vroeger bezien werd.

Ook in Frankrijk wordt zij in de tweede helft der negentiende eeuw voorwerp van wetenschappelijk onderzoek. Vooral in Nancy bestaat voor haar groote belangstelling. Men spreekt zelfs van de „school van Nancy". De oorspronkelijke opvattingen van Braid worden verdiept en uitgewerkt. In den grond blijkt zij niets anders te zijn dan een bepaalde vorm van suggestie, waarin het onbewuste zieleleven de hoofdrol speelt. E, n het gelukt de „school van Nancy" haar in tweeërlei opzicht voor de geneeskunde van nut te doen zijn.

In de eerste plaats blijkt de hypnose een be­ paalde therapeutische waarde te hebben. Deze kan ik het gemakkelijkst demonstreeren door een kort overzicht te geven van wat er feitelijk gedurende dezen geestestoestand plaats heeft.

Door bepaalde hulpmiddelen wordt de patiënt eerst in een toestand van kunstmatigen slaap gebracht. Het wakende bewustzijn wordt daardoor geleidelijk uitgeschakeld. De gehypnotiseerde ziet en hoort nu niets anders dan den hypnotiseur en wat deze hem opdraagt of voorspiegelt. Hij is thans geheel op hem ingesteld. Alles, wat deze beveelt, volvoert hij geheel automatisch. Hij be-sindt zich volkomen in de macht van een ander. In zekeren zin is hij geheel willoos en niet meer verantwoordelijk voor wat hij doet. Het „bewuste ik" heeft het terrein geheel vrij gelaten aan het „tweede ik", dat onder het gewone bewustzijnsleven woelt en werkt en ongemerkt zulk een grooten invloed heeft op het denken en handelen van den mensch. Met dat „tweede ik" treedt de hypnotiseur in contact. Dit staat nu geheel voor hem open. Daarop werkt Mj in. Hij kan nu zijn suggesties zonder eenige moeite daarin overbrengen. En de patiënt zal daaraan gevolg geven, niet alleen gedurende zijn hypno- Üschen slaap, maar ook straks, wanneer hij daaruit ontwaakt is, zonder er zich van bewust te zijn, hoe hij daartoe gekomen is. Zoo kunnen gevoelens van gezond zijn en het verdwijnen van nei-veuze bezwaren gedurende de hypnose gesuggereerd worden met als gevolg, dat de zieke na afloop daarvan inderdaad zich gezond gevoelt en bevrijd blijkt te zijn van allerlei mogelijke klachten, In de tweede plaats krijgt de hypnose ook een bepaalde diagnostische waarde. Wanl in dezen toestand kan de gehypnotiseerde zich dingen en gebeurtenissen herinneren, waarvan hij in het gewone dagelijksche leven geen weet meer heeft. Hel onbewuste zieleleven heeft iedere ervaring van het bewustzijn geregistreerd en nauwkeurig vastgelegd. In contact met den hypnotiseur geeft het op alle vragen betreffende het verleden een nauwkeurig antwoord. Wat iemand in wakenden toestand geheel heeft vergeten, wordt thans volledig en klaar uitgesproken. Al het materiaal aan kennis, dat in het diepst van de ziel verborgen ligt, komt aan de oppervlakte en wordt voor de buitenwereld kenbaar.

En nu is deze merkwaardige eigenschap van het onderbewustzijn voor den medicus in zooverre van belang, dat ze hem in staat stelt het leven van zijn patiënt beter te leeren kennen en daardoor de oorzaak van diens lijden op te sporen. Het is vaak zoo, dat juist datgene, wat de zieke zich niet meer weet te herinneren, van de grootste beteeikenis is voor de verklaring van zijn klachten. Naar dat oogenschijnlijk geheel vergetene zoekt de zenuwarts, omdat het heel dikwijls den sleutel in handen geeft voor de oplossing van het psychisch conflict.

Het was dus inderdaad geen kleine triomf, die de geneeskunde op de oude magie wist te behalen. Maar bij dezen eenen triomf bleef het niet. Naarmate we verder in de negentiende eeuw komen, zien wij, hoe de geneeskunde, dank zij haar natuurwetenschappelijke basis, er steeds meer in slaagt oeroude geneeskimdige problemen op een natuurlijke wijze te verklaren. Ze weet geheel natuurlijke middelen aan te geven om ziekten te voorkomen en te bestrijden, en zij bereikt daarin een hoogte, zooals de geschiedenis die tevoren nog nooit had gekend. De medische wetenschap wint steeds meer aan macht en invloed. Oogenschijnlijk is haar gezag onbeperkt en heeft ze van de magische denkrichtingen niets meer te vreezen. Toch is dit slechts schijn. Want aan het eind der negentiende eeuw en het begin der twintigste zien we in wezen hetzelfde proces zich herhalen als in de achttiende eeuw, toen Mesmer met zijn „dierlijk magnetisme" naar voren trad, maar thans nog veel scherper uitgesproken. In Mesmer's dagen had de medische wetenschap nog niet dien sterk uitgesproken materialistischen inslag als later het geval was, al waren de tendenzen daartoe wel reeds te herkennen. Bovendien stond zij toen nog in haar kinderschoenen, zoodat zij nog niet die algemeene erkenning vond, waarop zij later kon bogen.

Maar in de periode, waaraan wij thans toegekomen zijn, wordt zij pracüsch geheel beheerscht door het streven alle levensverschijnselen op louter stoffelijke, d.w.z. mechanistische wijze te verklaren. Dit moge dan op bepaalde terreinen van het geneeskundig onderzoek tot geweldige successen geleid hebben, anderzijds had het ook een steeds toenemende vernauwing van haar gezichtsveld tot gevolg. Voor den geestelijken kant van 'smenschen bestaan kreeg zij steeds minder oog. Zelfs de ontdekking van het wezen van de hypnose kon daaraan in feite niets veranderen. En naarmate haar invloed toenam, werd juist dat element steeds sterker gemist, dat juist de kracht en de beteeker nis van de magie geweest was.

En weer herhaalt zich het verschijnsel, dat de mensch zich in zijn lijden niet bevredigd voelt door een levenshouding, die alleen maar waarde toekent aan wat zintuigelijk waarneembaar is. In zijn nood blijft hij deze ontoereikend vinden om zijn diepste behoeften te bevredigen.

En weer moet ik er op wijzen, dat hij in dat lijden worstelt met een mysterie, dat voor hem niet langs natuiu-wetenschappelijken weg is op te lossen, omdat zijn geheele bestaan als mensch, en niet uitsluitend zijn biologische verschijningsvorm, hierbij op het spel staat. Ep juist dit doet hëin zoeken naar middelen om boven de natum-wetten uit te komen en om contact te krijgen met een wereld, die in staat is den natuurlijken loop der dingen te doorbreken.

Uit deze behoefte was, zooals wij zagen, de magie voortgekomen. En ook thans weer gaat zij niet ten onder, vooral waar in de moderne geneeskunde zulk een vlakke opvatting omtrent ziekte en dood tot uiting kwam. De magie had slechts den vorm te verwisselen en zich aan te passen aan het cultuurniveau van den nieuwen tijd om den van zijn Schepper afgevallen mensch, die het rechte inzicht in het verband tusschen God en wereld was kwijt geraakt, toch weer de suggestie bij te brengen, dat het mogelijk was langs zelfgekozen wegen de wereld der

onzienlijke dingen te verklaren en onder zijn maclit te brengen.

Het is het pantheïsme, dat bij den overgang van de negentiende naar de twintigste eeuw zich openbaart als reactie tegen het materialisme en het positivisme der negentiende eeuw. Fel is zijn critiek op den geest van stofvergoding, die de menschiheid zoo lang in haar ban gehouden had. Het wil den hongerigen mensch weer voeden met geestelijke spijzen, nadat hij zoolang steenen voor brood gekregen had.

In allerlei vorm breekt dit pantheïsme door. Op verschillend gebied doet het zijn invloed gelden. Niet het minst neemt het een vijandige houding aan tegenover de medische wetenschap. Het zoekt daarvan een geheel andere oriënteering. Niet vanuit het natuurt ij k-s loffelijk gebeuren moet degeneeskunde naar zijn meening opgebouwd worden, maar vanuit een bovenzinnelijk standpunt, dat aan alle dingen slechts een geestelijke realiteit geeft.

En zoo wordt de geneeskunde hier weer bij de pseudo-religie ondergebracht, voorzoover we tenminste bij het pantheïsme van religie kunnen spreken. We zien haar weer teruggedrongen in het mysterieuze duister der oude tempels. De ziener, de priester gaat herleven, aan wien tevens opgedragen wordt voor het lichamelijk heil van zijn schapen zorg te dragen. Ook bij Mesmer namen wij een dergelijk verschijnsel waar.

Als voorbeeld uit onzen tegenwoordigen tijd noem ik nu in de eerste plaats de Christian Science.

Deze beweging treedt in de tweede helft der negentiende eeuw voor het voetlicht.

Zij leert, dat God de eenige werkelijkheid is. Slechts geest bestaat. Van stof, van materie wil zij niets weten. Wat we bij den mensch zien als hersenen, beenderen, spieren, bestaat slechts in de verbeelding. Slechts zijn denken, gedachten en ideeën hebben werkelijkheid. Ziekte en dood berusten op een waanvoorstelling, ze zijn gevolg van een verkeerden gedachtengang. Daarom moet den zieke het inzicht bijgebracht worden, dat het verkeerd is te gelooven, dat hij van God gescheiden is, en dat hij alleen maar het goddelijk principe van leven en liefde heeft te volgen om gezond te worden en te blijven. De taak van den geneesheer, — voorzoover men tenminste hem aldus kan aanduiden —, bestaat dan ook daarin, dat hij zijn patiënten van Tiun verkeerde voorstellingen omtrent hun bestaan verlost. Hij moet hun het juiste denken bij brengen. En daarnaast ook den nadruk leggen op het goede handelen. Maar dit is slechts mogelijk, indien hij ook bij zich zelf het moreele kwaad uitbant. Want alleen daardoor verkrijgt hij de geestelijke vrijheid, welke hem in staat stelt het lichamelijk kwaad bij zijn patiënt te verdrijven.

Het gebed speelt daarbij een belangrijke rol. Maar dit bidden heeft niet plaats in den zin van voorbidding, want dit alles zou tot de afgoderij behooren. Bidden is volgens de Christian Science eenvoudig alles uit het bewustzijn bannen, wat niet met Gods wezen naar de voorstelling, die zij zich daarvan gevormd heeft, overeenkomt.

En zoo zijn we hier weer op het gebied van de magie aangeland: God wordt gebruikt als een middel ijm zich immuun te maken voor allerlei kwalen. Wie deel heeft aan de goddelijke macht, aan de goddelijke liefde, is in staat de natuurwetten buiten werking te stellen.

En ook zien wij hier de geneeskunde haar eigen karakter verliezen en opgaan in een soort religie. De „gezondbidder" is de priester van het oude heidendom. Reeds spoedig na haar stichting wordt de Christian Science van een vereeniging tot een kerk omgevormd, i)


1) Over het magisch karakter der Christian Science, zie Dr J. W. Herfst, „Gezondheid en Heil", pag. 139. Over het pantheïstisch karakter, zie Dr J. Ch. Kromsigt in „Christusprediking tegenover Moderne Gnostiek", pag. 158.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juli 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juli 1940

De Reformatie | 8 Pagina's