GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voetsporen Gods.

IV.

Om nog even terug te komen op de nederdaling van het gouden beeld boven het paleis van Keizer Ming; zoo kent de Schrift — en dan is het geen legende maar heerlijke waarheid — ook gebeurtenissen van plotselingen aard, diie den stempel op een heel stuk geschiedenis zetten. Leest b.v. 1 Kon. 17:1, dan staat men verwonderd over dat eensklaps verscliijnen van den profeet Eilia.

Lezen wij verder de geschiedenis der Koningen in de Heilige Schrift en grijpen daarbij terug naar Gods belofte aan Abraham, dan schittert ons hieruit telkens licht uit het Raadsplan Gods tegen, het licht, dat heenwijst naar de komst van den Verlosser der wereld. Wedei'om een groote stap op het gescliiedenisveld van onzen Christelijken Godsdienst, dien ongeloovigen ons willen opdisschen als uitspruitsel of aanhangsel van de som der gedachten, vergaderd door het filosofische wroeten van het naar wijsheid zoekende Heidendom.

Thans naderen wij den derden voetstap in Gods geschiedenis, waarvan wij den indruk sterk waarnemen in het Romeinsche Rijk; niet enkel het Rome ten tijde der omwandeling onzes Heeren op aarde, maar wel degelijk ook in het moderne Rome van heden.

Het oude Rome meende het Christendom te kunnen neervellen door het gewelddadig neervellen zijner belijders, en bereikte hiermede niet anders dan het kweeken van nieuwe aanhangers, in steeds grooter getale, van den eenigen waarachtigen God, die meer is dan de talrijke goden van Rome en het overige Heidendom.

Het nieuwe Rome, dat haar geschiedenis zoo heerlijk inzette onder bloed en vlammen als zaad der martelaren voor den nieuwen Godsdienst, dit Rome, dat in zijn kinderjaren zoo zuiver koers hield naar de bevelen van den Kroning der Kerk. dit nieuwe Rome — en wij moeten dit met diepe droefheid en bezorgdheid aanschouwen — is van oorspronkelijk zuivere Katholieke Kerk, zooals zij in Jeruzalem werd ingesteld, verworden tot een alleen-zaligmakende Kerk, heeft het pad verlaten, dat de Kerkvader Augustinus zoo helder uitstippelde en een wereldlijk-Hoofd der Kerk van Christus aangesteld, den Paus van Rome, die zich onfeilbaar noemt, en die aan zijn priesters macht verleent, de zonden te vergeven.

Het verwrongen en geschonden beeld van de oorspronkelijk zuivere Gemeente des Heeren in Jeruzalem in hetgeen de Katholieke Kerk, vooral in Rome, te zien geeft, heb ik eenige maanden geleden op mijn reis naar ItaUë aanschouwd en ik kwam dankbaar terug, mij voornemend van de indrukken dezer reis te vertellen, omdat ik dan tevens verhalen mag hoe ik in Rome de waarheid mocht bevestigd zien van het feit, dat het Kruis heerlijk over het Heidendom gezegevierd heeft, wat ook het Ongeloof, het hedendaagsche Boeddhisme — vooral in Europa in den smaak komend — en het moderne Heidendom daartegen in te brengen hebben.

Om op deze dingen dieper in te gaan heb ik de reis naar Rome gemaakt, een gezelschapsreis, door de Ned. Chr. Reisvereeniging keurig georganiseerd en flink van stapel geloopen, en ik acht het een voorrecht daarover te mogen verhalen, terwijl ik zou wenschen bij velen den lust op te wekken om zichzelven van het genot en het nut van zulk een reisje te overtuigen. Gelukt mij dit, dan acht ik mij voor mijn moeite dubbel en dwars beloond en wensch dien weetgierigen allen toe, dat hun spaarpot hen tot het bevredigen van dien wensch in staat moge stellen.

Het was op Maandag 28 Juli, dat de lang verwachte dag aanbrak en wij ons aan het station Utrecht verzamelden om gezamelijk in een gere^ serveerden wagon de reis aan te vangen, een réis, die ons ongekende vermoeienissen, ongekende warmte, maar ook ongekend genot zou brengen. En vooral dit laatste was het meest waard, omdat het niet genot van alledaagschen aard was, maar heel vaak een aandoening, die ons in ons diepste wezen overweldigde, ons dichter bracht bij God, den Schepper van hemel en aarde, die ook den menschen gaven schonk om de wondere dingen van die Schepping in beeldhouwwerk en kleurenpracht weer te geven.

Is het dus te verwonderen, dat ons reisgezelschap spoedig kennis gemaakt had en wij rpet elkander zaten te praten en van gedachten te wisselen alsof wij elkander van jongsaf gekend hadden. "Wat schoot die reis op! Geen wonder ook: wij 'trekken door België, passeeren het schoone Luik, trekken door het kleine, maar aantrekkelijke Luxemburg, zien Metz!, Nancy en ten slotte de Vogezen, helaas weder aan weerszijden door Duitschers en Franschen machtig versterkt om bij een volgenden oorlog paraat te zijn. En als wij Straatsburg doortrekken, denken wij vanzelf aan den oorlog van 1870, toen Duitschland als belooning voor het winnen van den krijg den Elzas en Lotharingen ails buit eischte en verkreeg, terwijl diezelfde landstreek als gevolg van den grooten oorlog van 1914 weder aan de Franschen kwam. Wonderlijke lotsbeschikking, niet alleen van den enkeling, maar van geheele volkeren, en wanneer wij niet vast stonden in het geloof, dat God het is, die het al bestuurt naar Zijn rechtvaardig en wijs bestel, dan zou door heel de wereld ononderbroken één kreet om vrijheid en recht ten hemel daveren. Hoe mooi was ten slotte de reis door het schoone Zwitserland, en wat zijn de douane-beambten er vriendelijk en voorkomend. De Zwitsers hebben dien karaktertrek waarschijnlijk te danken aan hun opgroeien te midden van de reuzengebergten van hun vaderland, die him de gedachten groot maken

bij het leeren kennen van den Schepper zulk eeoier machtige Schepping en daardoor zelf klein en tevreden worden, voelend, dat de mensch, zelfs de meest machtige dictator, maar een stofje aan de weegschaal is.

's Avonds om elf uur kwamen wij aan het eerste rustpunt onzer reis, de stad Olten, waar wij overnachten zouden. Het indeelen der kamers voor ons reisgezelschap van bijna vijfüg personen gaf nog eenig oponthoud, maar omstreeks middernacht konden wij ons toch ter ruste begeven. En dat was wel noodig ook, want wij moesten den volgenden dag reeds om vijf uur op om door te trekken naar Italië. Om de gezelligheid te verhoogen kregen de alleen reizende personen van ons gezelschap een slaapkameraad. Daarbij kan men het meer of minder gunstig treffen. Vandaar dat ik het bijzonder op prijs stelde bijna steeds denzelfden slaapcompagnon te treffen, die soms echt origineel uit den hoek kon komen en ons gezelschap elk oogenblik met een opkomenden lach van ongeveinsde pret kon verkwikken. Alleen 's avonds moest ik een beetje op hem passen en voor het naar bed gaan onze slaapkamer inspecteeren. Op een goeden avond toonde hij de waarde, die hij aan vriendschap hecht door mij de moeite te verschaffen de onderste helft zijns robusten lichaams uit mijn bed te sjorren, waarvoor hij niet eens bedankte, overmits hij iets bromde, wat hij waarschijnlijk niet hardop zeggen durfde.

En zoo gingen wij dan den tweeden dag om half zeven reeds weder den trein in op weg naar Florence, heerlijke stad, rijk aan meesterwerken van beeldhouw- en schilderkunst. Onderweg het oog steeds geboeid door majestueuze natuur en de reuzenbergen der Apennijnen, waarbij wij door een klehie honderdtal, groote en kleine tunnels heen moesten, die door het geraas, aan zulk een doortocht verbonden, eigenlijk het eenige ongerief veroorzaakten, dat wij liever gemist hadden. Wat machtige rotsblokken vormen die gebergten en met welk een kwistige hand heengestrooid! Het is alsof wij door en langs een machtig groot oorlogsveld trekken, waarin giganten, reuzen uit den oertijd elkander slag geleverd hebben als bij ons kinderen met hun knikkers doen. En toch is al die ruwe kracht een heerlijk vertoon van Gods Majesteit en brengt ons in eindelooze verrukking over zoo een scheppingskracht.

Hoewel wij den heelen dag doorstoomden en eerst des avonds om elf uwc in Florence kwamen, vloog de tijd om. En dat wij heel wat steden en dorpen doorvlogen moog gij gerust aannemen. Die reis is dan ook heel belangwekkend en een kleine beschrijving wel waard.

Wij hadden in ons hotel te Olten een lunchpakket medegekregen voor onderweg in den trein, want wij zouden dien den heelen dag niet verlaten. Eerst gaan wij over de Zwitsersche hoogvlakte, die ons dikwijls aan ons eigen lieve vaderlandje denken doet met zijn malsche weiden en heerlijke boomgaarden. Maar als wij langs het Sempachermeer trekken en Luzern in het zicht komt en wij zelfs den Pilatus te zien krijgen, dan is de natuur heel anders geworden dan in Pernis of andere contrije van ons lage landje aan de zee.

Schitterend is de tocht om het Viier-woudstedenmeer en vervolgens door het Reusdal. Rij Wassen krijgen wij een mooi gezicht op het witte kerkje op den heuvel en trekken meteen door het woeste dal met groote massa's bruisend en loeiend water. Even later trekken wij door den St. Gothard-timnel en vervolgens door het liefelijke dal van de Ticino. Hoe mooi is de glimp, dien wij nog even waarnemen, als wij in Bellinzona van het Lago Maggiore zijn, en hoe boeit de schoonheid van het meer als wij over den vermaarden dam van Melido rijden. Zijn wij zoo ver, dan hebben wij' spoedig Como bereikt en daarmede voet gezet in het land van den Duce.

Na eenig douane-oponthoud trekken wij door naar Milaan met zijn schitterend marmeren stationsgebouw. 'Maar langen tijd om te kijken hebben wij niet, want wij moeten verder, wij moeten naar Bologna. Dan trekken wij door een tamelijk eentonig stuk land, de Po-vlakte, en wij waren blijde toen wij Piacenza uren achter den rug hadden en langs den mooien ouden „Via Aemllia" naar Bologna doorspoorden en een uurtje daarna tn Florence aankwamen, waar wij introkken in het hotel Anglo-Américain. "Wat mij betreft, ik had niet veel moeite om naar bed te trekken en ik! denk dat mijn mede-reizigers spoedig niet enkel op één oor, maar misschien wel op beide ooren lagen te dutten.

's Morgens betrekkelijk vroeg trokken wij Florence binnen, want tegen den avond moesten wij er weder vandaan om naar 'Rome te gaan. Wij konden dus maar een beperkt beetje van al heU schoons, dat Florence biedt, bezichtigen, en dit is wel jammer, want de stad aan de Arno is wel een bezoek van eenige maanden waard om alles op zijn gemak te bekijken. Het wemelt er van kerkgebouwen, het eene al mooier en imposanter dan heiandere.

Wij begonnen met de Battisterio, de Doopskerk, die achthoekig gebouwd is, en met haar bronzen deuren, die wereldberoemd zijn, een overweldigenden indruk maakt. Van die bronzen deuren heeft niemand minder dan Michel Angelo, gez^d, dat zij waardig waren de poorten van het paradijs te vormen. En van deze poorten is de Oostpoort wel de meest belangrijke, omdat zij het meest tot de verbeelding spreekt en ons verbijsterd doet afvragen, wat ons het meest bewogen doet staan bij het bezichtigen der tien in brons gebeeldhouwde velden, het genie van Ghiberti, den beeldhouwer, of de godsvrucht waarmede in die gouden tijden der middeleeuwen gebouwd werd. De tien velden stellen achtereenvolgens voor schepping en zondeval; Kaïn en Abel; Noaeh's offer en dronkenschap; Engelen bij Abrahams en Izaaks offer; Jacob en Ezau; Jozef en zijn broeders; Mozes en de tafelen der 'Wet; val van Jericho en ten slotte Salomo, de Koningin van Scheba ontvangend.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1940

De Reformatie | 8 Pagina's