GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nogmaals: Kleingeloof.

We hebben reeds eenige malen ds B. Rohverda aangehaald. Deze vervolgt in , , Amersf. Kb.":

We hebben trachten duidelijk te maken wat de bijbel bedoelt als hij spreekt van , , k 1 e i n g e 1 o o f" in onderscheiding van „g r o o tgel o o f".

Het bleek ons, dat we dit verschil niet moeten zoeken, in de intensiteit of in de zekerheidsgraad van het geloof, maar dat liet louter is een kwestie van d u u r.

Kleingeloof is riiet een geloof met weinig zekerheid en veel aarzeling; evenmin is grootgeloof een geloof m.et een hoog percentage zekerheid. Maar kleingeloof is een geloof, dat niet in de zekerheid volhardt en grootgeloof is daarentegen een geloof dat van zekerheid tot zekerheid voortgaat, een vertrouwen zonder onderbreking.

We hebben dit geïllustreerd zoowel uit het verhaal van „de storm op zee" als uit „de geschiedenis van de Kananeesche vrouw".

Het zal nu we! duidelijk zijn, dat deze schriftuurlijke onderscheiding niets te maken heeft met die wel • ke door ons nogal eens wordt gehanteerd: ik bedoel die tusschen „toevluchtnemend" en „vertrouwend" geloof. Want het gaat niet over de graad van zekerheid, doch over de volharding in het ver­

trouwen. Voorzoover ik weet spreekt de bijbel nergeriS vanuit den gedachtengang, dat zekerheid verschillende graden bezit.

Nu is daarmee de beteekenis van „kleingeloof" en „grootgeloof" nog slechts naar één zijde scherp afgegrensd. En het gevaar bestaat nu toch nog, dat we klein geloof indentifieeeren met „weinig geloof", terwijl dan vanzelfsprekend groot geloof voor ons gelijk staat met , , v e e 1 geloof".

Heel veel menschen zijn n.l. vergeten, dat geloof in de Schrift altijd beteekent die bepaalde activiteit, een handeling, die wij door de genade des Geestes verrichten. Geloof is in den bijbel steeds de daad-van-v ertr ouwen. Dat is velen ontgaan. Zij zien het geloof niet als een activiteit van ons, maar als een geestelijke substantie in ons: ongeveer zooals de mensch lichamelijk bloed in zich heeft, zoo heeft hij geestelijk geloof noodig. Bij de zelfbeproeving wordt dan ook vaak gespeurd naar de aanvi? ezigheid van die geestelijke substantie, die men „geloof" noemt; en heel veel menschen denken, dat ze geestelijk sterker zouden zijn, b.v. in het dragen van beproevingen, als ze een grootere hoeveelheid van deze geestelijke brandstof bezaten. Precies zooals een lijder aan bloedarmoede behoefte heeft aan vermeerdering van de hoeveelheid bloed.

Nu zijn wij de eersten niet, die die vergissing maken. Blijkens Luc. 17 is die fout ook gemaakt door de discipelen.

Weer is het verhaal heel leerzaam, en verhelderend voor ons inzicht in de problematiek van het geloof.

Jezus had een heel zware opdracht aan Zijn discipelen gegeven. Het zware gebod van den broeder lief te hebben, hoe vervelend en lastig hij ook mocht zijn. „Indien hij zevenmaal daags tegen u zondigt, en zevenmaal daags tot u wederkeert, zeggende: het is mij leed; zoo zult gij het hem vergeven". Daarop kwam als reactie van de zijde der discipelen het gebed: vermeerder ons het geloof".

We kunnen ons dit levendig voorstellen. Het moest ons eens gebeuren, dat we zoo'n broeder als buurman hadden, die 7 keer per dag ons beleedigde; we zouden het hem, als hij excuus aanbood, 1 of 2 keer vergeven; maar dan kwam er zeker ook een einde aan ons geduld. Als hij een uur later de verhouding weer bedierf, we zouden van zijn betuigingen van spijt niets meer gelooven: zoo'n broeder maakt je vidld.

Dat hebben de discipelen ook begrepen. En ze overwogen bij zichzelf: we zijn in staat twee, desnoods drie keer te vergeven; zooveel vertrouwen hebben we wel. Ons geloof is toereikend tot een dergelijke prestatie. Maar dat is dan ook het maximum: om te voldoen aan Jezus' eisch is ons geloof beslist onvoldoende. „Heere, vermeerder ons het geloof": d.w.z. onze voorraad geloof is wel voldoende voor een gemakkelijker taak; maar voor een zoo zware opdracht hebben Vi^e een grootere hoeveelheid geloof noodig.

Zooals een taxichauffeur voor een buitenrit meer benzine noodig heeft dan voor een stadsrit. Jezus heeft toen daarop een hoogst eigenaardig antwoord gegeven: „Zoo ge geloof hadt als een mosterdzaad, ge zoudt tegen dezen moerbeziënboom. zeggen: wordt ontworteld en in de zee geplant! en hij zou u gehoorzaam zijn".

Van het mosterdzaad heeft Christus zelf gezegd, dat het is het kleinste van al de zaden. Dus beteekent dit antwoord: ge moet niet meenen, dat ge met weinig geloof weinig kunt presteeren, en met een grootere hoeveelheid meer; met geloof in de kleinste hoeveelheid kunt ge alles. De kwestie is niet: heb ik veel geloof of niet; maar: geloof ik, ja dan neen. Zoodra ik geloof, ben ik tot alle dingen in staat, omdat ik door het geloof beschik over de krachten, die God me beloofde.

Tearwijl Christus om klein geloovigheid bestraft, wijst Hij het gebed om veel geloof af, en zegt, dat weinig geloof tot alles in staat stelt. Dit brengt ons al op het vermoeden, dat kleingeloof en weinig geloof voor Hem niet hetzelfde zijn.

Een prachtig bewijs daarvan vinden we ook in Matth. 17: 20. Dat is pas te ontdekken voor wie die tekst leest in de nieuwe vertaling van het Ned. Bijbelgenootschap.

Terwijl Jezus op den berg der verheerlijking zich bevond, hebben de achtergebleven discipelen vruchteloos getracht den vader te helpen, die met zijn zwaar-bezeten kind tot hen kwam. Als de discipelen dan vragen, waarom zij hem niet konden genezen, antwoordt Jezus: vanwege uw kleingeloof (Statenvertaling: , , om uws ongeloofs vnl"); want voorwaar zeg Ik u: zoo gij geloof hadt als een mosterdzaad, ge zoudt tegen dezen berg zeggen: ga heen van hier derwaarts; en hij zal heengaan, en niets zal u onmogelijk zijn".

M.a.w. vanwege mv klein geloof hebt ge hem niet kunnen genezen; als ge ook maar de m i n i e m- ste hoeveelheid geloof hadt gehad, ge zoudt het wèl hebben kunnen doen.

Wat we kunnen, zoolang we w e i n i g geloof hebben, dat is ons onmogelijk zoodra we kleingeloovig zijn: want kleingeloof beteekent dat er bij ons zelfs niet meer weinig vertrouwen is; integendeel, het geloof wordt op dat oogenblik in het geheel niet geoefend.

Zulke artikelen laten zich niet gemakkelijk verknippen; vandaar, dat ik het geheel geef.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1940

De Reformatie | 8 Pagina's