GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

32 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN „MANNELIJK" ANTWOORD?

In het schrijven van de laatstgehouden Zwolsche synode der synodocratische kerken aan de deputaten van onze Geref. kerken in Nederland, komt onder meer deze zinsnede voor:

„In elk geval is, voor zoover ons bekend is, op niemand üi dit conflict de persoonUjke censuur toegepast".

Ik wil den heeren synodeleden echter in herinnering brengen, dat in Leiden destijds Ds A. Veldman officieel van kerkeraadswege aanzegging gekregen heeft, zich van de Tafel des Heeren te onthouden; hetzelfde is ook mij ten deel gevallen; ook mij werd door een mijner buurtouderlingen, vlak vóór het Avondmaal in Sept. 1944 meegedeeld, dat de kerkeraad besloten had, mij af te houden van de Tafel des Heeren. Reden in beide gevallen: onze houding in het kerkelijk conflict.

Verder woont in de De Mey v. Streefkerkstraat 5: broeder L. J. Poort. Deze broeder wilde zijn kind laten doopen; na een gesprek met Ds H. A. Wiersinga over de doopvragen, deelde Ds Wiersinga hem mede, dat zijn kind den eerstvolgenden Zondag niet gedoopt kon worden.

Leden van de Zwolsche synode waren o.a. Ds H. A. Wiersinga en ouderling S. Melse, beiden bizondero ambtsdragers in de synodocratische kerk van Leiden. Z ij hadden deze gevallen toch wel mee kunnen deelen, toen de tekst van dit schrijven werd vastgesteld.

Vergeetachtigheid kan lastig zijn.

Op publieke correctie van de onjuistheid zal ik maar niet rekenen.

Verder trof mij nóg een zinsnede, deze:

„Wij hoopten, dat Gij en Uw Synode daarin vooral zoudt hooren de begeerte naar kerkelyke gemeenschap met degenen, met wie wij ons nog steecls? in Christus vereenigd weten".

Voor mij ügt de „ToeUchting op het synode-besluit tot schorsing van Prof. Dr K. Schilder"; de adresseering luidt: „Aan de Raden van de Gereformeerde kerken in Nederland". Op pg. 18 bovenaan lees ik daarin dit oordeel van de Generale Synode aangaande Prof. Schilder: „Hij heeft zich door zijn houding schuldig gemaakt aan de in art. 80 K. O. genoemde zonde van scheurmaking en aan wat in ons Avondm a a 1 s f o r mu 1 i er wordt omschreven als het begeeren aan te richten van t w e e d racht, sekten en muiter ij in kerken", (spatieering van mij, P. J.)

Nu wordt in dit schrijven der Zwolsche synode alleen gesproken over de „openbare grove zonde", genoemd in art. 79 en 80 K. O.; maar ik mis de behandeling van "de beschuldiging op grond van het Avondmaalsformulier.

Toch waren het destijds duidelijk twee beschuldigingen. Er staat in de „Toelichting" overduidelijk: schuldig aan art. 80 EN aan wat in ons Avondmaalsformulier wordt onaschreven, enz. De laatste beschuldiging nu, die destijds zoo publiek mogelijk gemaakt is (aan alle kerkeraden toegezonden, de „Standaard" wijdde er 7 kolommen druks aan!), is de ernstigste; immers, volgens het Avondmaalsformulier moeten „deze allen, zoo lang zij in zulke zonden blijven, zich van deze spijze (welke Christus alleen voor zijne geloovigen verordineerd heeft) onthouden, opdat hun gericht en verdoemenis niet des te zwaarder worde. En ook: die zich met zulke ergerhjke zonden besmet weten, moeten vewnaand worden, van de Tafel des Heeren zich te onthouden; en verkondigd, dat zij geen deel in het Rijk van Christus hebben. Andere lezing van dit kerkelijk formulier is toch niet wel mogeUjk voor ' een gewoon menschenkind; wij moeten dit formulier toch eenvoudig lezen, zóó als het er staat; het is toch niet geschreven, speciaal voor hoogleeraren in de godgeleerdheid, maar toch evenzeer voor de eenvoudige geloovigen, die niet gewend en geoefend zijn stukken op advocatenmanier te lezen.

Ik wijs dan op de gedeelten, die ik spatieerde.

En ik sla de plank toch niet mis, als ik constateer, dat allen, die in dezelfde „zonde" als Prof. Schilder zijn blijven „liggen", ook onder hetzelfde oordeel moeten vallen.

Nu weet ik wel, dat de synode aan den kerkeraad van Kampen, van welke kerk Prof, Schilder lid was, op.de mededeeling van dien kerkeraad, dat hij er niet over dacht. Prof. S. van het Avondmaal af te houden, berichtte, dat dit ook geenszins de bedoeling van de synode was!

Maar, en dat stel ik met groeten nadruk vast: als de synode die consequentie niet aan wilde of durfde, dan had zij die beschuldiging ook geen minuut langer mogen handhaven ! Dan had zij, even publiek als zij deze grievende beschuldiging van de daken gepredikt had, even publiek moeten melden: deze beschuldiging trekken wij volledig in!

Maar dat deed zij niet; en dat hebben haar opvolgsters ook niet gedaan. En waar er onder haar opvolgsters waren (ik denk aan de buitengewone synode van dit voorjaar), die speciaal samengekomen waren om zich te beraden over mogelijke onjuistheden van vorige synoden en wegen te openen voor een mogelijke hereeniging, daar had toch allerminst verwacht mogen worden, dat men deze, totin hartennieren grievende beschuldiging, ruiterlijk had teruggenomen.

En omdat men zich nu, eind 1946, reeds zoovele malen, over al deze zaken, opnieuw heeft moeten beraden, moeten wij gaan concludeeren: niet, dat men dit nagelaten heeft, maar, „dat men dit ge-i weigerd heeft!"

En dan nu maar weer argeloos aan ons schrijven; „met wie wij ons nog steeds in Christus vereenigd weten"?

Toen de classis Leiden Ds Veldman afgezet had, zond zij mededeeliag hiervan aan alle kerken in Nederland per schrijven van 4 Oct. 1944. In dit schrijven komt deze pas-sage voor „dat deze tuchtoefening? , onder 's Heeren zegen moge bevorderlijk zijn aan een

èïüfKeei' met schuldbel ij detiis lerkelijken weg". (Ik spatiêer wéér, P. J.) öp den

.Met schuldbelijdenis!" - De synödocratisch gebonden kerk eischt die! Want 3s V. had zich vethard in de „zonde" van „scheurnaking"!

En nu zouden wij de synodocraten maar zoo m Je armen moeten vliegen en óók zeggen: „broeders, ivij weten ons nog steeds(!) met U vereenigd in

^hristus" ? ? " Terwijl men niet eens schuldbelijdenis doet'. Ja, sterker, weigert de meest grievende beschuldiging

berüg te nemen? . Volgens „Kerknieuws" van Schêps van 12 Oct. 194B, raakte Ds W. M. Ie Qointre in vervoering, toen Dr J. H. Kroeze dupUceerde over het gravamen der- Priesche predikanten en hij riep uit: „Dat is mannen-

taal"! Ik vraag: Dr Kroeze, waar zit hier het m a n n. e-

l ij-k e ? Het is er niet. Men wil de gevolgen der zonden ongedaan maken; althans, zoo goed als ongedaan; want ik kan mij nog niet voorstellen, dat men K. S. weer zoo gaarne terug wensoht Maar men vertrapt het, zijn eigen zonden, die oorzaak van al die ellende Zijn, die ons tot een aanfluiting gemaakt hebben, te

bekennen. Dat vertrappen ze. Maar laten zq dan ook „mannelijk" worden in de zonde en concludeeren, dat er geen grond aanwezig is „te honen op een andere ontvangst

van hun voorstel",

leiden. P. JASPERSE.

Naschrift. Lid der Zwolsche synode was ook ds Wiersinga. Toch maar zoo'n zinnetje over het niet verbieden van het H.A. laten drukken ? Zijn de heeren vergeten dat ze Gods Naam hebben gebruikt in het „verbieden" van het Heilig Avondmaal? Wie kan een „kerkelijke tucht" ernstig nemen, die zichzelf niet ernstig neemt? „De stem der synode de stem Gods" — zoo schreef mij destijds een moderamenlid. Men gelooft

het zelf niet meer, al

leen maar: de tanden on elkaar:

niet toegeven, hoor! — K. S. „VOOR DEN ZOMER"....

O, ik weet het óók wel, dat het ellendig is, altijd maar weer te moeten vragen: hoeveel ernst zit er, en hoeveel camouflage-wil of zelfsuggestie, in die stukken van den overkant ? Ik weet ook, dat er synodeleden zijn, die niet begrijpen, wat er gebeurt: ze hooren een stuk voorlezen, vinden het erg stichtelijk, en knikken maar „ja"; en ze worden dan boos, als ge zegt: maar dat en dat is toch niet zoo geestelijk als het Ujkt?

Daarom, nu we wéér gedwongen waren, critische aanteekeningen te maken, ditmaal bij het Zwolsche antwoord-van-weigering op ons aanbod van schriftelijke correspondentie, veroorloof ik me een vraag.

Den vorigen keer, toen we voor het eerst het verzoek tot samenspreking kregen, schreef men openUjk van gindsche zijde: voorzoover de moeilijkheden voor den zomer van 1946(!) nog niet opgelost mochten zijn, kunnen we en zoo voort.

Kijk nu eens naar die herhaalde en pertinente af- ^vijzing van ALLE bezwaren, door de Zwolsche synode.

En zegt dan, gemoedelijke menschen, (want ik ben ook gemoedeUjk geboren, en mijn gemoedeUjkheid heeft me ginds altijd misleid): hoeveel zedelijke ernst, lag er toen in dat zinnetje: vóór den zomer zal 't wel grootendeels in' orde zijn? Terwijl men nog in den zomer te Zwolle ALLES handhaaft ?

Kunt ge dan niet begrijpen, dat wij niet meer onder den indruk komen van het slot

yan het antwoord van Zwolle op ons aanbod?

K. S.

„EENIGHEID DES GELOOFS".

Van meer dan één zijde word ik verzocht mijn meemng te zeggen over een nieuw om de veertien dagen verschijnend orgaan „Eenigheid des geloofs", staande onder redactie van 1 Herv. predikant, lid van (den Geref. Bond, 1 dito, zijnde confessioneel, 1 Synodocratisohen dominee, 1 Chr. Geref. predikant, en 1 Gereformeerden (nader aangeduid als onderh. art. 31 K. O.). Het aantal synodocraten is in werkeUjkheid grooter dan men hieruit afleiden zou, want er is óók nog 1 synödocratisch predikant adres der redactie, al staat hij niet onder de redactie vermeld. Hij zal wel meer dan postbode der redactie zijn. Verder zijn er medewerkers, onder wie drie van onze predikanten.

Al zal een artikeltje van mijn hand over dit orgaan wel verkeerd worden uitgelegd, toch geven we het maar: men went aan alles.

Welnu dan, ik betreur de verschijning.

Waarom? Gebrek aan waardeering voor de goede bedoeling? Doof voor het verlangen naar eenheid?

O, neen. Nergens anders om, dan dat de verschijning van valsche onderstellingen uitgaat, en die Voedt; onderstellingen, die de reformatie van „de geheele gereformeerde gezindte" ( 'ie men hier zoekt) al maar tegenstaan, de Hervormden op een dwaalspoor leiden, de synodocraten verharden in hun openbare grove zonden, de christelijke gereformeerden hinderen in hun samengaan met hen, met wie ze kerkelijk samenleven moeten, gelijk Wij met hen, en de vrijmaking blokkeeren. Ik heb onder de medewerkers dikke vrienden; ik vertrouw dat zoowel de broederlijke omgang als de vriendschap er tegen kan, dat ik, desgevraagd, mijn meening zeg.

De vogels van diverse pluimage verklaren, dat achter deze uitgave „schuilt een gemeenschappeUjke overtuiging en een gelijk ideaal. Wé brengen dit (bUjkbaar dit „schuilen", K. S.) tot uiting in den naam: „eenigheid des geloofs", zoo verklaren ze.

Maar die eenigheid i s er niet. Ze is er niet in den geloofs inhoud: wat hebben de confessioneelen met Karl Barth gedaan? en de sjTiodooraten met de artikelen over de kerk en den doop? En hoe staat het in veel gevallen met het geloof, dat door de liefde WERKT, zonder zich in bochten te wringen om vast te houden wat men weet verkeerd te zijn? Eenigheid des geloofs beteekent niet: dat wij samen een gedachtencyclus kennen, dien, grosso modo, de meesten onzer niet apert verloochenen, doch het beteekent, dat wij allen te zamen één lichaam zijn en zulks niet alleen met woorden, doch ook met de daad jegens elkanderbev/ijzen.

Als nu b.v; ds E. G. v. Teylingen al dadelijk in het eerste nummer verzekert, dat het „eenvoudig niet waar is, dat het kerkvolk in breeden zin het oog gericht heeft op de wrijvingsvlakken tusschen de hier (merkwaardig genoeg! en onjuist meer dan genoeg) beweerde „vier kerken" (Herv., Synodocr., Chr. Geref., Gei'ef. art. 31) en dan daarop verder bouwt, dan is dat psychische infectie. Zijn sluimerende massa wiegt hij zoo nog Verder in slaap, en de onze slaat hij in 't pas gewasschen gezicht. Als hij daarna komt aandragen met 'n brochure' van de „Werkgemeenschap van Gereformeerde jongeren", die zoo maar verzekert, dat „de huidige controversen bmnen de Gereformeerde Kerken haar voorkomt als een van theologischen aard", , , een controvers, die het gros van ons gereformeerde volk ook als zoodanig niet raakt", dan vsdllen we ons leedwezen niet verbergen over het feit, dat zulk opium voor het kerkvolk, dat het z e d e 1 ij k conflict in de kerken niet meer te zien komt, laat staan 't dogmatische en kerkrecht'el ij ke, in onze huizen binnengedragen wordt, zonder protest van al de onzen. Zulk wereldsch relativisme brengt meer schade dan de felste synodocratische uitvallen. En dan klaagt diezelfde dominee, enkele regels verder, erover, dat ér niet gesproken wordt van uit het levende belijden der gemeente. Als liij bedoelt het belijden als acte, ben ik alleen maar blij, dat „uit" die acte niet gesproken wordt: want ik wü uit Gods Woord gesproken hebben. En bedoelt hij het behjden naar den inhoud, dan wijs ik zijn klacht als ZIJN klacht terug: ds v. Teylingen met zijn verzwijging van den werkelijken stand van zaken in het conflict doet immers zelf eraan mee, dat het „levende belijden" de punten, die God in de concrete situatie ieder eenvoudig gemeentelid voor de aandacht plaatst, daaruit weggezogen wordt? In dit verband citeert de schrijver een zinnetje van Jules Romains: de vogelen des hemels zetten zich, slechts neer op rustige t a k k e n". Een prachtig zinnetje voor een generaal, die moet oproepen tot den heiligen oorlog des HEEREN! Ik hoor liever iets ambtsdragers, over profeten, priesters, koningen die in beweging zijn, dan over ambtelooze vogeltjes, die den kop in de veeren steken. En als het dan toch een beeld uit de vogelenwereld moet zijn: er is nog Ps. 103 : 5 en Jes. 40 : 31.

Overigens: is 't wel waar, dat vogels van diverse pluimage samen gaan zitten op rustige takken? En — samen spijze zoeken en — verteren? Kom, kom, die beeldsprakigheidjes

Het is wel tijd, elkaar de waarheid te zeggen. Geen tijd om mekaars zonden te helpen nivelleeren.

K. S.

OVER DE „STICHTING". 1) Toen op 26 October 1944 op de eerste meerdere vergadering van vrijgemaakte Kerken te Groningen de zaak van de opleiding ter sprake kwam, en wij gevraagd werden, dit onderwerp nader in studie te willen nemen, om zoo mogelijk wegen te vinden die zouden leiden tot een goede behartiging van deze zaak, had ik in het minst niet het vermoeden, dat de consequentie over plm. 2 jaar zou zijn, hier in Kampen enkele woorden te moeten spreken, in verband met het m gebruik nemen van een eigen schoolgebouw.

Laat me beginnen mogen met U eerst in 't kort te releveeren de historie van onze Stichting.

De STICHTING TOT OPL. VAN DEN DIENST DES WOORDS, wat is dat toch?

In ieder geval een instituut (om het zoo te noemen), dat onze Geref. Kerken niet kenden vóór de vrijmakmg.

Zooals gezegd, was het de eerste meerdere vergadering van vrijgemaakte Kerken te Groningen, die in eersten aanvang heeft geleid tot het ontstaan der Stichtmg.

Op die vergadering kwam n.l. o.m. ter sprake de zaak der opleiding.

De urgentie van de opleiding was er wel b^zonder voor de kerken in 't Noorden, aangezien prof. Schilder in dien tijd zijn toevlucht gezocht had in höt Noorden, endeeenige trouwgebleven Curator ook in 't Noorden was, t.w. Ds D. v. Dijk.

Die urgentie was er ook wel in andere deelen van oru» land, maar in 't Noorden dwong het terstond om een tijdeUjke oplossing.

De vraag toch: „Wie moet de professoren, Greijdanus en Schilder, en ook wijlen Dr Dam, van het materieele voorzien, vroeg in 't Noorden terstond oM een antwoord.

Een andere vraag was: „Hoe komen we zoo spoedig; mogeUjk tot voortzetting van het onderwijs? "

Voor beide was er een taak voor de Kerken.

El' was nog iets.

Reeds toen waren ei- menschen, die legaten of gelden beschikbaar wilden stellen voor de eigen opleiding tot den Dienst des Woords.

En dit alles samen waren geen zaken die op ééa kerkeüjke vergadering konden 'worden afgedaan.

Vandaar dan ook dat er deputaten werden benoemd. Deputaten, die opdracht kregen, deze zaak nader te willen bezien, en te doen wat tijdig dienstig kon zijn en noodzakelijk was ter voorziening van deze materie.

Dat dit alles niet tot de competentie van de Kerken in het Noorden behoorde, was natuurUjk allen wel duidelijk.

Het was de taak voor een Generale Synode. Maar tot zoolang wachten, t.w. tot een Gen. Synode, zou een verzaking geweest zijn van plichten, die er toen waren.

Natuurhjk stelden deze deputaten zich in verbinding met curatoren t.w. den eenigen goeden, trouwen n.m. Ds D. van Dijk, en met de Professoren, den eenigen goeden, trouwen (onder de dienstdoende), n.l. Prof Schilder.

Prof. Greijdanus toch was emeritus.

Bij deze besprekingen klemde o.m. al spoedig de vraag: „Hoe moeten we met de gelden doen? "

Dat k o n in een aparte Kas die behoorde aan de Kerken, een deputaten-kas.

Dat kon in een aparte Kas die opgedragen, toevertrouwd werd, aan één Kerk.

Het was echter in dien spanningsvoUen tijd, toen de bezetter tot alles in staat kon worden geacht, maar ook...... de groot kerkbezitters, de uitwerpers, die elk recht op bezit en elk recht van bestaan ons wilden ontzeggen.

En hoe groot zouden de bedragen worden?

We wisten het niet.

Maar wel wisten we het als een dure roeping, de gelden zóó safe te stellen als ons m o g e- 1 ij k was.

We gingen daarom advies invfinnen bij Mr Hummelen en den heer Smits, privaat-docent in fiscaalrecht aan de Universiteit, beide te Groningen; en zoo kwamen Deputaten, in overleg met Prof. Schilder en Ds van Dijk tot het voorstel aan de Kerken in 't Noorden, om een Stichting in het leven te roepen.

Ik lees uit onze correspondentie van toen:

„Nadere overweging en een samenspreking met Mr Hununelen inzake het vormen van een Steunfonds voor de Theologische opleiding, hebben de vraag doen rijzen, of het in verband met de nog altijd onzekere rechtspositie der •vrijgemaakte Gereformeerde Kerken niet eenig gevaar kan opleveren ten name van door de Classis benoemde Deputaten een groot bedrag geld bijeen te brengen.

Zou het daarom geen aanbeveling verdienen, een Stichtmg in het leven te roepen? "

Ja, zoo waren de overwegingen.

Een stichtmg toch is een instelling die rechtspersoonUjkheid heeft, en dus gelden of schehkingen in welken vorm ook, kan accepteeren, zonder dat door eenige rechterlijke uitspraak inzake de hangende kerkelijke kwesties, haar bezit wordt bedreigd.

Zoo virerd dus besloten tot het oprichten van een stichting.

Deputaten werden nu dus bestuurders en het was veiligheidshalve weiUcht ook goed dat men in 't vervolg weinig meer sprak van Deputaten, maar aUéén van „Bestuur der Stichting". Doch het oorspronkelijke is: „Deputaten"^ en het bestuur dient zich dan ook te zien, niet als menschen die de touv/tjes in handen hebben, maar als Deputaten van de Kerken in 't Noorden.

Zóó was de bespreking op de kerkelijke verg. Moreel: Deputaten,

Formeel: Bestuur der Stichting.

De Kerken in het Noorden dus deden „wat der Synodes was". Dat - wisten ze zelf ook heel goed.

Daarom was het ook als „voorloopig" bedoeld en de historische groei van de uitvoering van de besluiten in het Noorden moet dan ook alléén gezieffi worden in het licht van de omstandigheden van dien tijd.

Nu vergeten wij menschen heel spoedig den naren tijd van 't verleden; maar als we ons nog even die bange tijden van Oct. 1944 m herinnering brengen, weten we, dat er toen vrijwel geen communicatie was, anders dan in, de meest naaste omgeving.

Het kon in dien tijd gebeuren, dat men in Kampen een brief postte naar Elburg, die dagen nadien nog niet was besteld, laat staan dat er antwoord was binnen een week b.v.

Het was in dien tijd, toen men nooit ze'r? »- "-as of

oen vergadering met gestoord zou woWen door een schreeuw van: „Sicherheits Polizei"! En ook niet wist of men in de naaste toekomst weer kon vergaderen.

Inzonderheid toen was het: op de vergadering, zaken af doen, want de kans om weer samen te spreken of samen te vergaderen was dubieus.

Dd. 6 Februari begon br. Lettinga een brief aan mij:

„Nu de gelegenheid elkaar te ontmoeten thans moelUjk is, enz."

Dat was Groningen—Sappemeer, 18 K.M. afstand. En de brief eindigrt: „Zien de heeren nog kans eens samen in Groningen te komen? "

Kans in Groningen te komen, och we zijn het bijna al weer vergeten.

Maar genoeg.

Dat alles als voorloopig bedoeld was, spreekt uit al de correspondentie enz.

Ik lees nog slechts iets uit een rondschrijven dat verzonden werd aan de Kerken. Het luidt:

, „Terwijl het in de bedoeling ligt de opbrengst der collecten te bestemmen voor de financiering der loopende uitgaven (voorloopig in hoofdzaak salarissen Professoren) zijn Deputaten van oordeel, dat bovendien door de kerken een Steunfonds moet worden bijeengebracht ten behoeve van een t.z.t. te stichten gebouw voor onze Opleidingsschool.

„Waar en wanneer dit zal worden gesticht staat ter beoordeeling van een later te houden Generale Synode, de uitvoering van eventueele besluiten daaromtrent zullen echter aanmerk e- 1 ij k worden vergemakkelijkt door de aanwezigheid van een Steunfonds. —" We stelden ons financieel terstond tweeërlei doel:

Ie Verzorging van het heden, honoraria b.v.

^e Reserve voor de toekomst. Schoolgebouw en inrichting.

We spraken toen nog van ƒ 50.000 voor het Steunfonds als een zeer groot bedrag, wat we ons wel als doel stelden; maar 't was toch nogal iets: ƒ50.000...

Enfin, we zouden het doel hoog genoeg stellen, dat verhoogde aller activiteit wellicht.

Maar hoe werden we beschaamd.

De gelden kwamen vlot binnen, boven verwachting. Zij die financieele gevolgen hadden te verduren van slechte Synodebesluiten, ontvingen van de trouwgebleven Kerken hun rechtmatig deel, en voorts werden gelden gereserveerd voor een eventueel voorkomende mogelijkheid, die ons in staat stelde, de opleiding weer naar behooren onderdak te verschaffen.

En die mogelijkheid kwam, nog onverwachts. Het toenmalige Hospitium, dat altijd al een financieel zorgenkind geweest was, had, nu het meerendeel der Studenten aan onze school bleek te willen blijven, zeer zeker geen bestaaitsmogelijkheid meer in de situatie van toen.

Het was Prof. Schilder, die aan ons bestuur het plan voorlegde het heele geval over te nemen.

Na bezichtiging en rustige overweging en berekening werd hiertoe besloten.

We beseften heel goed, dat het een zeer verantyroordeHjke daad was.

We acïtten ons toch in alles, ofschoon niet juridisch, wel principieel, verantwoording verschuldigd aan de Kerken, terwijl de kerken in dezen niet geraadpleegd konden worden.

Het was ons dan ook een aangename gedachte, dat binnenkort de Kerken in Synodale vergadering zouden samen komen, waar wij onze taak zouden kunnen overdragen, neerleggen, maar niet omdat de arbeid ons niet lief was.

Zoo kwam dan de Synode van Enschede, waar we ons mandaat ter beschikking stelden, als een mandaat, ontvangen van de Kerken in 't Noorden. We hadden het genoegen, niet met ledige handen te komen. Een gebouw, en nog een bedrag van plm. ƒ 25.000.

De Synode van Enschede maakte de voormelde historie echter tot de hare, door te besluiten tot het verzoek aan het bestuur, zijn werkzaamheden voort te zetten.

Wel benoemde deze Synode ook nieuwe Curatoren, maar ze bepaalde de onderscheidene opdrachten aldus af (ik citeer even letterlijk):

„Voorkomen dat de stichting aan het beheer der financiën rechten zou ontleenen, om mede zeggenschap te hebben over zaken die de Opleiding tot den Dienst des Woords zelve betref t", en haar taak wordt dan aldus omschreven:

„Het beheer der financiën".

Dachten we dus onzen arbeid te kunnen neerleggen, de Kerken vroegen het anders.

En we waren blij met de opdracht.

Een mooie taak toch was er voor ons o.m. verzorging van de EIGEN SCHOOL.

Inderdaad een mooie periode: nooit eenige wanklank in 't bestuur.

Een pracht verhouding en. prachtig werk werd er geleverd. Niet door ons, bestuur, in de eerste plaats. Niet wij zijn de bouwers, werkers, van het tot stand gekomen werk. Neen.

De steenen werden om zoo te zeggen, niet door het bestuur der Stichting aangedragen, maar door de Kerken.

De kerkmenschen hebben ieder hun steentje bijgedragen, aangedragen, en zoo kon dit grootsche werk

Zij hebben het onzen architect, den heer T. Sikma te Kampen, mogelijk gemaakt, de plannen uit te voeren.

Daarom is het ook met recht een feestdag voor de kerken.

Een feestdag, waarop de kerken, waarop het kerkvolk, zich verheugt in zijn eigen werk, zich verheugt in het bezien van zijn eigen bezit.

Ook een feestdag voor U, heer Sikma, en voor de uitvoerders en aannemers van de verschillende werkzaamheden.

Ook U kunt allen met voldoening terug zien hetgeen bereikt is. op

Bereikt is met de in dezen tijd weinige materialen. Inzonderheid U, br. Sikma, dank ik namens ons bestuur en dus namens alle broeders en zusters voor de prettige samenwerking en trouwe diensten.

Een groote dag voor U Maar de dag is het grootst voor onze Kerken, de steenendragers.

En de gi'ootste reden van onze vreugde vindt zijn oorzaak in het mogen.

Onze genadige God en Vader heeft ons, kerkmensehen, menschen van Zijn kerk, geroepen om in 1944, '45 en '46 geloovig te bouwen, ook dit gebouw van steen.

Als Zijn rentmeesters heeft Hij ons allen gewillig gemaakt om te geven, af te staan, datgene wat noodig was voor dezen bouw.

Toen in Dec. '44 de opleiding werd besproken had niemand eenig vermoeden, dat de weg zóó zou loopen.

God vraagt ook niet zulk een vergezicht van ons; integendeel.

Hij plaatst ons alléén voor Zdjn norm. Vraagt alléén onze roeping te vervullen bij den dag. Maar het is heerlijk, nu Zijn raadsplan te mogen zien tot vandaag, inzake de opleiding, Z ij ü plan, dat w ij in het volbrengen van onze roeping, mochten uitvoeren in onze verantwoordelijkheid.

We hebben onze roeping gezien, en willen volbrengen, en Hij heeft r ij k e 1 ij k gezegend.

„R ij k e 1 ij k", dat zal ieder terstond toestemmen, die onze school heeft gezien.

En nu wil ik eindigen, met deze gave van Hem, onze school, die ons lief is, ook wat betreft dat steenen gebouw. Broederweg 15, in Uw zorg en liefde aan te bevelen.

Aanbevelen in Uwe zorg, en dat wel tweeërlei: Voor vandaag:

Alles is versch; — daarom wees zuinig op Uw eigen bezit. Laat de noodzakelijke getroffen regeling Uw instemming vinden met de daad. Voor de toekomst:

Broeders en zusters,

We beginnen met een vrije school. Een zonder schuld. school

En we zijn dankbaar met het vele, ook het intérieur. Maar er zal straks hier en daar nog wel iets ontbreken.

We vertrouwen op Uw verderen steun. Verder een prettigen dag gewenscht; geniet in het goede, dat de Koning der kerk ons schenkt ook in de gave van ons eigen gebouw voor de opleiding.

Sappemeer.

J. A. MULDER.

1) De toespraak, die de voorzitter van de Stichting heeft gehouden op den Theologische-Hoogeschool-dag wordt in ons blad opgenomen, evenals de andere toespraken. Redactie.

CONTACT MET LONDEN.

De Raad der Geref. Kerk van den Haag-West (art. 31 K. O.) heeft destijds op zijn oproep hoofdzakelijk opgave van tijdelijke adressen van militairen ontvangen. WaarschijnUjk zal een groot deel dezer, personen thans weder van adres veranderd zgn. In verband hiermede verzoekt bovengenoemde Raad opnieuw om opgave van tegenwoordige adressen te Londen van personen en gezinnen, behoorende tot de (niet meeri Gereformeeixie Kerken en de Vrijgemaakte Gereformeerde Kerken.

Ook thans wordt overname van dit bericht door andere bladen op prijs gesteld.

Men wordt nog attent gemaakt op het feit, dat attestaties van naar Londen vertrekkende lidmaten onzer kerken door betroldtenen bij den kerkeraad van den Haag-West behooren te worden ingezonden.

Namens den kerkeraad, voornoemd:

G. J. RIJKEN VAN OLST, Scriba, Rozenstraat 63, Den Haag.

DIAKENEN.

AMSTERDAM. Zaterdag 19 October kwamen Amsterdam de Brs. Diakenen van de Gereformeerd kerken (onderh. art. 31 D.K.O.) in de Provincie Noori. Holland bijeen.

Doordat velen na de Vrijmaking voor de eerste maa' het ambt van Diaken bedienen en verder allerlei practische moeilijkheden zich onder de tegenwoordige omstandigheden voordoen, werd een gezamenlijke bespreking noodzakelijk geoordeeld.

Allerlei zaken kwamen naar voren, die de directe aandacht vroegen. Een geanimeerde bespreking, die de vele kanten van het Diaconaat omvatte, versterkte den broederband en deed het groote nut uitkomen van het gemeenschappelijk overleg.

Algemeen werd de wenscheUjkheid gevoeld om dezen praatmiddag te doen volgen door op geregelde tijden te houden Provinciale Conferenties.

Tot bestuursleden werden gekozen E. Dik van Amsterdam-C, Voorzitter, B. Scheepmaker van Bussum, Penningmeester, W. Beudeker van Amsterdam-C, Secretaris, G. van der Bend van Nieuwer Amstel en J. MooUiuyzen van Haarlemmermeer Oostzijde.

Het ligt in de bedoeling op de eerstvolgende Provinciale Conferentie door daartoe bevoegden enkele actueele vraagstukken in een referaat te doen behandelen.

PERFECTUM EN FUTURUM (AAN Ds Y. K. VELLENGA).

Een week nadat we „een blik geworpen" hadden (meer ook niet) in een paar criant vervelende kolommen van het synodocratische blad voor Ovenjsei - .'n Drente troffen we daarin een vraag van ds IJ. K. Vellinga. Al knoopt deze zich vast aan een artikel van prof. Holwerda, en al is de vraag al ettelijke malen beantwoord, we willen, zulks mede in overleg met prof. Holwerda, wel even antwoorden.

Ds Vellenga releveert wat in ons blad al ettelijke malen is opgemerkt, laatstehjk door prof. Holwerda, dat n.l. in 1942-1944 iedereen gebonden werd aan het perfectum (d.w.z. de kinderen houden voor WE­ DERGEBOREN), tenvijl in 1946 dit eerst als Gods Woord („krachtens de belofte"!!!) BINDEND opgelegde perfectum naast zich zag stellen een futurum (men mocht voortaan ook wel zeggen: TE WEDER- BAREN).

Ea nu vraagt ds Vellenga allereerst: maar e r w a s toch een staart aan „190 5" (in den „staart" wordt gezegd, dat de stelling, dat elk uitverkoren kind daarom reeds vóór den doop metterdaad wedergeboren zou zijn, niet te bewijzen is, omdat de belofte vervuld worden kan vóór, onder, of na den doop)? En hij merkt nu op: niet te gelooven, dat in 1942 ook maar iemand erop gewezen heeft dat die staart OPZETTELIJK door de synode is weggelaten. Of dat dit de bedoeling geweest is. En als 't anders is, of we het dan maar even zeggen willen.

We zouden met eenige moeite nog wel eens de breede litteratuur willen doorkruipen terwille van ds Vellenga, maar aehten het niet noodig. We hebben geen steek aan de BEDOELINGEN van zijn synodes. En niets aan het al-of-niet-OPZETTELIJKE der weglatingen. We hebben alleen te maken met de feiten. Dat is hier: met de bindend verklaring van de letterlijke détail-uitspraken van 1942 (hoe staat het met - dien dominee, collega van ds Vellenga, die de uitspraken van '42 inzake de ziel zoo kras mogelijk weerspreekt? Ridderbos heeft nog pas meegewerkt aan een schorsing ) Ik verspil dus geen woord meer aan die bedoelingen. Die heeten toch altyd zoo best...-

Voorts merkt ds Vellenga op, dat ook ondergeteekende niet het bezwaar heeft ingebracht, dat „1942" den „staart" van „1905" heeft WILLEN coupeeren. Hij huppelt vrooUjk heen over het toch wel publiek gemaakte feit, dat ik in de commissie der synode een bezwaar en voorstel heb ingediend tegen de meeningen van dr G. Ch, Aalders; welke de kwestie van het tegelijk „ja" en „neen" zeggen raken. Hij gaat evenzeer om het feit heen, dat in een overigens bij herhaling gepubliceerden brief (van 13 Dec. 1943), m\jn bekende „praeadvies", door mij gezegd is:

„Uw nadere verklaring, dat „het in den aard der zaak" ligt, dat geheel de uitsprakenreeks van 1905 „door de Synode als bindend is beschouwd", maakt de moeilijkheid eer grooter dan kleiner" (dan volgen aanwijzigingen van disputabele punten uit wat ik gemakshalve noem groot-1905.) Hij gaat ook voorbij aan het feit, dat ik te voren geschreven had:

„De latere verklaring Uwerzijds, dat „het" in 1942 „aangehaalde begin" , moet worden verstaan in verband met al hetgeen er volgt" neemt toch niets weg van het feit, dat aan candidaten toch die ééne zinsnede ter aanvaarding wordt voorgeleg d".

Hij gaat (en dat is wel héél erg) óók voorbij aan het feit, dat ik op de volgende bladzijde schreef:

„Dat Hij (God) beloofd zou hebben, de wedergeboorte vóór den doop en daarmede vóór den rechten aanvang van ons „houden voor" te doen geschieden, is hiermee (d.w.z. door wat er staat in dien z.g. „STAART" van 1905!) TERECHT ontkend. DAAR­ UIT ZOU VOLGEN, DAT BINNEN HET KADER VAN DEN GEDACHTENGANG VAN 1905 DE UITDRUKKING „WEDERGEBOREN" MINSTENS DOOR DE WOORDEN „OP TE WEDERBAREN" ZOU MOETEN WORDEN AANGEVULD. MAAR DIT IS NOG NIMMER GESCHIED".

Hier staat dus heel duidelijk:

a) wat in den „staart" gezegd wordt, maakt het» geen in „den kop" staat, tot een bespotting;

b) toch wordt, b.v. aan candidaten, die kop, als détail, voorgelegd;

c) nooit is het „futurum" (te „wederbaren") gesteld naast het „perfectiun" (wedergeboren);

d) toch zou dat hebben MOETEN gebeuren, niet yolgens den gedachtengang van K. S., maar volgens dat raam van uw hooggeroemde 1905 tenminste;

e) hetgeen had MOETEN gebeuren is nog niet gebeurd, ook niet door uw concrete binding, besluit en uitvoering daarvan.

Met andere woorden: wat ds Vellenga ontkent, dat door mij gezegd zou z ij n, heb ik w è 1 gezegd. Ik zei het op tijd, toen hij nog sliep, en nog komen moest tot zijn openbare grove zonden van schorsing van ambts-

Luisteren we verder naar ds Vellenga, Ondergeteekende is volgens hem geschorst naar aanleiding NIET van den INHOUD van zijn praeadvies, van hierboven. Alleen maar (zegt ds Vellenga, wat prof. Holwerda niet geschreven had, weshalve ds V. tevergeefs naar hèm verwijst), ALLEEN MAAR het ROND- ZENDEN ervan was de aanleiding van de schorsing. Hier vertelt dus een dominee zonder blikken en blozen, dat het een openbare grove zonde is, aan de kerkeraden te doen weten wat men in een OPENBAAR stuk aan de SYNODE heeft gezegd De opperste hiërarchie is dat dus.

Maar dit in 't voorbijgaan.

H o o f d z a a k i s d i t: dat ds Vellenga TEN ONRECHTE beweert, dat de schorsing NIET geschied is naar aanleiding van den INHOUD van mijn hierboven bedoelde praeadvies. Hoe komt hij aan die dwaasheid? In dat praeadvies zeg ik duidelijk:

„Zelf acht ik de aangevochten zinsnede IN

ZICHZELF ONJUIST". Dat wisten de heeren dus vóór ze me vragen gingen stellen, 5 stuks. Ook deze vraag: of ik beloofde, niets te leeren, dat niet volkomen daarmee in overeenstemming was! •In da< - "elfde stuk zeg ik eveneens duidelijk:

„I\u is de vraag of men een materieel bestreden zinsnede moet aanvaarden als uitdrukking-in-zioh-zelf van goddelijke openbaring. I k zelf kan dit niet, gelijk ik trouwens aan de Hoogeschool der kerken in mijn studententijd haar heb hooren bestrijden".

Dat ik het dus niet kon, wisten de heeren dus nog eens, vóór ze me vragen gingen stellen. Ook die ééne van volkomen overeenstemming.

En nu komt ds IJ. K. Vellenga, alsof er nog geen druppel water door de Meppeler kanalen gevloeid is, sedert de schorsingen zijn begonnen, heel nadrukkelijk vragen, hem mee te deelen WIE „GEWEERD, GE­ SCHORST OP AFGEZET" IS, OMDAT HIJ GEWEI­ GERD HEEFT ZICH TE LATEN BINDEN AAN HET PERPECTUM VAN „ '42".

Welnu, voor de zooveelste maal zij het hem gezegd: IEDEREEN, van wien GEEISCHT WERD, dat hij BELOVEN zou NIETS TE LEEREN dat met de formule van 1942, die van het perfectum, ISflET TEN VOLLE IN OVEREENSTEMMING WAS. Want een futurum is met een perfectum heelemaal niet in overeenstemming.

Een paar n^men ? Een> paar uit de ETTELIJKE? Welnu dan: prof. S. Greijdanus.

Hem is geëischt, niets te leeren, wat niet volkomen Jn overeenstemming was met dat zinnetje van 1942. Het PERPECTUM-zinnetje. Schorsingsgrond: openlijk bestrijder van de perfectum-uitspraak?

Welnu dan: de vroegere candidaat H. J. Schilder, die tot groote droefenis van ds Vellenga, en ten blijk van de ontzaglijke verharding van dezen man en van ons allen tegen het gezag van Christus, nu geen candidaat meer is. Hij heeft geschreven over dat PER­ FECTUM, hij heeft op den staart gewezen, maar moest zich houden aan wat er nu eenmaal stond. Heelemaal ermee in overeenstemming zijn, en anders...

En dan ook nog: prof. dr K. Schilder.

Kent ds Vellenga nu HEUSCH niet de diep bedroefde stukken van de synode over dezen KETTER?

Ja, ketter. Want dat staat er duidelijk. Neem alleen maar het van fouten krioelende „Rapport over de Irwestie Prof. dr K. Schilder". Stui der synode. Schorsingsgrond, later afzettingsgrond: DAT HIJ (K. S.) DE LEERUITSPRAKEN OPENLIJK BESTRIJDT (dat is gezegd, NADAT ik mijn praeadvies had uitgebracht, en ziet daarop, want zakelijk had ik daaraan later niets toegevoegd.

Wat staat in dit synodestuk nog meer? Alle kerkeraden hebben het gehoord, bl. 6 van dit synodaal toegezonden Rapport:

„Wat Prof. Schilder NU doet met het toezenden van zijn stuk aan alle kerkeraden (d.w.z. bovenbedoeld praeadvies, met de daarin opgenomen passages over dat PERFECTUM, ds Vellenga!!!) NADAT uw synode die besluiten genomen heeft, houdt onder meer in HET VERDEDIGEN EN PROPAGEEREN VAN EEN GE­ VOELEN DAT MET DE LEERUITSPRAKEN IN KENNELIJKE TEGENSPRAAK IS Hij LAAT DUIDELIJK GENOEG UITKOMEN dat hij met de bedoelde leeruitspraken ZICH ALLERMINST VER­ EENIGEN KAN. Die uitspraken immers worden door hem als innerUjk tegenstrijdig en deels onjuist gekenschetst". De heeren nemenernotavan, wat vandaag de heele synodocratische pers, ds Meynen voorop, en ettelijke anderen daarna, verdonkeremane, maar hier nota bene, zwart op wit door de synode zelf her­ innerd wordt, dat ik een DOGMATISCH bezwaar heb, bl. 6, en nemen er ook nota van, dat ik in die missive van 13 December 1943, bovenbedoeld praeadvies, die opmerking maakte OVER DE BETEEKENIS VAN HET WOORD 'WEDERGEBOREN' ".

Daarna volgen dan die honderden anderen, ds VeUenga.

Geen water van de zee wischt dus het feit af: ik zelf, die gezegd heb: het futurum MOEST erbij op uw eigen standpunt, MOCHT HET FUTURUM NIET LEEREN. Als U nó g daarvoor de oogen sluit, dan...

K. S.

WIE KAN HELPEN?

De heer Eduard Philipp, OberschuUehrer i. R., Bad Ischl, Bahnhofstrasse 5 In Ober-Österreich vraagt mij terwille van de opleiding van kerkmusici en ook ter verbreiding van het kerkelijk lied hem gratis te helpen aan een exemplaar van een Nederlandsch gezangenboek met noten en ook van een Nederlandsch psalmboek met noten. Wat ik zelf bezit leent zich niet voor verzending.

Is er misschien iemand, die mij kan helpen? Dan kan ik het doorsturen naar Oostenrijk. De heer Philipp is „Verbandsobmann" van den „Verband für Evange­

lische Kirchenmusik in österreich".

K. S.

NOGMAALS; INZAKE DE ZENDING.

Voor ons nummer van vorige week ontvingen we een verzoek van Mr Dr J. Meulink, het nieuwe gironummer voor de zendingsgelden nog niet aan onze lezers mede te deelen. De krant was ecihter reeds afgedrukt. We brengen dus thans hiermede zijn verzoek over, het bericht van 26 October j.l. als niet

geplaatst te beschouwen.

DE UITGEVERS.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 november 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 november 1946

De Reformatie | 8 Pagina's