GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Wonderlijke gedachtenverbindingen kuimen by een mensch opkomen. Daar zag ik nu in de AcaxJemische biblotheek in onze stad, in de groote glazen kast, waarin de cadeautjes liggen uit binnen-en buitenland, het boek van dr Smilde staan over het accoord van 1905 met al wat daarbij zooal wordt betrokken.

Sjonge, Sjonge —• dat is geen kleinigiheid. Een kloek werk, in kostelijken band, rood met goud, net geschikt voor een pronkboekenkastje in een salon.

En ik — gij weet, dat ik een boekenliefhebber ben - " ik kon de hand er niet naar uitsteken. Eerlek waar.

En ik dacht dadelijk, hoe kon het, aan Goethe's Farbenlehre. Dat was dan de associatie.

Gij zult het U herinneren, lioe Goethe, die zich met alles en allerlei dorst te bemoeien, een wijsgeerig wei'k uitgaf over de kleuren, waarin hij op felle wijze Newtons opvatting bestreed.

Newton zei: kleur is licht. Het zonnelicht, wit, veroenigt in zich alle kleuren. Laat dit licht vallen "in een prisma en gü krijgt de onderscheiden kleuren van den regenboog.

En op zich zelf heeft geen enkel ding kleur, want in het duister zijn alle koisien grauw, maar als het wit zonnelicht er op valt, dan slorpt dat ding sommige kleuren op en doet een enkele uitstralen. Zooals bij dien band van dr Smilde's boek, het rood en goudgeel. Maar Goethe bestreed deze meening. Wit kan nooit verkregen worden door een vermenging van alle kleuren. Kleur is dus wat meer dan licht.

Licht omtrent 1905 ontvingen wig in het werkje van dr Dam, en de professoren Holwerda en Veenhof.

Kleur bij dr Smilde, die het natuurlijk goed meent, want ik hoor van prof. Veenhof dat zijn boek een eerlijk boek is.

En toöh lees ik het niet.

Om twee redenen: de poging, die dr Smilde waagt, is reeds eerder gewaagd door een bekwamen discipel Van de Vr^je Universiteit, drs Kramer, wiens vroeg-'tijdigen dood wij indertijd allen betreurden. Deze poging n.l. om te doen zien, dat de doopsbeschouwing van dr Kuyper ook reeds bij de Calvinistische vaderen werd gevonden.

De schrüver haalde zeker te veel naar zich toe, maar dat er steeds verschil is geweest over doop en verbond, dat weten vnj zoo langzamerhand allen wel.

Iets heel anders is het, wanneer men het compromis van 1905 dienstbaar wil maken aan de besluiten der gereformeerde synoden.

Men nmg mjgnentwege daartoe duizend boeken schrijven in nog veel mooiere banden, nu met zilver en dan met goud, ik zal mij, om het nu eens heel gewoon te zeggen, geen ooren laten aannaaien. Om de heel eenvoudige reden, dat ik er zelf bij was, en reeds van voldosiDdiea. leeft^d, om den kerkeiykéa sti^d van toen bewust, zelfs hartstochtelijk, mee'te leven. Want dat kan men als men jong is.

Ik was door mijn ouden dominé, den zeer bekwamen ds Seholten, opgevoed in de doops'leer van Helenius de Cock, zal ik nu maar zeggen. Maar Kuypers werken kregen mij in hun greep en ik streed al gauw voor de veronderstelde wedergeboorte, alsof er geen voornamer leerstuk bestond. Je toetste dominé's el-aan, of zij, al dan niet zóó over den doop spraken.

Ds Scholten verbaasde zich over die bekeering en deed zijn best my van het ongelijk van dr Kuyper te overtuigen, maar het baatte hem niet. Wij bleven er even goede vrienden om.

Want hij vrist, hoeveel ik van hem hield.

Toen deze kwestie voor de synode zou komen in 1905 en er de beschuldiging lag van gevaarlijk© afwiJT king, waren mijn vrienden en ik daarover zeer bewogen. Wij vreesden, dat dr Kuypers leer veroordeeld zoude worden en dan dreigde er de breuk.

En dr Kuyper veroordeeld — dat was toch wel het ergste wat ooit kon gebeuren.

Gij kunt het U allicht niet meer voorstellen met hoe-Veel geestdrift deze groote in Israël ons vervulde.

Ik herinner mij nog levendig den eersten keer, dat ik hem zag en zelfs de hand mocht drukken; een geweldige gebeurtenis in ons leven. Het was, toen dr Kuyper op dien prachtigen zomeravond in Juli '97, voor de kiesvereeniging van Zuidhom sprak.

De zaal, waar hij spreken zou, was veel te klein, want de hoorders van allerlei slag kwamen van heinde en ver. En toen vertrokken wij naar een stuk weideland, dat door eeij vrijzinnigen boer royaal ter beschikking werd gesteld, hoeveel schade dit hem ook berokkende. Wat was dat een avond!

Mijn vrienden en ik waren van uit het Noorden van ons gewest gekomen in een groote omnibus —-die toen het afgesdheiden kerkje werd genoemd, vraarom, dat weet ik niet — maar vóór wij terug moesten, wilden wij toch graag nog wat dichter dan zoo even bij den grooten man komen, die echt vriendelijk met allerlei mensdien na afloop der rede stond te praten. En brutaal — hoe durf je — drongen wij toen naar voren en boden dr Kuyper de hand. Wat was dat wat!

En nu kimt gij begrijpen, hoe het gevaar, dat in 1905 dreigde, ons aangreep en hoe blijde we waren, dat de vrede in een compromis tot stand kwam. Dr Kuj^ijors leer zou worden geduld, mits met voorzichtigheid voorgedragen. Wij waren zielsbltj.

Laat ik dit er bij zeggen, dat geen haar van ons hoofd er aan dacht, dat prof. Lindeboom, ds Westerhuis, of ds Bos, of ds Scholten tiit de kerk behoorden gestooten te worden.

Dat kwam niet in ons op. Zulke booze dingen zouden later komen. De beteekenis van 1905 staat mij dus zoo helder voor den geest, die is zoo diep.ingedrongen in mijn ziel, dat ik een ieder, die mij vertellen wil, dat de synoden van 41 enz. de juiste uitlegging gaven, zou v/illen zeggen: gij spreekt veel, maar de waarheid niet.

Eenigen tijd na 1905 werd er ergens in ons gewest een zeeV woelige vergadering van een schoolvereeniging gelhouden. Ik was daarbij en deed in de drukte lustig mee.

Een paar oude broeders vsalden, dat bij de keuze der onderwijzers er op gelet zou worden, of zij ook deelden in dr Kuypers dwaling. Z^j zagen in die leer een groote «bedreiging voor de kerk.

Wij daartegen in natuurlijk met al onze kracht.

Het was een herrie van belang.

Juist, omdat ik toen zóó de leer van dr Kuyper voor de zuivere waarheid hield, daarom kan ik op mijn herinnering te beter vertrouwen. Hier is geen vergissing mogelijk.

Te meer niet, omdat later, in discussie met Christelijk-gereformeerden, .als zij beweerden: de gereformeerde kerk leert de veronderstelde wedergeboorte met al wat daaraan dan vast zit, ik steeds in weerwil van mijn opvatting, zei: dat is niet zoo, Dat is niet de leer der gereformeerde ker^, maar die van Kuyper.

Trouwens in de latere jaren werd de kwestie bijna niet meer genoemd, wat veel erger was dsin de strijd, thans weer gevoerd, omdat de groote beteekenis van de leer van het verbond weer op den achtergrond kwam en wij al meer gevaar liepen - weer in piëtistische wateren te verzeilen.

Wij hadden daar in onze jonge Kuyperdagen geen last van, want als ik er nog a8, n denk, hoe wij die meithodistische methoden op onze jongelingsvereanigingen konden uitkleeden — de synodocratische dominé's van de lustige wereldverovering zouden er kippevel van krijgen, als zij het konden hooren.

Nu begrijpt gij levendig, dat ik geen behoefte heb het boek van dr Smilde te lezen. Wat hij daarin geeft, dat hoorde ik honderdmaal. Wat hij wil beweren is, wat hij, zooals prof. Veenhof moet eonstateeren, in 1905 inleest.

Hij kan zoo niet geven geschiedenis, maar wel een soort historischen optocht, zooals de studenten voorheen ter gelegenheid van hun lustrums waagden.

Voorop prof. K. Dijk, hoog te paard, roepend al maar: daar komt de man uit den' echten ouden afgescheiden kring, en dan in een roodgouden koets, de schrijver in het gewaad van ds de Cock, en daarna daar rondom heen, al die groote, hoogstaande mannen der hiërarchische synoden met de zorgvoUe stalknedhts van ijverige propagandisten, en wie weet, dus is althans de hoop van die deze zaak opzetten, gevolgd door een groote schare van eertijds bezwaarden, die den moed hunner overtuiging misten en die nu roepen: het is in orde, het is nu klaar. Alles interessant, om zoo van ter zijde te aanschouwen en er zich over te verbazen. Maar de dingen worden er niets anders van. En nu zeg ik het toch maar Goethe na: kleur is wat t meer dan licSit; kleur is nog wat anders dan licht.

Met alle respect overigens voor den schrijver en zijn goede, eerïgke bedoelingen, wordt de waarheid, evenzeer als dit het geval was met de dissertatie van ' drs Kramer, verdoeeield. De menschen raken weer in den mist.

Ik wilde U van nog een, zelfs over heel de wereld geruchtmakend boek spreken, dat ik ook niet lezen ga, na van betrouwbare zgd© vernomen te hébben, wat er met óat boek aan de hand is.

Eén bonk Amerikaansche humbug, en met nog veel meer humbug aangekondigd. Maar de auteur heeft succes. En allerwege heet het, en dat is een slecht teeken: dat boek moet gij lezen, daar hebt gij de oplossing voor het wereldprobleem. Niets is trouwens gemakkelijker dan zulke oplossing, waaróm er reden is ter verbazing, dat wij er nooit uitkomen en er al dieper in verzinken.

Ik doel op het werk van Reves over de „anatomie van den vrede".

De schrijver gaat geweldig te keer tegen alles wat tot nog toe dien vrede niet kon brengen. Tegen het Christendom, het kapitalisme, en socialisme enz. Hij wijst edhter den weg. Die is heel eenvoudig. Efen wereldstaat, en een wereldregeering en wereldparlement of bestuur met afgevaardigden, gekozen door de wereldvolkeren; alle zelfstandigheid der afzonderlijke staten v/eg en uiteraard ook alle vrijheid wèg Maar vrede. Vergeten wordt, dat er een vrede is, die erger Is dan alle krijg.

Moeilijkheden? Och, die zijn slechts van technischen aard en er bestaan beproefde methoden, om die op te lossen.

En daar roept nu heel de wereld over en Reves Is voor een veertien dagen een groot man.

Dan geloof ik, dat dr Smilde en zijn boek het langer zullen uithouden. Ook al hierom, dat het verschil in doopsbeschouwing er wel zal blijven. Het is alleen maar de vraag of men daarom elkander niet zal kunnen dragen. En dat is een kwestie van belang. Daaromtrent ontving ik een boekwerkje, dat ik later wil

Met hartelijke groeten en heilbede,

uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 maart 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 maart 1947

De Reformatie | 8 Pagina's