GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Over „Belijdenis” en „Beginselen” en de V.U. ¹)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over „Belijdenis” en „Beginselen” en de V.U. ¹)

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Men krijgt in de laatste maanden soms het gevoel alsof alles op z'n kop gaat staan in wat men weleens „ons Gereformeerde volksdeel" noemt.

Met het grootste gemak wordt aan den éénen kant allerlei gecanoniseerd en bindend verklaard wat nooit meer dan een particuliere opvatting van bepaalde personen was. En aan den anderen kant laat men glippen en werpt men overboord wat vroeger als een kostbaar en onmisbaar goed werd beschouwd. En dat, terwijl men de menschen, die vroeger verdedigden en invoerden wat men nu overboord smijt hoogelijk roemt en ach en wee roept over degenen, die zakelijk wat critiek op zulke heengegane profeten oefenen, maar toch hun eigenlijke boodschap vasthouden en doorgeven.

Dit verschijnsel drong zich weer met kracht aan mij op, toen ik eens een hoofdartikel van „Trouw" las.

Er zou heel veel over dit artikel te zeggen zijn. Het wemelt van valsohe dilemma's. Men overwege maar eens een zinnetje als , , Tusschen die beide uitersten (binding aan de Kerk óf binding aan het persoonlijk geloof) ligt een gulden middenweg: Binding aan de beginselen gegrond op Gods Woord". Men wordt zeer nieuwsgierig naar die „beginselen" gegrond op (!!!) Gods Woord. Want de Schrijver zegt uitdrukkelijk, dat deze binding aan beginselen niets te maken heeft met een binding aan de belijdenis der kerk. Maar die beginselen zijn ook niet Gods Woord zélf. Want ze zijn „gegrond" „op" Gods Woord. En dus zitten we voor de puzzle wat beginselen zijn die niet Gods Woord en niet de belijdenis zijn. En dan praat ik nog niet eens over de wonderlijke constructie, volgens welke binding „aan de Kerk" en óf binding „aan het persoonlijk geloof" twee ^, uitersten" vormen, waartusschen dan de beroemde gulden middenweg doortocht zou verleenen.

Toch deden niet deze wonderlijke beweringen mij naar de pen grijpen.

Neen, ik wil wat zeggen over de volgende uitspraak van den Schrijver: „Het is dan ook een alsuis wanneer mr Schmal zegt, dat de Drie Formulieren van Eenigheid (de belijdenisschriften) een bindende grondslag zijn voor de Vrije Universiteit. Dat is alleen juist voor de theologie, niet voor de andere faculteiten".

Er is geen misverstand mogelijk: de Schrijver beweert dat de Vrije Universiteit niet voor a 1 haar onderwijs op den grondslag der belijdenis staat. Zij staat alleen op den grondslag van niet nader omschi'even beginselen.

De vraag dringt zich op: is deze bewering juist? Geeft deze Schrijver den stand van zaken juist weer?

Men zal, deze vragen overwegend ongetwijfeld toegeven, dat men, zulk een vraag stellend, een^ zuiver historische kwestie aanraakt. Men kan genoemde vraag imrners ook zóó formuleeren: Hebben de oprichters der V.U. "inderdaad bewust bedoeld de theologische faculteit op den grondslag der belijdenis te plaatsen en de overige wetenschappen alleen te fundeeren in tot op heden volkomen onbekend gebleven beginselen? Of was hun bedoeling en hebben zij dat ook duidelijk uitgesproken, dat integendeel al hst * onderwijs dat aan de Vrije Universiteit gegeven wordt beslist op den grondslag der belijdenis en dus in overeenstemming met die belijdenis moet gegeven worden; zoodat wanneer men dat niet doet, de Universiteit haar grondslag verlaat en ophoudt een waarlijk Gereformeerde Universiteit te zijn?

Wanneer men de genoemde vraag zoo stelt, voelt men tevens, dat we met een zeer belangrijke te doen hebben. Het gaat in deze kwestie over niets minder dan over het gereformeerd karakter der Vrije Universiteit* Om het werkelijk bewaren van. de erfenis der vaderen.

We willen uit officieele stukken een antwoord op de door ons gestelde vraag zoeken.

In de formule van den grondslag van de Vereen, voor Geref. Hooger Onderwijs wordt gezegd: dat de Vereeniging „voor alle onderwijs, dat in hare" scholen gegeven wordt, geheel en uitsluitend staat op den grondslag der Gereformeerde beginselen" en mitsdien „als grondslag voor het onderwijs in de Godgeleerdheid" erkent „de drie formulieren vaa eenheid, gelijk die in den jare 1619 door de Nationale Synode van Dordrecht voor de Nederlandsche Gereformeerde kerken zijn vastgesteld; een zoodanig gezag daaraan hechtende, als genoemde Synode, blijkens hare eigene handelwijze en hare acten, aan de belijdenisschriften der Nederlandsche Gereformeerde Kerken heeft toegekend".

Wie over deze, met pijnlijke zorg vastgestelde formule nadenkt, zal onmiddellijk twee dingen inzien.

Vooreerst, dat al "het onderwijs dat aan de Vrije Universiteit gegeven wordt en de daarmee in verband staande wetenschapsbeoefening gefundeerd nioeten zijn in de Gereformeerde beginselen.

En vervolgens, dat de theologische faculteit in al haar bedrijf gebonden is aan de drie formulieren van eenigheid.

Dit is zonder meer duidelijk.

De vraag is nu evenwel: hoe verhouden zich, in den grondslag der Vrije Universiteit, die „beginselen" en die „drie formulieren van eenigheid" tot elkaar? Zijn ze twee geheel van elkaar gescheiden complexen? Zoo ja, hoe ligt dan het verband tusschen die twee? Is het zóó, dat de theologische faculteit a 1 1 e e n oj^ den grondslag der belijdenis staat en de overige wetenschappen alleen op die der beginselen? Masir indien beginselen en belijdenis niet hermetisch van elkaar afgescheiden zijn in dien universiteits-grondslag, hoe staat het dan met de verhouding en het verband tusschen die twee? Is het zoo, dat alle onderwijs de Geref. beginselen tot basis heeft en de Theol. faculteit bovendien de Drie Formulieren; of is het zoo, dat alle onderwijs doordrongen moet zijn van de Geref. beginselen en daarom de theol. faculteit op de belijdenis staat, omdat die formulieren de speciaal voor de Theologie geldende beginselen heeft geformuleerd en geeft ? Of moeten we het zóó verstaan, dat alle onderwijs in de Geref. beginselen geworteld is en dus ook in de drie formulieren, omdat deze niets anders en niets minder of meer geven dan de gereede formuleering van een complex van de bedoelde beginselen, terwijl dan speciaal van de Theol. fac. nog gezegd wordt, dat zij daarin 'bizonder haar grondslag vindt? Of, nog weer anders gezegd: Verhouden Geref. beginselen en het in de drie formulieren geformuleerde zich als twee naast elkaar liggende en van elkaar gescheiden blijvende complexen? Of liggen ze als tv/ee complexen boven elkaar, zóó, dat de drie Forniulieren b.v. verbizonderingen geven van de Geref. beginselen welke speciaal en alleen voor de Theol. fac, , gelden? Of, liggen ze als twee complexen in elkaar, en dan zoo dat wat de drie Formulieren formuleeren als een s e c-t o r, misschien wel de kern dier beginselen vormen, waarop dan speciaal — maar zeker niet exclusief — de Theol. fac. isi gefundeerd?

Wanneer we ons met deze vragen gaan bezighouden omdat ze ons opgedrongen werden, verkeeren we , in een zeer gelukkige omstandigheid. Deze n.l. dat in de kringen van de Vereen, voor H.O. een duidelijk en ondubbelzinnig antwoord daaroj) gegeven werd, zoodat geenerlei misverstand meer mogelijk is.

Zooals bekend is, heeft prof. Rutgers voornamelijk de hand gehad in het opstellen van de statuten en ver-^ dere regelingen voor de Vereen, voor H.O. en de van haar uitgaande V.U. Zelf verklaarde hij eenmaal, dat • hij over de strekking van art. 2 der statuten zeer goed oordeelen kon, omdat hij bij de geboorte daarvan tegenwoordig was geweest en dus wist hoeveel er over gediscussieerd was; hoeveel amendementen waren ingediend; en hoe het eindelijk na lang en rijp beraad werd vastgesteld.

Welnu, prof. Rutgers \heeft in een rede, gehouden in 1899 nauwkeurig meegedeeld hoe art. 2 en speciaal het daarin - voorkomende woord „mitsdien" moet worden verstaan. ^)

Hij verklaarde toen, dat de oprichters van de Vereen, voor Geref. H.O. alle onderwijs, dat in'de inrichtingen van de Vereen, voor H.O. zou gegeven worden geheel en volstrekt wilden binden aan de Heilige Schrift. Daarom ging het uitsluitend en alleen. Maar niet blind voor de werkelijkheid, begreep men uitstekend, dat 'n formule, waarin dit zonder meer werd uitgesproken, practisch beteekenisloos zou zijn. Daarom werd een toevoeging uitgedacht welke die binding effectief zou maken, „zóó' dat men aan dien band niet ontkomen kan". En zoo kwam men tot boven gegeven formuleering. Juist hierdoor wist iedere docent aan de V.U., kón hij het althans weten, waaraan hij zich te houden had ten aanzien van deze binding aan de Schrift. Zoo immers werd vastgesteld hoe men de Schrift te beschouwen heeft en hoe het gezag der Schrift metterdaad was te handhaven.

Maar, zoo ging Rutgers verder, dit artikel zegt nog meer! En wel dit, dat niet ieder den Bijbel voor zich kan nemen om er uit op te diepen wat er voor de . wetenschap uit op te diepen is. Er is sprake van „Gereformeerde'beginselen". Wat is daarmee bedoeld? Dit: „Een Gereformeerde erkent, dat er in de kerk van Christus (!!!) ook eene leiding is des Heiligen Geestes, die, vooral tegenover opkomende dwalingen, de beteekenis van het Schriftwoord hoe langer hoe beter leert verstaan, en die, naarmate het leven rijker en voller wordt, ook des menschen gedachten, althans bij de geloovigen, al meer inleidt in hetgeen God zelf ons van zijn gedachten heeft geopenbaard. Daardoor is er in den loop der, tijden eene wel samenhangende belijdenis (!!!) gekomen, en een daarmee overeenkomende (!!!) levens-en wereldbeschouwing, die historisch den naam draagt van „Gereformeerd". En nu wordt in art. 2 mede uitgedrukt, dat dit Gereformeerde (in tegenstelling met Roomsch, Luthersch, Doopersch, revolutionnair enz.) het karakter van de Vrije Universiteit is, en zulks moet blijven".

Deze uitspraak zegt eigenlijk reeds alles wat we weten moeten. In haar wordt immers gesproken:

1. dat de kerk — de geïnstitueerde, immers de belijdenis formuleerende en handhavende kerk — feitelijk en principieel het orgaan is, dat de grondslagen eener Schriftuurlijke wetenschap in de Schrift ontdekt en formuleert. Natuurlijk grijpt en formuleert zij den Openbaringsinhoud der Schrift niet in de eerste plaats en direct om aan de wetenschapsbeoefening een duidelijke basis te geven, maar wel is het zoo, dat wat zij zoo vond en oiidêr woorden bracht ook grondslag is en moet zijn voor de wetenschapsbeoefening.

2. dat de belijdenisschriften de formuleering geven van de kern van het complex Gereformeerde_begitiselen, waarvan de christelijke wetenschap heeft uit te gaan en waarop de V.U. staat, of liever, moet staan.

Na dit fundamenteele betoog bespreekt prof. Rutgers vervolgens den passus waarin iets speciaals voor de Godgeleerdheid wordt vastgesteld. Dit n.l. dat de Gereformeerde beginselen „wat de Godgeleerdheid betreft, uitgewerkt zijn in de drie Formulieren van Eenigheid". „Dit ligt" — zoo lezen we — „in het woordje „mitsdien", dat nooit beteekend heeft of beteekenen kan: „op gezag van"; of „uit kracht van"; maar de beteekenis heeft van „daardoor"; , , door middel van" (in de officieele Fransche vertaling van onze kerkelijke bevestigingsformulieren: , , parelle": „daarom"; „dan ook"; of iets dergelijks; altijd ter verbinding van twee volzinnen, waarin zaken genoemd worden, die met elkander in verband staan, maar nooit met de strekking om daardoor eene zaak als lager dan de andere en van haar afhankelijk voor te stellen".

Uit deze redeneering vloeit, nog eens, met volkomen klaarheid voort, dat het in de belijdenis der kerk geformuleerde een"moment, een onderdeel, een „1 i d" van het „organisme" dêr Gereformeerde beginselen vormt!

Hierna volgt dan in prof. Rutgers' rede een uiteenzetting, dat door 'de gegeven formuleering duidelijk wordt uitgesproken, dat de belijdenisschriften niet gelijkstaan met de Schrift, , , maar toch gelden". En dan niet als „historische gedenkstukken", maar op precies dezelfde wijze en met precies dezelfde kracht als dat in de kerk het geval is".

Men noteere dit goed: de grondslagformuleering der V. U. zegt nadrukkelijk dat de kerkelij'ke belijdenis op precies dezelfde wijze en met preciesdezelfde kracht in de wereld der Universiteit moet binden als ze dat do'et in de wereld der k e r k ! We lezen immers in de grondslagformule:

„Een zoodanig gezag daaraan hecbtende, als genoemde Synode blijkens haar eigen handelwijze en hare acten, aan de belijdenisschriften der Nederlandsche Gereformeerde Kerken heeft toegekend".

De eenige conclusie, die uit het bovenstaande getrokken kan worden is nu deze, dat de belijdenisschrif--•ten inderdaad bindend zijn voor alle wetenschapsbeoefening. Deze conclusie wordt dan ook prompt door prof. Rutgers getrokken. Aldus: „Ook de niet-Theologische wetenschappen zijn aan die Formulieren gebonden, in zooverre deze de bedoelde Wetenschappen raken. Dit ligt mede in het woordje „mitsdien", dat te kennen geeft, dat in die Formulieren „Gereformeerde beginselen" liggen, waaraan volgens het begin van het art. alle onderwijs gebonden is". Het verschil tusschen de Theol. faculteit en de overige is niet dat de , laatste door een mindere of andere binding aan de drie Formulieren gebonden zijn! Neen, voor de overige faculteiten zijn er alleen nog andere Gereformeerde beginselen geldend, „die wel samenhangen met die der Formulieren, maar die er toch nijet in zijn uitgedrukt".

Men ziet, hoe aldus de cirkel sluit. Principieel is de geheele Gereformeerde wetenschapsbeoefening gebonden aan de in de drie Formulieren van Eenigheid geformuleerde waarheden. Of deze gelding actueel wordt hangt uitsluitend af van de practische vraag of wat in de kerkelijke formulieren geschreven staat, een bepaalde wetenschap of een in studie genomen wetenschappelijke kwestie al dan niet „raakt"!

Wat zoo werd vastgesteld bij den aanvang van het leven der V.U. werd stipt volgehouden en vastgehouden in hare geschiedenis. Want toen in de bekende Geelkerken-kwestie ook de V.U. betrokken werd, werd wel uitgesproken, dat de leerstellige uitspraken van belijdende Geref. kerken niet als zoodanig in den kring der Vrije Universiteit juridisch bindend gezag hebben, a, angezien deze een zelfstandig bestaan heeft naast de kerk en voor de handhaving van haar Gereformeerd karakter een eigen statuut en inrichting bezit, maar dat de Vereeniging zeer zeker aan de Formulieren van Eenigheid een dusdanig bindend gezag heeft toegekend , , doordat" en ., , voorzoo ver" zij aan deze een plaats heeft gegeven in de omschrijving van haar grondslag. Dat wil dus zeggen volkomen hetzelfde gezag als zij in de Kerken bezitten!! Want de Vereeniging voor Gereformeerd Hooger Onderwijs heeft in haar goeden tijd inderdaad „een plaats gegeven" aan de drie Formulieren van Eenigheid „in de omschrijving van haar grondslag"! N.l. als de formuleering van een deel van die beginselen waaraan zij al het in de door haar opgerichte en in stand gehouden Hoogescholen gegeven onderwijs, gebonden wil zien. En zij heeft ook nauwkeurig aangegeven „in hoeverre" zij dat gezag in werking wilde zien komen, n.L op volkomen dezelfde wijze en met precies denzelfdqn omvang en kracht als dat in de Kerk het geval is.

Een volgende maal nog wat over deze kwestie.


1) Dit artikel is geschreven, vóórdat de auteur had kunnen lezen wat in ons blad over de hier aangesneden kwestie reeds is opgemerkt. Redactie.

2) In een rede werd de vraag: „Moet art. 2 van de Statuten der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag gewijzigd worden, om het Gereformeerde-karakter van de Vrije Universiteit zoo goed mogelijk te waarborgen? " besproken; gehouden op de Jaarverg. dier Vereeniging op 28 Juni 1899. Zie „De Heraut" van 9 Juli 1899.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 december 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

Over „Belijdenis” en „Beginselen” en de V.U. ¹)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 december 1947

De Reformatie | 8 Pagina's