GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De nagedachtenis van ds J. E. Vonkenberg.

Onlangs werd in één onzer bladen geschreven over wijlen ds Vonkenberg. Waar het \/as, weet ik niet meer.

Thans wordt in Calvinistisch Jongelingsblad, naar aanleiding van de synodocratische poging, om hem te annexeeren voor het verraad óók van dr K. Dijk, iets over wijlen ds Vonkenberg gezegd, dat we weten moeten. Wat het verréiad van dr Dijk betreft, de heer Zijlstra zegt tot hem:

Toen Ik aftrad als voorzitter (van den Jongelingsbond, K. S.) meende ik met vertrouwen den voorzittershamer te kunnen overgeven aan Dr K. Dijk, omdat ik toen niet anders kon denken, dan dat ook hij de gevaren zag, die ons gereformeerde leven bedreigden. Ook toen. Gevaren, waartegen ik een kwart eeuw reeds wel met alle macht vocht. Ik hoopte dat Dr Dijk dien strijd zou voortzetten, ook in den bond.

Ik bedoel dit gevaar: de overheersching van heel ons gereformeerde leven door de zeer ongereformeerde, valsch-mystieke strooming, laat ik zeggen door de vrome lichtzinnigheid van de Wlersinga's, Overduins, • Prinsen, Bavinks en nu Lugtigheids enz.

Ik bestreed nimmer personen, altijd beginselen en gedragingen.

En Dr Dijk weet zeer goed, wie Ik toen, ook tn Amsterdam, tegen mij had.

Welnu — het zijn die mannen, die in de gereformeerde synoden nu de overwinning hebben behaald, anders dan in de dagen van Geelkerken, toen zij verloren en haastig retireerden.

En deze mannen hebben nu den weg vrij, het kerkelijk en politiek leven tot in den grond te bederven. Ik denk nu alleen maar aan de zending en ons Indië.

En Prof. Dr Dijk heeft helaas aan dat alles gaarne meegeholpen. Hij heeft het goed gezelschap van voorheen verlaten, maar wat erger is, mannen als Prof. Greijdanus, Prof. Schilder, Holwerda, Veenhof, Ds van Dijk en zoovelen meer, zijn vriend ook in den bond van voorheen, uit de gereformeerde kerken geworpen, de sleutelmacht in haar volle kracht op hen toegepast, hen de grootst mogelijke smaadheid aangedaan, om voorts met al die andere dwaalgeesten op te trekken.

En thans wordt de bond, ja werden de drie bonden overgegeven aan de leiding van den heer Ad. Kuiper, die dit alles naar zijn innige overtuiging naar den afgrond voert, met nationale en internationale banden.

En wat ds Vonkenberg betreft: de heer Van Oord, bondsvoorzitter, zegt:

Op onzen Bondsdag zullen we dankbaar gedenken hoe voor 60 jaren de Heere den jongen Vonkenberg riep tot het werk onder de Geref. jeugd.

Ik heb mij in den laatsten tijd nog al eens bezig gehouden met de historie van den Bond en ik heb%nrj verwonderd over de geniale greep of beter gezegd over de geloofsvisie van Vonkenberg om den jeugdarbeid te brengen in het Geref. spoor.

Hoe heeft hij met De Lange en Philipse in de eerste jaren geworsteld tegen het Ned. JongeUngs Verbond, dat het Geref. jeugdwerk wilde voeren in de wateren van een algemeen christendom, waar de vaste grondslag van het Woord Gods en de belijdenis der Vaderen werd miskend.

Hoe heeft hij gevochten tegen den oncalvlnistischen geest van het reveil, dat de Kerk hoogstens kon waardeeren als heilsinstituut, maar zich liever opsloot in vrome kringetjes, waar het mysticisme werd gevoed en tenslotte de bakermat Is geworden van de ethische

Zie tegen dezen geest heeft Vonkenberg gestreden en z'n profetische roeping vervuld. Dit willen wij op onzen Bondsdag herdenken.

Niet om Vonkenberg als „onze man" voor onzen wag^n te spannen. Maar om waarschuwend te laten zien, hoe gevaarlijk het in de Kerk Is; dat die staat toe moet zien, dat hij niet valle, om biddend te strijden tegen den geest der dwaling, die vandaag rondgaat als een brieschende leeuw om Gods werk te verwoesten.

Even later:

Als Ad. Kuiper en Prof. Dijk ên heel de Bond uit vrees, dat wij Vonkenberg zouden willen annexeeren als partijganger voor onze zaaJt, het uitroepen en op hun Bondsdag luide zullen ulttrompetten „Vonkenberg is van ons en wij gaan voort in zijn lijn", dan zeg Ik: dit Is onwaarachtig; dit .is historie-vervalsching. Heel het leven van Vonkenberg in z'n beste tijden was een moeizame worsteling tegen den oncalvlnistischen geest, ' die bij U vandaag den toon aangeeft. ÏDenk alleen maar aan de Synode te Eindhoven.

Tegenover Vonkenberg's profetie Dijk's clubgehoorzaamheid:

En nu het afscheid van Prof. Dijk.

Ik weet, dat er ook bij hem zorg Is over de decadentie in de hedendaagsche Geref. Kerk.

Maar niet het jeremieeren daarover blijft uit, maar wel het profiteeren en het coquetteeren met Bavinck, Verkuyl e, a. g'aat door.

Met algemeene stemmen in Eindhoven aangenomen» ook met de stem van Prof. Dijk en een psalm tot slot, vanwege de eenparigheid en de rijke vrucht daarvan.

Ik wenschte wel van heeler harte, dat Pfof. Dijk zag waar de ellende begint. Bij het huis Gods. Br is een ban in zijn leger. Gods volk heeft men üitgestooten en daarmee zijn niet alleen menschen beleedigd, maar Christus is beleedigd en Prof. Dijk was hierin de groote voorganger. En hoe dikwijls heb ik hem daarvoor gewaarschuwd.

In zoo werden nadien de kerkzonden al hooger opgestapeld, dag in dag uit, zoodat de kerk niet meer gezien wordt.

Maar geen dageraad zal aanbreken, indien dit niet ootmoedig voor God en menschen beleden wordt en verzoening gezocht, bij Jezus Christus, den eenlgen Bisschop van Zijn Kerk.

En nu nog even de Heer Zijlstra:

En nu de verhouding tot Vonkenbergs naigedachtenls.

Als de heer Dr K. Dijk dit verlangt, ben ik allen dag bereid de geschiedenis van de laatste jaren van Vonkenbergs arbeid voor den bond te schrijven. Ik zelf heb er geen behoefte aan.

Maar als hij over Vonkenbergs werk wil roemen met de bedoeling zich zelf als zijn groote vriend in de hoogte te steken, dan pas ik daarvoor.

Mijn vriend van Oord heeft terecht gezegd: wat gij over de vereering van Ds Vonkenberg bazelt. Is het bouwen van de graven der profeten. De Joden deden dit, terwijl hun vaderen die profeten hadden gedood. Daar zijn thans menschen, die het graf van dezen profeet bouwen, terwijl zij druk bezig waren dien profeet zelf mee om het leven te brengen.

Als er één In den boud is geweest, die Ds Vonkenberg in de moeilijkste jaren van zijn bondsleven heeft gesteund, dan ben ik dat. En dat heeft Ds Vonkenberg altijd erkend. Laten zijn kinderen getuigen.

Ik heb verschil met Ds Vonlcenberg gehad. Het was zeer eenvoudig van aard. Hij bestreed als redacteur van het Jongelingsblad fel de politiek van minister Colijn. Ik wilde hem het recht daartoe geenszins ontzeggen. Maar de verantwoordelijkheid er niet voor dragen. En daarom stelde ik hem voor, dat ik zou heengaan als voorzitter.

En daarop heeft Ds Vonkenberg gemeend zelf te moeten heengaan.

Maar ook sedert dien, heb ik altijd den naam van Ds Vonkenberg, die later de gemeenste aanvallen had te doorstaan van lieden, die onze gelederen geheel verlieten — en daar' stond Dr Dijk algeheel buiten — met al mijn kracht verdedigd. En onze persoonlijke vriendschap bleef ongeschonden.

Maar laat nu Dr Dijk niet net doen, alsof hij eigenlijk het recht heeft om over Vonkenbergs werk te juichen. . Dit staat mij zóó geweldig tegen, dat ik ditmaal niet zwijgen kon.

En als hij nu zegt: zijn wij van Vonkenbergs confessioneele opvattingen afgeweken, wandelen wij niet in zijn lijn? enz., dan zeg ik: hoe Ds Vonkenberg gestaan zou hebben in de huidige reformatie der kerk dat weet ik niet. Misschien wel aan den kant van Dr Dijk. Wie zal het zeggen? Maar het is ook niet de vraag, of men in Vonkenbergs weg wandelt. Deze verheerlijking van Ds Vonkenberg doet mij denken aan wat keizer WlUielra tot zijn soldaten zei, die naar China vertrokken, om de boksers te weerstaan. Gij zult, zeide de Keizer, later eens voor mijn grootvader in den hemel moeten paradeeren.

Niet Vonkenberg zal ons voor zijn rechterstoel dagen, maar wij zullen, wat wij deden, ook in ons bondsleven, hebben te verantwoorden voor onzen Koning en Heere, Jezus Chrlstu^.

Ook ik waag me niet aan speculaties over de vraag, wat ds Vonkenberg zou gedaan hebben, als hij had meegemaakt, hoe wij zijn verraden in 1944. Wel wil ik dit zeggen: ik weet, uit zijn eigen mond, hóe volkomen zijn inzicht was in de verwoestende leiding van dr H. H. Kuyper en in de voortvretende kanker van de linksohe lieden, die vandaag, centrum of geen centrum onder hun beheer, de „gereformeerde kerken" verwoesten en in de hand knijpen, dat de Reformatie-groep door H. H. K. is weggewerkt. En ik houd Vonkenberg's naam in eere: hij heeft A. Kuyper veelszins gepopulariseerd, maar wie heeft dat niet gedaan? Hij was echter eerlijk genoeg, om, toen de critiek opkwam, haar schriftuurlijkheid te erkennen, en man genoeg om naar die erkenning ook te handelen, zelfs tegen zijn naaste vrienden. Hij was leider, en geen balanceur.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 mei 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 mei 1948

De Reformatie | 8 Pagina's