GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wat leeft er in de zendingskringen der synodocraten? XIII.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat leeft er in de zendingskringen der synodocraten? XIII.

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook de onderwijis-zaken hebben de voUe aandacht van de gelijkschakelaars gehad.

Ik moet eerlijk bekennen, dat de lezing van het Rapport der synodocratisclie zen(iingsdeputaten me doorioopend verbaasd heeft. Dat het erg was, wist ik, maar dat het zóó erg zou zijn, had ik niet durven verwachten.

Maar wat ik van de christelijke scholen las, heeft me de vraag doen stellen: hebben de deputaten zich nog herinnerd, hoe in 1940—1945 diegenen, die een pen hadden om tegen heel die nazificatie en totaliseering ons volk te wapenen, die pen gehanteerd hebben? Wat hebben ze van him getuigenis nu eigenlijk geloofd? We hebben eerst een tijd van B u c h-manianisme beleefd; en tóen de „g e e s t e - lijke herbewapening" als vaandelleusi aangehoord; en vervolgens naar Oslo en zoo gekeken; en eiken keer liep er weer een of ander Nieuw-Nederlandje „van. stapel". Maar nauwelijks komen ze daarna in contact met de soekamisten in de „repoeblik", of ze vallen achterover, en alleen Soekamo loopt van stapel, en krijgt ze zoomaar klein.

Hi'oor maar, hoe inzake de christelijke scholen plannen gesmped zijn te Batavia.

Volgens het ontwerp wordt door het college van deputaten van de samenwerkende kerken een centrale schoolraad opgericht.

Dat is dus nummer één. Een deputaten college (eigenlijk onbekend in het gereformeerde kerkrecht, maar daar zullen we niet over vallen) richt een centralen schoolraad op. Natuurlijk is dat laatste wel degelijk in strijd met het gereformeerde kerkrecht. Deputaten worden binnen het kader van dat recht benoemd door een kerkelijke vergadering met een zeer bepaalde kerkelijke opdracht, blijven voor de vervulling van die opdracht verantwoordelijk aan de volgende vergadering, die aan de hen instrueerende gelijk staat, of aan deze zelf, maar mogen geen vast college vormen, en geen instructie aanvaarden van andere instanties dan van de kerkelyke verga­ dering, die hen benoemde. Het is duidelijk, dat (ook) dit deputatencoUege dus in het gereformeerde kerkrecht een vreemde eend in de bijt is, en dat het ontworpen is naar een niet-gereformeerd kerkrecht; zooals ook de Hervormde kerk toepast. Door het „oprickten" van een centralen schoolraad doen ze eerst wat niet der kerk is (eerste, zonde tegen het kerkrecht) en geven daarna, voorzoover het de „gereformeerde" deputaten betreft, hun taak weer uit handen (eerste zwakheid die het gevolg van zulk optreden is).

Die centrale schoolraad immers — aldus het Batavia'sche stuk — vormt het bestuur van de stichting, die de christelijke scholen verzorgt. Een stichting dus. En ze verzorgt de scholen. Haar bestuur is 'n creatuur van een deputatencoUege, dat van allerlei kerk met allerlei confessie is uitgegaan. Men heeft dus de christelijke school naar gereformeerde belijdenis en op ohristelijken grondslag, zooals wij dien kennen, prijsgegeven. En de heele zaak is zoo ingericht, aai de repuülikeinsche eenheidsmacht onmiddellijk de hand aan het stuur kan leggen.

Het is dus niet erg veel, dat hier wordt overgelaten aan „het initiatief van de christelijke gemeenschap"; we kiezen de terminologie van het rapport zelf; vermoedelijk wordt met die „christelijke gemeenschap" zoo iets bedoeld als wat sommigen noemien „de kerk als organisme".

Dat initiatief van die christelijke gemeenschap heeft dan ook niet zoo veel om het iijf. De eindhovensche deputaten, die de oude klanken nog wel kennen, willen de eindhovensche synode nog wel wat troosten op dit punt. Let maar op: ze zeggen, dat , , ook" (!) het initiatief van de christelijke gemeenschap wordt ingeschakeld: een troostprijs voor alle benauwde ziel. Maar wat beteekent dat initiatief? Ongeveer niets. Want die christelijke gemeenschap met heel haar initiatief kan niet tot de leiding doordringen. Immers, zoo zegt artikel 2, de LEDEN van den schoolraad, ja, DIE worden aangewezen, we herzeggen: ^a a n g e w e z e n, in gemeenschappelijk overleg tusschen het college van deputaten der samenwerkende kerken, bovenbedoeld, en de Bopkri. Dit laatste wil zeggen: Vereeniging Christelijk Onderwijs op Java.

De goede lieden kunnen net zoo veel initiatief hebben als ze willen, maar op de kans om lid van den schoolraad te worden hebben ze te wachten in allen ootmoed. Te wachten op aanwijzing door het overleg van deputaten-college en Bopkri. Maar heel die Bopkri, met al haar initiatief, mag nietlanger bestaan als stichting. De stichting, die de christelijke scholen voortaan verzorgt, heeft een bestuur, dat gevormd wordt door den centralen schoolraad. En die is opgericht door de deputaten qua college.

En dan zidlen er nog „uitnoodigingen" geschieden. „Andere sehoolvereenigingen zullen uitgenoodigd worden zich zelf te doen opgaan in deze stichting". Het initiatief wordt dus uitgenoodigd zich te laten smoren of binden. Er staat niet bij, wat er met die andere sehoolvereenigingen gebeuren zal als ze het eens in haar hoofd mochten halen, te bedanken voor de uitnoodiging. We weten, wat een „uitnoodiging" beteekent in totalitaire organisaties. Vaak hebben die uitnoodigingen dezelfde kracht, als waarmee vroeger, en nog, menschen die men kwijt wil, een pistool op hmi tafel vinden: ze mogen het wapen keeren tegen zichzelf, als ze de eer aan zich houden willen; en zoo niet, dan hebben de machthebbers nog wel een wapen. Wijselijk, maar niet overduidelijk, merken deputaten dan ook op, dat de verdere „ontwikkeling" inzake dat inschakelen van particuliere organisaties naast de kerkelijke aan de toekomst moet worden overgelaten. Dat zal wel zoo zijn, en we wisten dat al, ook al hadden we het niet kunnen lezen.

Inzake dit en andere te vormen deputaten-coUeges zeggen de deputaten van Eindhoven, dat de traditie van het zendingswerk in zijn vroegeren „vorm" wordt voortgezet. Dat is zoo, wat den naam (deputaten) betreft; maar meer ook niet. En heel schuchter komt uit hun mond de verzekering, dat het dan ook stellig niet zoo is, dat vanuit het beginsel redeneerend, dit de meest juiste wijze vanhandelen zou zij n". Neen, het is zelfs zeer onjuist. Maar 't komt meer voor, dat men wat zeer onjuist is aandient als „niet het meest juist". Dat is ongeveer hetzelfde als wanneer ge zegt: het is zeer ongehoorzaam, maar zeg maar, dat het niet het meest gehoorzaam is. Of: het is zeer ongereformeerd, maar zeg mjaar: het is niet het meest gereformeerd. Of: het is revolutionair, maar zeg maar, dat het niet het meest antirevolutionair is.

Dit is: dan de taal van deputaten der kerken, Eind­ hoven, anno 1948. Onderteekenaars bekend'.

Geen Reden tot nervositeit.

Er zijn er, die een beetje nerveus wordfen, - omdat ze meenen, dat er gevaar is. Het blijkt, dat er onder ons verschil van meening is omtrent de vraag, wat practisch onze roeping is op politiek gebied; en, naar het gewone recept worden die meeningsgeschillen uitgebuit door de synodocratische, of synodocratisch geleide pers. Ds Toornvliet bidt al, naar we uit zijn blad aanhaalden, voor onzen broeder Ottevanger, hoewel ds T. nu al jaren lang betoogd heeft, dat heusch de Hteere (ïod gesproken heeft tot alle vleesch, dat het openbare zonde is, te gaan zitten onder een preekstoel, waar b.v. dr Greijdanus zou voorgaan, en hoewel br Ottevanger wèl onder zoo'n preekstoel is gaan

zitten, biddende alzoo tegen ds Toomvliet in, gelijk deze tegen hem. De gebedenstrijd tusschen die twee wordt dusi even onderbrolcen door de paraclese Toornvliets vóór den man, wien hij tot een kategor (aanklager) is, „waar 't volk vergaderd is". En, nog pas heeft het blad van de firma Jan Haan, die de Nw. Prov. Gr. Ct. uitgeeft, in de editie voor Drente ons een breed verslag gegeven van een rede van ds B. A. Bos. Met vette letters laat de (thans van de artikelen van den heer Jongeling „gezuiverde") directie-of-redactie, dat weet men hier niet zoo precies, boven schrijven: ALLEN ONDER DE EENE KRUISBA-NIER, HET KRUIS ALLEEN REDT HET ZINKEKTD VADERLAND. U denkt: o, o, dat is tegen Ridderbos-Grosheide-Berkouwer, die de kerken uit elkaar gejaagd hebben, en b.v. cand. H. J. Schilder hebben geplaatst buiten het verband, door de ééne kruisbanier gevormd? Of U verwacht een vlammlend protest tegen de synodes, die den boel uit elkaar sloegen? Och neen: deze leuzen, die in de kerk ontkracht worden, worden in het blad als een aanloopje gebruikt voor het derde kopje: Ds B. A. Bos: „BREEKT NIET DE KRACHT VAN DE OUDE A.R. PARTIJ". Ja, ija, pas geleden hebben ze in Assen hem gesehorst, en nu ineens is hij weer een helper in den nood. Tóen onwaardig, genegeerd!; en nü profeet, notabel. De tragedie is open en bloot: kerkelijke handelingen zijn den éénen keer oorzaak van noodzakelijk geachte scheiding, maar worden morgen gebagatelliseerd of vergeten.

DEiar komt dan nog bij, dat ds Schelhaas van Roodeschool een brochure heeft uitgegeven ter bestrijding van het Amersfoortsche congres. En nu zien sommigen dit alles een beetje onzeker aan: komt er onrust?

Ik zou raden, dat niemand zich onrustig voele worden onder deze dingen. Ik voor mij b.v. weiger, het verslag van ds Bos' rede als juist te aanvaarden, zoolang ik het tegendeel niet uit zijn eigen mond hoor eischen. En wat ds Schelhaas' brochure aangaat? Wel, die hebben we grootendeels al, zonder het te weten, beantwoord in ander verband, en voorts schijnt zij ons niet uit te gaan van een juiste situatieteekening. Maar juist daarin is ze geen bewijs van principieelen afstand tusschen schrijver en andere gereformeerden.

Maar afgezien van deze publicaties zelf, en meer lettende op wat daaromheen zich laat vernemen, zou ik op één ding ditmaal wiUen wijzen.

Men kent de beeldspraak van wolven, , die zelf schaapskleeren voor zich nemen.

Het kan ook gebeuren, dat de wolven een stel schaapskleeren aangebo den krijgen.

Naar mijn meening gebeurt in Nederland het een zoowel als het ander.

Eerst het ééne. De wolven trekken zelf de schaapskleeren aan. Dat zie ik gebeuren sedert 1933. Ik zeg niet, dat het gebeuren er pas is sedert 1933; ik heb het alleen over mijn zien. Vroeger zag ik het niet, want onwillekeurig begint men zijn naaste omgeving te vertrouwen. Maar sedert ik meer van nabij kon waarnemen, heb ik gezien wat ik niet vermoeden kon: de groep, die de leiding had gekregen (de voormalige Kuyperianen-in-kerkpolitiek), waren tenslotte in staat tot het ambtelijk doodbijten van wie, zonder eenig schisma te willen, toch weigerden te bukken voor hun opgelegde gedachtenconstructies en onkerkordelijke kerkpolitiek. Het heette toen: zie, wat een wolvenin-de-schaapskooi zijn het, het zijn de wolven, die artikel 79—80 bedoelt, en ze BEGEEREN ook muiterij aan te richten. Toen de wolven him slachtoffers officieel wolven gingen noemen, was dat het duidelijkste gebaar van , , schaapskleeren neme n". Die handeling is sindsdien herhaald. We laten nu maar de beeldspraak los: ieder weet, dat we hier denken aan het immoreele stuk van een vervangingsformule met behoud van de dusgenaamde vonnissen, en aan de poging om ook nog op een andere manier de vrijmaking te stoppen: het verzoek om samenspreking. Ik zeg niet, dat er niet ettelijken zijn, die voor zichzelf zoo'n samensprekingsverzoek goed bedoelen. Wat ik bedoel is niets anders dan dit: diegenen, die t e g e 1 ij k e r-t ij d die onsmakelijke vonnissen laten staan, vragen om een samenspreking, waarin het „broeder-hart" de vox humana zegt te hebben opengetrokken, dwingen ons zelf te constateeren, dat zij factisch nóg wolvèn-'werk doen, en nalaten te bewijzen, dat achter het schapenkleed ook een schapenhart klopt. Zoolang zij zioh niet bekeeren van wat bewezen is slecht werk te zijn, zoolang zullen wij niet anders mógen concludeeren, dan dat diegenen, die wel den moed hadden, den naam van anderen door het slijk te haien (zeggende, dat God de Héere hun alzoo beval), nalaten te zeggen: peccavi, met verzoek aan alle kranten om dat op dezelfde manier bekend te maken als waarop ze ook de vonnissen lieten publiceeren. Dat wil dus zeggen: dat ze nog steeds volharden in hun doen. Want dat die vonnissen kant nog wal raakten, is him zelf wel duidelijk: de feiten spreken te kras. Maar openlijke erkenning bleef uit. Zoolang die uitblijft, geloof ik aan hun hartsverandering op hetpunt in geding niet. Al trekken deze wolven ook schaapskleeren aan.

Maar er gebeurt nog een tweede. Er zijn er, die den wolf bepaald naloopen met schapenvachtjes: och, trek toch aan. Met nadruk verklaar ik, hiermee niet te doelen hetzij op Schelhaas, hetzij op een ander predikant of publicist, die ter zake van het amersfoortsche congres schijnt te meenen, dat het tempo daar te haastig was. Maar ik heb het oog op degenen, die de hereenigingsgezindheid constateeren bij de uiteenrukkers zonder dat er van zaken-doen in dezen ook maar iets gebleken is. En er is nog iets: na 1944 is men steeds verder gegaan in een richting, die van ons afvoert, en heeft men in dien geest besluiten genomen. Dit voorbij te zien zou een typisch symptoom van nervositeit kunnen zijn. Niet ónze meeningsgeschillen, maai-een niet meer zien van den feite-! ij ken toestand zou ons bang moeten maken.

K. S.

„FORCEEREn”? ? ? ?

Zooals we hierboven zeiden: niet nerveus worden! Kalm bekijken, welke argumenten diegenen hebben, die een andere meening voordragen dan de uwe, en vooral, of ze de situatie juist weergeven. En steeds weer uzelf blijven onderzoeken, of uw eigen meening schriftuurgetrouw is.

Ik kan 't niet helpen, dat ik tegenwoordig weer vaak herinnerd word aan de dagen van schorsing en afzetting en zoo. Briefjes van de synode, waarin onophoudelijk om het pimt-in-geding heengepraat werd. Briefjes van allerlei predikanten, classes, etc. etc, sommige waarvan kennelijk opgezet door synodeleden zelf, om mij toch maar te bewegen een geste te doen, die aan de heeren de kans gaf, „gratie te verleenen" desnoods aan een maar half-bukkenden „zondaar"; wat natuurlijk de minst rumoermakende mjanier geweest ware, om hem levenslang te steriliseeren. Berouw was niet noodig, als hij maar de voldoening gaf van „bukken". Er is zelfs-iemand bij mie geweest, een man, dien ik altijd heb hooggeacht, die een keer me als wei-ingelichte, ik vermoed tevens als wei-gebruikte, in de periode na schorsing en vóór afzetting, kwam vertellen, dat de synode wel de hand over het hart zou strijken, als ik van de vijf vragen dan desnoods een stuk of wat, b.v. drie, desnoods maar twee, met „ja" beantwoordde. Sedert dat oogenblik begreep ik: hij is wég. En tegenover al die pogingen van synodocraten, om hun slechten en kerkrechtverkraohtenden bindings-en groepstyrannieken wil door te drijven met zoo weinig mogelijk gerucht, heb ik, niet om eenigen persoon te treffen óf te ontzien, maar omdat de KERICEN anders zouden blijven vastzitten aan den geschreven en ongeschreven valsche-wétten-bundel, altijd maar weer gezegd: blijf staan op den bodem der feiten. Dat was toen, in oorlogstijd, de eenige wapening die overbleef. Ze is, met name in zaken-van-g e m e e n-schap, ook de eerste, die God ons geeft (want aan hetgeen geschied is hebben we te bedienen hetgeen geschreven staat, anders kampen we als in de lucht). En daarom is ze óók de laatste die ons in dagen van berooving en van verraad overblijft (want alleen ten overstaan van de werkelijke feiten kan men Gods Woord ook voor de toekomst verkondigen, en alleen wie zich aan de feiten houdt kan uitmaken' of hij self zich in het slop gejaagd heeft — wat ik b.v. van de synode-dr Ridderbos het geval acht te zijn (omdat zij met probleem verschuiving al maar door de feiten anders wou laten zien dan ze waren), — daa wel of G o d het gedaan heeft.

Dat laatste kan H ij doen, h e t z ij om ons tegen te houden als Bileam, en ons daarna heelemaal los te laten, h e t z ij om ons de „vrijmoedigheid" te geven tot de verklaring: hier sta ik, ik kan niet anders, er is een situatie, die die menschen „slop", en die C hri s-t u s „enge poort" noemt, en nu kome er wat er komt, maar ik houd me aan het geschreven Woord. En in zulke dagen wordt er een reformatie geboren, e n men weet zelf niet hoe.

Ik wilde wel, dat deze eenvoudige dingen door niemand vergeten werden. Ze hebben in critieke dagen degenen, die voor het heete vuur stonden, geholpen, en gesterkt, en beheerscht; en honderd booze geruchten over dezen of genen, en duizend infiltratiepoginkjes van de zijde dergenen, die in 1944 vergeefs de eerste strijders tegen de synode wilden inspinnen met listigheidjes, en die dit nü probeeren met hen, die kerkelijk met die eerste strijders thans mede zingen en bidden, en tienduizend andere factoren mogen diegenen, die inderdaad met ons meebidden deze dingen evenmin doen vergeten als onze verraders van 1944 ze mochten veronachtzamen.

En juist daarom acht ik het een slag in de lucht, die alleen mjaar een slag tegen Amersfoort's congres lijkt, indien, zooals mij bleek, er broeders zijn die meenen, dat het noodig is, tegenover het Centraal Comité der A.R. Partij uit te spreken, het niet den rechten, weg te achteuf te pogen om in het conflict, dat tusschen de synodocraten en ons ligt, een oplossing te FORCEEREN ten laste en door middel van de A.R. Pkrtij.

Over die ééne idtdrukking wil ik het eens hebben.

Met dit zinnetje ben ik het namelijk van. a tot z eens. En daarom acht ik het jamüier, indien de s c h ij n van het tegendeel gewekt wordt.

„Hij is brutaal”, zullen de synodocraten roepen, maar ik zeg het toch: als ondergeteekende, mèt degenen. die naast hem zijn komen staan in crisisdagen, niet uit dat adagium (niet forceeren) hadden geleefd, dan v/aren Eille dappere politieke strijders van heden allang weer kerkelijk in slaap gesust door synodes en kerkbodes. Die goede, christelijk leuze: „niet foroeere n", hebben ze mede uit onzen mpnd, gelijk wij uit den himnen, vernomen. Ze is óók in Amersfoort pit en kern geweest niet forceeren.

Maar nu wekken ze onbedoeld den s c h ij n, , alsof ze dit slagwoord tégen ons in, en tegen „Amersfoort" in, hebben te keeren. En dat is mijn eenige bezwaar tegen deze broeders, die overigens veel goeds hebben gezegd, waarin ik het broederhart warm voel kloppen; hetgeen ik niet vergeten wil, omdat het niet vergeten worden mag.

Want ik zie de situatie zóó:

a) de synodocraten leven van het „forceeren"; b) wij hebben het steeds geweigerd, ook toen het ons zoo aanlokkelijk mogelijk gemaakt werd, en dienen kon tot een gauw als stichtelijk vermombaar middel om te behouden wat we hadden, naar den uitwendigen mensch tenminste; c) het Amersfoortsche congres heeft evenzoo gesproken.

ad a) „Forceeren" is, naar een bekend woordenboek schrijft: met geweld den toegang banen, door storm veroveren. De meeste menschen denken bij „forceeren" aan „geweld", en bij , , geweld" aan „lawaai"; en dat laatste is hun ongeluk. Er is óók een geweld, dat geen enkel geluid geeft, maar stille kracht is'. Dat forceeren nu is de verwoestende kerkzonde van 1933—1944 geweest. De kerk moet het forceeren haten als de pestilentie; want zij zegt terecht, (hoewel soms een tikje theatraal), dat ze ongewapend is (voor wat betreft vleeschelijke wapenen), en alleen het WOORD als wapen heeft. Daarmee is haar 't forceeren in welken vorm ook verboden; want forceeren beteekent een WILSbeslissing doordrijven zonder dat ze met ARGUMENTEN (die geloofsargumenten moeten zijn) is verantwoord naar binnen en naar buiten. En wat zagen we nu? Curatoren van Kampen, die jaarlijks rapporteerden: deugdelijk onderwijs. Maar achter onzen rug hielpen ze mee, een'aanval te forceeren: de V.U. wou het (afdeeling dr H. H. K.). Wetenschappelijke kwesties sneden ze aan: in de pers konden ze het niet winnen, en ze verloren zienderoogen terrein bij dat volk, dat nog naar argumenten luistert. Toen werden de kwes^ ties op den rug, , , ten laste en door middel" van de , , weeke deelen der christelijke samenjleving", d.W.'z. 'een in commissies verdeelde, en onder rapporten suggestief bewerkte synode, uitgevochten, argumenten, ho maar; die mocht men in de kachel stoppen, maar de erop gegronde wils beslissingen moest ge bezweren! Eindelijk gingen ze aanpakken: zonder schriftuurlijke argumenten te geven werden eischen gesteld; als ze niet te handhaven waren, werd hun tekst door commissie nummer zooveel (met dr Ridderbos er natuurlijk weer in), anders voorgesteld dan ze waren; op tegenredenen werd geen acht meer gegeven, de deuren der harten werden geforceerd met onjuiste informatiediensten, door dr Ridderbos in besloten vergaderingen ten koste van afwezigen mondeling gegeven. En eindelijk: toeslaan, en tevens een poging, om den geslagene te bewegen zijn kracht te verliezen, door „zijn leven te redden" en meteen de kerken te laten Uggen in den ban der tyrannie; dit alles in een „geforceerde" „solutie", die van de naakte feiten zich losmaakte. Weet men het nog? „Kom, zeg nu maar dit of dat, K. S., en dan zullen we al die gebeden voor uw bekeering, die we op last der synode publiek moesten doen, maar vergeten en den Heere vergeten te vragen of Hij ze ook vergeten wil. Zoo bedoelen we het eigenlijk wel". Forceeren is de vloek der kerken geweest van 1933 tot 1944 toe.

ad b) Toen zeiden velen, en ook wij: neen. „Een OPLOSSING" laat zich nooit „FORCEEREN". Niet door kracht, noch door geweld, maar door Zijnen Geest moet het geschieden. En OF wij metterdaad in een concrete situatie dien Geest van God toelieten, het zijne te doen geschieden, zal hiervan afhangen : of we op den bodem van hetgeen geschied is (de naakte feiten, en niets anders dan die) ons houden aan het beschreven recht, dat naar het WOORD is. We sloegen al die briefjes van kerkeraden, en van de Weggemans-actie-dominees, en van den toenmaligen (van Kampen uit geleiden) Apeldoornschen predikant, ds Nawijn (z.g. dan van de classis Apeldoorn, scriba ds Teeuwen) en van andere classes, van ons af als insecten; zoo iets-waren ze ook. Ze wilden allemaal kool en geit sparen, maar dan met behoud van den synodalen bok, opdat hij naar zijnen wil met de geit kon blijven spelen, en van haar kool kon profiteeren. We hielden ons aan de besluiten, en aan het (immers geestelijke? ) feit der publieke voorbede voor de belceering van K. S., d.w.z. voor wat aangediend werd als het werk van Paraclese (zie ons Pinksterartikel) voor een lid der kerk, dat dreigde, als verrot lid der kerk te gaan gelden, als hij zich niet bekeerde. We zeiden geen „ja", als we „neen" meenden, en gaven, alleen omdat we ons verplicht rekenden een synode niet mee onzerzijds in het verderf te storten, bij ons vijfvoudig „neen" nog een toeüohting, onderdrukkende onze neiging, om

op die dwaze en ongeestelijke vragen bescheid te geven met het ééne regeltje: op uw vijf vragen antwoord ik: neen, neen, neen, neen, neen. En sindsdien hebben we in Den Haag vergaderd; en gezegd, 11 Aüg. 1944, loop niet met een dollen kop uit de kerk, forceer niet, want ge hebt een roeping. Plaats uw kerkeraad, eventueel classis, voor de feiten, bedien tegenover die feiten Gods Woord, en houd u daaraan, zonder rechts of links te zien. Gods antwoord was: een zegen, dien niemand onzer had durven verwachten.

ad c) En nu vnl ik temidden van het door God opnieuw vergaderde volk hier nog eens openlijk verklaren: tiAT „NIET FORCEEREN" HEBBEN WE OOK IN AMERSFOORT UITGEROEPEN. Geven we niet de volle kans aan kiesvereenigingen en Centraal Comité om Schrift en Belijdenis tegenover ons uit te roepen? Wil iemand onzer soms den Heer Schouten oproepen om zich aan te stellen als in politiek livrei gestoken mentor zijner synode? Of als haar praeadvisein-bij voorbaat, en dan onroepen zijnde? Geen sprake van. Wij forceeren den Heer Schouten nergens toe. Wij weten er geen steek van, of hij voor of anders na terugkeer uit ballingschap zijn geest vereenigd heeft met dien van Dijk, Oranje, Hoek, Van Nes, Barkey Wolf, om üi vereenigd kerkgeweld den Heere openlijk aan te roepen voor de bekeering van K. S., dien verdwaasden revolutionair. Wij willen heusch hem niet laten opdraaien voor onze zaakjes. Dat hebben we nog pas getoond ook, toen we als deputaten voor eventueele samenspreking /met de synodocraten publiek tot dr Ridderbos en de zijnen hebben gezegd: ge wilt dan zoo graag met ons handelen, en ge verzekert, dat ook uw synode de geloovigen wil doen meeleven? welnu, laat ons elkaar dan niet op sleeptouw houden, want dat is de ergste manier, om den WIL te verslappen, maar dan zonder aan 't WOORD met het oog op den concreten toestand ontleende argumenten; helpt dus nu eens eindelijk ons een SITUATIETEEKENING mogelijk te maken en laat ons elkaar precies zeggen wat we EIGENLIJK denken en EIGENLIJK willen: '3a of neen. Ds Vellenga van Meppel noemt dit al dadelijk : een duel. Och, och, och. Heeft de synode van 1944 met K. S. soms geduelleerd", ds Vellenga, toen ze hèm vijf keer vroeg met „ja" of „neen" te antwoorden? Geduelleerd, nadat de kansels op haar verzoek voor zijn bekeering God hadden aangeroepen? Ik dacht, dat zg toen een „r e m e d i e" toedienen wilden, en den „broeder" behouden. Waarom zou tóen „broederhulp" en „kerk-hulp" mogen heeten, wat n ü „invitatie tot duel", d.w.z. tot de domste „forceering-van-een-oplossing", heeten moet? Neen, ons aanbod is geweest: laat ons voor God en menschen openlijk zeggen, en allen wien zulks aangaat, met een SALUUT in den Naam van den Heere Zebaoth, doen weten, wat we ten aanzien der scheurings-oorzaken willen, gelooven, en, wat we verwerpen en van de hand wijzen. We hebben dus het KERKELIJK conflict heusch niet in handen van den Heer Schouten gesteld; we kunnen voorloopig dat zelf nog wel af. We willen den Heer Schouten alleen maar, mét zijn Centraal Comité, spreken over de GEVOLGEN van het ethisch conflict, dat door de meerderheid der ledeii van de A.R. Partij ontstaan is. Daardoor ontstaan, dat ze — om maar één ding te noemen — den Heere op sjmodaal bevel bidden voor de bekeering van K. S., en er eigenlijk niets meer van meenen. Want tot de duizenden, die van dat gebed zich hebben losgemaakt, en er tegen in staan te bidden. Zondag aan Zondag, zeggen ze: kom, kom, zóó erg was het niet gemeend. En als deze synodalen dan ons wijzen op het woord der synodocratische deputaten (gericht vóór eenige maanden tot de onze, dus ook tot K. S.) „broeders, ons h'art gaat naar u ui t", dan forceeren we ons hart niet, en laten het door aoo'n onbewezen uitspraak óók niet forceeren, gelijk sommigen bij zulke volzinnen de gewoonte hebben. We antwoorden: ge hebt datzelfde gezegd, weet ge nog, dr Ridderbos, toen ge de kerken gevraagd hebt, te bidden voor de bekeering van K. S., dien scheurmaker. Toen ging, als 't gemeend is, uw hart naar hem uit als nooit te voren. Welnu, gaat uw hart nog steeds ZOO en met ZULKE gebeden naar hem uit? Zoo ja, dan noemt gij immers nóg zonde wat wij gehoorzaamheid noemen? Zeg nu eens: ja of neen, bijvoorbeeld op deze vraag, opdat er niets gjeforceerd worde, noch in de kerk, noch in eenige partij of vereeniging.

’t Is toch zoo eenvoudig, beste menschen. Als de hooge heeren maar nederige knechten willen wezen en dus tot het volk sprekenwat ze mieenen.

Als mien ons van „f o r c e e r e n" spreekt, dan verklaren we: inderdaad, er wordt hevig geforceerd. Maar niet w ij vrillen de k e r k e 1 ij k e oplossing forceeren op den rug der A.R. Partij, maar sommigen willen de oplossing der moeilijkheden van de A.R. P a r t ij forceeren met den rug naar de naakte feiten in kerk en koninkrijk Gods.

En als men soms denkt, dat het element van „forceeren" gelegen is in de woorden: op korten t e r m ij n", zie de Amersfoortsche conclusies, dan antwoorden wij: aan den éénen kant beduidt dit een weigering, om op sleeptouw genomen te worden; aan den anderen kant beteekent „kort" iets anders dan „t e kort". De vraag, wat „korte" dan wel „lange" termijn moet heeten, hangt samen met de andere vraag: wat voor kwestie is aan de orde?

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 mei 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Wat leeft er in de zendingskringen der synodocraten? XIII.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 mei 1948

De Reformatie | 8 Pagina's