GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„IN RUIMTE GEZET”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„IN RUIMTE GEZET”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onverwachts verzocht om op zeer korten termijn een bijdrage te leveren over wijlen Prof. Greijdanus, zonder dat eenige ruggespraak mogelijk is of vergelijking, acht ik het maar het beste zooveel mogelijk alleen persoonlijke indrukken te geven, in de hoop, dat ik daardoor herhaling zal voorkomen.

Ik moet beginnen met te erkennen, dat ik hem nog maar zoo weinig heb gekend. Toch niet kort. Dus door eigen schuld. Mede aangestoken door het cultuuroptimisme onder ons van de dertiger jaren, het grootsche ideaal van de 10 pCt getrouwen, die de leiding zouden hebben in en over al de geledingen van het Nederlandsche volk „op alle terrein" • des levens, lag een figuur als Prof. Greijdanus —• ik moet het eerlijk toegeven —• ons niet zoo erg. Hij bleef o.i. zoo benepen ploeteren op het, immers zoo enge, kerkelijke terrein; hij was zoo hopeloos ouderwetsch in schrijftrant en spreken; hij leek ons zoo simpel, zoo doorzichtig, zoo zonder hoogcultureelen, aesthetischen, fijnreligieuzen achtergrond, zoo'n echte docent van de „Kamper School”!

Toch, de kennismaking van nabij sinds 1936 viel mee. Prof. Greijdanus achtte zich niet te hoog om bij de leeraren van het Gymnasium op bezoek te bepaalden dag of gebeurtenis. — Hoe keurig, uiterst beschaafd en bescheiden was hij. Hoe fijn in manieren en aanvoelen. Hij kon luisteren en begreep, en wist door te zwijgen zonde te bezweren bij wie met hem sprak.

De onweerswolken aan den kerkelijken hemel kwamen intusschen naderbij. Midden in den riationalen neergang bleek de kerkelijke revolutie langzamerhand meenens te worden, typisch weerspiegelend de moreele degeneratie van het Nederlandsche volk en die meteen tot grootere afmetingen stuwend. Wij begonnen de eigenlijke apocalyptische breuklijn te ontwaren, vanwege üe centrale plaats van de Kerk, geschrapt als wij werden uit de boeken der „kerk", schuldig aan het „niet ten volle". We begonnen ineens de eigenlijke contouren van de Kerk in het oog te krijgen, niet meer, als tot dusver, zoo vaag zich afteekenend, zoo zonder werkelijke gemeenschap der heiligen, maar concreet, tastbaar, onmiskenbaar nabij in het gemeenschappelijk lijden om der wille van het Woord.

En toen leerden we eindelijk eens beter-Prof. Greijdanus kennen, zijn werk, 'zijn ijver, zijn nooit uit het oog verloren doel. Hij moet tevoren geleden hebben onder zulk een verfijnde, nauw verholen hoovaardij als ik zooeven beschreef. Maar hij was blijven doorwerken, en toen de stormen loeiden, was hij klaar en weifelde geen oogenblik. Mannen, op wie wij altijd hadden vertrouwd, faalden, lieten de Kerk in den steek, trokken zich in de theorie terug, of deden mee aan den rel. Maar toen begonnen wij erg te krijgen in het mysterie Gods in Greijdanus, dien wij vroeger zoo gemakkelijk hadden gedacht te kunnen peilen. En, toen werd ons ook ineens duidelijk, dat juist de levensstijl, dien hij voerde en vertegenwoordigde, die, waar het gold het 'Woord Gods, niemand en niets ontzag, alleen zich buigend voor de Schrift en de belijdenis, moest botsen met den opzet en de raadslagen van diegenen, bij wie de zooeven beschreven hoovaardij tot principe van verharding was geworden, die in euvelen moed of in blinden ijver dezen stillen werker hebben willen vermoorden in zijn ambt. Wie de verwaten beweringen leest van den jongen Prof. Ridderbos ten aanzien van een door Zijn Praeticisme geconstateerde, vermeende wijziging in de grondopvattingen van Prof. Greijdanus, en dan de weerlegging daarvan door zijn ouden leermeester Greijdanus er mee vergelijkt, kan de verontwaardiging van den laatste gemakkelijk begrijpen. Wat heeft God hem in de ruimte gezet, toen hij dezen, nimmer door hem begeerden, opvolger weer heeft mogen vervangen, en toen in volle vrijheid, buiten het bereik van ketterjacht, jaloerschheid en progressiviteit. Maar die vrijmaking had God hem zelf doen voorbereiden. De dagelijksche oefening in de wet Gods had hem bedacht gemaakt op de komende botsing, en hem doen zorgen voor een geducht magazijn van studiemateriaal, dat mede de Kerk heeft gered van den ondergang.

Men kon zich bij dezen trouwen, eenvoudigen, bij • de Schrift en de belijdenis levenden kerkmensch, met ^pÉtj^pjEjke nauwgezetheid zoo onwennig frivool voe-^n. ëchijnbaar was hij zoo stram en stroef, zoo onaandoenlijk, nooit zichtbaar enthousiast. Misschien had hij eenige neiging tot eenzelvigheid. Maar in ieder geval is die aangewakkerd door de verguizing, die hem van 't begin van zijn wetenschappelijken loopbaan af is aangedaan, door diegenen, die in zijn werk en optreden een stille bedreiging zagen van den „vooruitgang", die nu — zie den brief van Ds B. Richters in het Jaaroverzicht van Prof. Schilder in ons Handboek — veilig zijn beslag kan krijgen. De moeite is beloond. „Wij zien onder het overgebleven deel — bedoeld is de naar de meerderheid overgeloopen studenten — een geest zich openbaren, die al te lang onderdrukt werd en waarvan wij voor de toekomst van hoogeschool en kerk'veel verwachten." (Prof. H. N. Ridderbos in „Geref. Wkbl.”, 7-9-46.)

Maar minder plompe bestrijders uit vröègeren tijd deden het anders. Met fijntjes gelanceerde, maar diep ingebrachte floretsteken wisten zij zijn goed gerucht en zijn naam als man van wetenschap en trouw belijder aan te tasten.

Maar wij hebben dan ook beleefd, hoe hij na de vrijmaking opleefde als in een nieuwe jeugd. Hij kon leutig, soms haast jolig zijn. Toen hij vóór één zijner laatste colleges vertelde — hij klaagde nimmer —-dat gebrek aan slaap zijn studie belemmerde, antwoordde, ik, dat hij nu toch al wel een behoorlijk fonds moest hebben. „Dat moast al sa wêze" —• wij spraken Friesch —, was het antwoord met een guitig lachje. Van zijn echte, oprechte liefde geef ik twee voorbeelden uit de vele, waarvan er trouwens ieder in zijn werk kan vinden. Toen Dr Dam, door het Departement ontslagen als rector van het Geref. Gymnasium, na twee weken gedwongen rust, zijn werk op autoriteit van het Curatorium, tegen den wil van het Departement, weer aanvatte, las Prof. Greijdanus als Pres.-C^irator op dien historischen ochtend voor uit de Schrift, ik meen Psahn 130, diep ontroerd. Later hoorde ik (van Dr Dam), dat hij daarom zijn tranen nauw had kunnen bedwingen, omdat hij, als goede zeventiger geen kanè liep op Duitsche strafmaatregelen, en Dr Dam wel.

Het tweede, dat ik beleefde, was bij de begrafenis van Mevrouw Greijdanus. Ieder wist, dat hij zijn Vrouw gedurende heel hdar leven op handen gedragen had. Maar bij de beantwoording van de gehouden toespraken barstte hij ineens uit: „Dat is voor mij het vreeselijke van de smart, die niemand mij af kan nemen, de wroeging, dat ik haar tijdens haar leven nooit zoo heb liefgehad als zij verdiende, en nu pas zie, wat ik in haar heb verloren. Telkens zal ik verwachten, dat de kamerdeur open gaat en dat zij binnenkomt, maar dat zal jiooit meer gebeuren...”

Toen ik, benoemd tot het lectoraat, zijn werk voor de propaedeuse mocht overnemen, kon ik nauwelijks eenige mededeelingen van hem loskrijgen over de wijze, waarop hij dat altijd had gedaan: „Dat moet voor U geen maatstaf zijn" verklaarde hij tenslotte kort en goed. Gelukkig bleek hij wel bereid aanwijzingen te geven, mits die werden opgevat als volstrekt niet bindend. En dan kreeg men even een blik in die gedegen kennis van taal en terrein, weergegeven in een ietwat ouderwetschen stijl, desgevraagd toegelicht met een stortvloed van bewijsplaatsen. Enfin, de lezer kent zijn commentaren, en anders wordt het tijd, dat hij er mee kennis maakt. Mij heeft hij tot het Grieksche Nieuwe Testament gebracht, en het doen lezen met andere, telkens verraste, oogen, een voorrecht, waarvoor ik hem niet dankbaar genoeg kan zijn. Hoe hardnekkig houdt hij vast aan de volle beteekenis van ieder woord, constructie, tijd, wijze, plaats etc. En wat zijn stijl betreft, U moet eens probeeren uit al die z.g. synoniemen er eens één te lichten, die ter plaatse overbodig zou zijn! Maar wat telkens het diepst treft is, dat hij den eisch Gods tot het laatste gram te voorschijn graaft, hoe zwaar ook voor het vleesch.

Tenslotte, om daarmee te eindigen, nog even over zijn dictaat Nieuwtestamentisch Grieksch. Dat laat zich lezen als een roman. Het is een meesterstuk van didactischen aanpak en overzicht van een uitgebreid en zeer' gecompliceerd onderwerp, dat hij volledig beheerscht.

1944-1948

De vreught wort best gesmaeckt na balling-[schap en tranen.

J. V. d. VONDEL, Werken, 1660, I, 258.

Om U in een enkelen greep te laten zien hoe Prof. Greijdanus zijn hart legde in zijn studie, enkele citaten:

„...Weerspiegelt de litteratuur, die wij uit die dagen en eeuwen tot onze beschikking hebben, de meeningen en gewoonten vooral van de hoogere klassen der maatschappij, de papyri en ostraca getuigen, dat onder de groote massa's menschen vele waren, die een nuttig « leven leidden van hard werken, en op wie men aan kon, en dat soms innige banden van verwantschapsgevoel en vriendschap arme menschen aan elkander verbonden.”

Prof. Greijdanus citeert graag. Men kan veilig zeggen, - dat hij zichzelf niet graag hoort, en beschrijvingen van mooie onderwerpen, waar „copie" in zit, laat hij.

zoo hij ze veilig door een citaat kan weergeven, aan andere auteurs over. Maar natuurlijk lukt dat niet steeds, b.v. op die punten, waar het gaat over „de Goddelijke factor bij het Grieksch van het N.T.": „God regeert alle ding tot in het kleine" „al de eeuwen door, bij elke generatie, bij eiken mensch". Reeds de schepping van den mensch in zijn taal en de ontwikkeling van het menschelijk bewustzijn met zijn uiting, heeft van den beginne in verband gestaan met, en was ook berekend op en richtte zich tevens naar, de toekomstige Goddelijke inspiratie der Heilige Schrift, ook die des Nieuwen Testaments." „Dit geldt in het bizonder van de Grieksche taal en haar geschiedenis, haar wezen en aanleg, structuur en krachten " „Voorts schiep Hij de personen, die Hij als de auctores secundarii van de boeken des N.T. wilde bezigen. Hij bepaalde hunnen aard en hunne gesteldheid en vermogens. Hij bereidde hen toe. Hij bestuurde hunnen levensloop in vollen omvang en tot in het geringste, en vormde hen ook geestelijk en naar hun bewustzijnsleven, bewustzijnsinhoud en uiting daarvan. En op het door Hem daarvoor vastgestelde oogenblik, toen de te gebruiken taal op die plaats die ontwikkeling en gesteldheid verkregen had, en de als auteurs op te treden personen die vorming, ook in taalkundig opzicht, deelachtig waren, welke voor hunnen bizonderen dienst ter zake van de Heilige Schrift noodig was, deed Hij hen daar ter plaatse verkeeren, in die omstandigheden, lichamelijk en geestelijk, zich bevinden, die overleggingen hebben, die gevoelens en gewaarwordingen ondergaan, die woorden kiezen, die zinswendingen bezigen, die constructies vormen, en dat alles tot in de kleinste kleinigheden, als welke vereischt waren om ons Zijn Woord in dien door Hem gewilden vorm te doen toekomen...”

Hier zien wij iets van de 'wijze, waarop Prof. Greijdanus studeerde: Ondanks en ook te vaster door geduldige, niets verwaarloozende analyse voerde hij, al zijn gedachten en resultaten gevangen leidend naar den Grod der Schriften, de volle realiteit van het menschen-en wereldleven binnen de perspectieven, die God hem opende in de openbaring van Zijn genade. Dat maakte van hem, in al zijn uiterlijke stilheid en beheersching, een feestganger, die de glans van de heerlijkheid Gods in gestage, dienende (ïodsvrucht hoe langer hoe meer zag lichten uit de Schrift over het leven der Kerk, waarvan hij zich een levend lidmaat wist en betoonde. In weerwil van alle leed en eenzaamheid en ook daardoor gelouterd, hield hij vol om dagelijks gehoorzaam zijn kruis op te nemen. En de gespannen verwachting op het heil des Heeren, die hij al zijn dagen moet hebben gekoesterd — getuige ook zijn machtige visie in het boek der Openbaring — deelde zich mee aan diegenen, die het voorrecht hadden aan zijn sterfbed te mogen staan. Ondanks zijn feilen doodsstrijd en snerpende pijnen waren wij getuige van een vrede, die ons bijna zintuigelijk meevoerde, omhoog, tot bij den zich al wijder voor hem openende hemelpoort, en den jubelenden feestzang der verlosten.

D. J. BUWALDA.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 mei 1948

De Reformatie | 12 Pagina's

„IN RUIMTE GEZET”

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 mei 1948

De Reformatie | 12 Pagina's