GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds D, V. Dijk over samenspraken: waarover?

In Gron. Kbl. schrijft ds D. v. Dijk:

Ik wil u een voorbeeld geven.

Daar zijn een paar getrouwde mensen, man en vrouw. Deze twee krijgen op een keer verschil over een bepaald ding. Bijvoorbeeld: De man zegt: „Het is gezond om in winter en zomer te slapen met de ramen dicht." „Neen", zegt de vrouw, „het is veel beter zomer en winter door de ramen open te hebben.”

Dat verschil loopt uit op hoge ruzie en het eind is, dat de man, tegen alle recht en rede in, tegen zijn vrouw zegt: „als jij mij geen gelijk geeft, mag je niet langer hier in huis wonen.

De vrouw antwoordt: „Maar man, als ik toch dat anders zie dan jij, kan ik je toch geen gelijk geven en jij mag dat toch niet van mij eisen, want dan zal het er op uit lopen, dat jij mij straks op straat zet, en dat mag jij toch niet doen, daartoe heb jij als man het recht toch niet.”

Maar de man zet door: „Jij zult dat toestemmen of je gaat er uit.”

De vrouw, die niet „ja" wil zeggen, terwijl zij „neen" meent, blijft bij haar weigering.

Het eind is, dat de vrouw alleen met het beetje kleren, dat zij aan heeft, op straat - wordt gezet. Zij moet zich maar redden.

Zij vraagt nog heel vriendelijk of zij haar deel van de meubelen en kleden en zo hebben mag.

„Neen", zegt de man; geen draad.

Hij probeert zelfs van het Sobere beetje, dat zij nog meegekregen heeft, nog zoveel mogelijk binnen te krijgen. Hij schroomt zelfs niet er de rechter bij te pas te brengen.

Maar langzamerhand komt er gepraat over die scheiding. De mensen spreken er schande van. De man zelf gevoelt ook wel, dat het niet in orde is zo. Hij merkt ook wel, dat het met de huishouding zo goed niet meer gaat als tevoren. En wat doet hij nu?

Hij stuurt een kort briefje aan zijn vrouw.

„Wij moesten toch weer bij elkaar. Laten wij nog eens samen gaan praten over dit punt van open of gesloten ramen.”

Ondertussen heeft de man publiek verklaard: „Ik houd vast, dat men slapen moet met gesloten ramen, en ik heb niet verkeerd gedaan toen ik mijn vrouw om die quaestie de deur uitdreef.”

Wat zal die vrouw nu antwoorden?

Zal zij zeggen: „goed, wij gaan nog eens praten? '! Natuurlijk niet. Als zij met haar man zou gaan praten enkel over dat punt en buiten bespreking laten dat schandelijk feit, dat hij haar zo onrechtvaardig heeft weggejaagd, zou zij daarmee het recht van de nian tot die daad erkennen en haar recht, dat zij als vrouw heeft, wegwerpen.

De samenspreking in Bethel.

Ook ds B. 1 Kon. 13: Jongeling herinnert in Gron. K.bl. aan

Evenwel, de man Gods uit Juda bezwijkt voor de verleiding. Het lokt hem, die in deze kring alleen had gestaan, daar toch nog enige bemoediging te kunnen ontvangen in collegiale omgang, daar toch nog een medestander aan te treffen en nader met hem kennis te maken aan een ambtsbroederlijke maaltijd. Nu komt hij toch nog tot „samenspreking"-op-voet-van-gelijkheid, wel niet met de leiders van de onwettige eredienst, maar toch met een bezwaarde broeder in de kring van de onwettige eredienst, wel niet met de oprichters van het onwettige altaar, maar toch met een die in zijn hart er tegen protesteert, al laat hij dat protest niet horen en legt hij er zich bij neer, al conformeert hij zich.

Zo verzwakt de man Gods uit Juda zijn eigen profetische woord, zijn oproep tot bekering en zijn oordeelsaankondiging. Het antwoord aan de Betheliet had moeten zijn: Alzo heeft de Heere gesproken, daar houd ik me aan; en gij hebt u ook aan het woord des Heeren te houden, bekeer .u van uw zondige weg, maak u vrij van de onwettige eredienst.

K. S.

Ds K. Doornbos uit zich.

In Kb. Ger. K. K. van N.-H. geeft ds K. Doornbos zijn meening over ds Bos' voorstel. Over de machtsaanmatiging:

Ds Bos spreekt van menselijke machtsaanmatiging. in de kerk. Men moet zich niet voorstellen, dat zij die zich die macht aanmatigden zich gemakkelijk hadden laten gezeggen, wanneer eerder daar tegen zou zijn opgetreden. De mogelijkheid bestaat ook, dat het conflict dan wat eerder zou zijn gekomen, maar niet minder hevig.

Over de „onmacht”:

Verder zegt hij dat die onmacht er was, omdat wij het Woord hadden verlaten en we Gods wet hadden veracht. Voorzover de oorzaak van onze onmacht daar te zoeken is, is het recht daarvan schuldbelijdenis te doen. Toch zou ik Ds Bos aanraden tot wat voorzichtigheid met het spreken over die onmacht. Abraham had acht zoons, waarvan er zeven het verbond hebbeu verbroken. Kwam dat, omdat Abrahams geloof niet in de liefde' geworteld was en hij daardoor onmachtig was zijn zoons voor het breken van het verbond te bewaren? Eliza heeft een zeer lange ambtsbediening gehad, en aan het einde daarvan was de toestand in Israël slechter dan aan het begin daarvan. Eliza was onmachtig om Israël te bekeren. Kwam dat door gebrek aan geloof bij Bliza? Kv/am het door zwakheid in het geloof bij de apostelen, dat Israël zich niet heeft bekeerd? Zal het ter oorzaak van de zwakheid van hun geloof zijn, dat de twee getuigen dood op de straat komen te liggen ?

Klagen over de „scheuring”? Er is iets positiefs:

De scheuring is gekomen en daarover klaagt Ds Bos. En Ik klaag met hem. Maar ik zie ook nog meer dan scheuring. Ik zie reformatie. Daarover klaag ik niet, maar daarvoor ben ; ik dankbaar. En mijn dankbaarheid over de reformatie matigt mijn droefheid over de scheur. Ds Bos zegt van de jaren van verwording: „Wij hadden het Woord verlaten en we hadden Gods wet veracht." is het dan geen reden tot blijdschap, , dat bij de vrijmaking er tienduizenden tot Gods Woord en Gods Wet terugkeerden? Moeten wij dat nu voorbij zien en alleen maar klagen over de velen, die nu gescheiden van ons leven? Waarom leven ze gescheiden van ons? Omdat ze niet met ons terugkeren tot Gods Woord en Wet. Ds Bos neemt het beeld van twee echtgenoten, die twist hebben door gebrek aan liefde tot elkaar. Maar dat beeld past niet voor de kerkelijke strijd van nu. Het gaat bij de kerkelijke strijd om de vraag: „Zullen wij leven naar Gods Woord en Christus gehoorzaam zijn of niet? " Dat Is heel wat anders, dan een twist van mensen, die elkaar niet lief hebben. Over ZUBÏ een twist zou ik me moeten schamen. Over de vrijmaking schaam ik mij niet. Wanneer ik er weer voor stond, zou ik weer zo doen. Ds Bos wijst er op, dat het einde nadert; Christus kan elk ogenblik komen. Dat heeft me juist voor de aandacht gestaan bij de kerkelijke strijd en me aangespoord om Hem trouw te zijn in Zijn kerk en geen voet te geven aan dingen, die Hij verboden heeft. En als er daardoor dan onenigheid kwam? Ik had de rust lief, maar ik wist cok dat Christus heeft gezegd: „Meent gij, dat Ik gekomen ben om vrede te geven op de aarde? Neen zeg ik u, maar veeleer verdeeldheid!”

Inzake de „eenheid”:

Waarom is nu de eenheid gebroken? Omdat de eenzich wilde houden aan het Woord Gods en de ander*j> ig daarvan afweek. Dat is de zaak bij de vrijmaking. Hoerj? '"' veel menselijke zVakheden daar ook bij geweest mogen zijn, de zaak.was zich houden aan Gods Woord bij de een en afwijken van Gods Woord bij de ander. Het is dan ook niet juist, wat Ds Bos zegt, dat de schuldvraag wegvalt door de liefde van Christus, wanneer we zien, dat Jezus zelf tot ons komt in het apostolische woord, dat er geen scheuringen mogen zijn. Als we dat zien, wordt juist de schuldvraag gesteld. De eenheid wordt gebroken indien de een Christus gehoorzaam blijft en de ander niet. Dan blijft ook de eenheid zoek, al wonen ze ook onder één kerkelijk dak. De vrijmaking is geen breken van de eenheid; de vrijmaking is terugkeren tot de eenheid, waarom Jezus gebeden heeft: één, in gehoorzaamheid aan God en Zijn Christus. Dat velen tot die eenheid niet terugkeren, verandert daar niets aan.

Aangaande de „schuldvraag”:

Maar hoe kan Ds Bos dat zeggen, als hij meent, dat; , de schuldvraag wel weg kan vallen? Hoe kan hij dan, , zo beschuldigen? Hoe kaji-lk iemand opwekken tot be^-^' kering, , als ik de vraag ter zij wil laten, , of die mengc wel schuldig Is? Wat gebeurd is, is zeer ernstig. Eiljif^.; we genezen dé zaak niet met een hartekreet. Daar - is., - ; boosheid in de kerken gedaan. En de boosheid wijkt niet

voor een Kreet uit het hart. Ds Bos doet de voorslag, dat wederzijds de ambten zullen worden, erkend. Dat zal misschien in de ene gemeente mogelijk zijn; maar la de andere niet. Daar is menselijke machtsaanmatiglng en misbruik van de heilige sleutelmacht. Bn sommige ambtsdragers hebben dat gedaan in zo'n blinde ijver voor da synode, zo ongezeglijk, zo eigengereid, zo boos, dat ze niet meer met ere de gemeente kunnen voorgaan. En , wanneer hun berouw oprecht Is, zullen ze zelf ook van dat gevoelen zijn.

Over de toeziende wereld:

Ds Bos zegt: „Thans kan de wereld niet-geloven en bekennen, dat de Vader Christus gezonden heeft en Hij weer ons gezonden heeft, maar wij zelf staan Christus in zijn kerkvergaderend werk in de wereld tegen en breken de kracht van zijn kruis." Gelukkig, dat Ds Bos zich vergist. De wereld kan thans best geloven en bekennen, dat Christus ons in de wereld heeft gezonden. Tegenover de wereld schaam ik mij voor de vrijmaking niet. De vrijmaking is ook een zaak tussen de wereld en mij. Wat heeft de wereld anders gedaan dan de kerk binnen te dringen? Wat ben ik dankbaar, dat er in de vrijmaking nog zo velen met mij de wereld zijn tegengetreden en gezegd hebben: „De kerk krijgt ge niet!" En nu kan de wereld zeggen: „We hadden gemeend, dat - we .zo maar vreedzaam de kerk voor de wereld konden veroveren, maar dat valt toch niet mee; daar Is nog geloof in de kerk; men vraagt daar toch naar de wet van Christus!" Zijn wij in de wereld een smaad geworden? De zonde in de kerken is een schande, maar de reformatie van de kerken Is geen schande.

Zijn we op ihet „doode punt"? Neen:

Wij zijn niet op het dode punt. Op het dode punt kan men niet verder, maar de vrijgemaakte kerken kunnen wel verder. Wij roepen tot bekering. Is men op het dode punt, wanneer men die roep geen gehoor geeft? Ik zou mij van ganser harte verblijden, wanneer de kerken, die zich niet hebben vrijgemaakt ook weer terugkeerden tot Schrift en belijdenis, en ik zou me nog meer verblijden, wanneer allen, die de naam van Ciiristus noemen, Christus gehoorzaam waren ook in het kerkelijk leven. Maar we staan niet op het dode punt nu dat niet het geval is. Wij gaan voort. En wie zich niet bekeren wil, houdt dat voor zijn rekening.

Ds Bos klaagt, dat we steeds verder van elkaar raken. Dat zal wel waar zijn. Als de een naar rechts gaat en de ander naar links, wordt de afstand steeds groter. Maar ik moet vragen of mijn weg de juiste Is en als die weg de juiste Is daarop voortgaan.

Zullen we „in den hemel één zijn”?

Ik wil van Ds Bos geloven, dat hij deze vraag In ernst doet. Welnu dan. Ds Bos, ik roep ze hier tot gehoorzaamheid aan het bevel van Christus. In de hemel zal ik zien, dat ze Christus in alles gehoorzaam zijn. DSar zullen ze zijn, waar ik ze hier wil hebben. Maar wanneer ze daar ook zouden komen met menselijke aanmatiging in de zaak van Christus, dan zou ook daar het conflict er zijn,

Is het Groningsche besluit (eerst schrijven, dan eventueel spreken) verkeerd geweest? Neen:

Ik was ook ter synode en heb ook aan dat besluit meegewerkt. Ik vond het een voorzichtig en wgs besluit en vind het dat nog. Ik betreur het achteraf niet. De ervaring na twee en een half jaar opgedaan bevestigt mij in de mening, dat het een wijs besluit is en vind dat nog. Ik betreur het er buiten willen houden. De kerken hebben recht om alles te weten. Dat was het niet alleen! Als het nu nog goed gegaan was daar binnenskamers! Maar het is daar niet goed gegaan! Waarom wil men nu niet op schrift gsven, wat men zeggen wil? Wil men dat oude spel herhalen ? Daar ben ik niet voor te vinden.

K. S.

Christelijk Nationaal Vakverbond.

„De Waarheidsvriend" bevat een artikel over het C. N. V. Onderteekend: W. J. Kolkert, Vlaardingen. Uitgangspunt: „Wij, Calvinisten". We lezen o.a.:

Reeds in de wetten van Mozes onder het Oude Verbond vinden wij een streven naar sociale rechtvaardigheid om al te scherpe tegenstellingen In de samenleving te voorkomen. De mens zonder bezit is immers een economisch zwakke, wie echter de mogelijkheid gegeven meet worden om zijn arbeid, die een goddelijke opdracht is, te verrichten.

Daarom kende reeds Mozes allerlei bepalingen betreffende rusttijd, een vrije dag, enz., alsook de regeling van loon en rente.

Wij kennen immers de verschillende bepalingen betreffende het om de zoveel jaren braak liggen van het land, het jubeljaar, waarin de eigendommen weer terug moesten keren naar de oorspronkelijke eigenaar, enz.

Ook bestond er reeds een soort van armenzorg In deze vorm, dat men bij het oogsten aan de armen gelegenheid behoorde te geven om aren te lezen op het land. Dit verschijnsel hebben wij inmiddels in de oorlogsjaren ook meermalen kunnen waaijjem^n, toen vele stedelingen de akkers nazöehten en dikwijls" J? og. aardig wat graan verzamelden.

Het woordje „d a a r o m" lijkt me hier de fout. Was de wet van den sabbath, het jubeljaar, etc. gegeven OM den economisch zwakke gelegenheid te geven tot vrijen arbeid? Neen, die wetten zijn gegeven omdat de HEEUE zelf gerust heeft, én om afschaduwing te geven van de verlossing van Israël, de kerk, uit het „diensthuis" (het tweeërlei motief, dat de Schrift zelf aangeeft). Paulus zegt dan ook in I Cor. 9, dat de wet van het niet muilbanden van den dorschenden os zag op de prediking van het evangelie. En Jeremia 32 plaatst het jubeljaar, met zijn bepalingen, in het licht van Israels kerk-en Christus-geschiedenis (Jeremia-Hananeël). Het bezwaar tegen déze redeneering is, dat hier in den m e n s c h de wetten van de kerk worden verankerd (humanisme), terwijl de Schrift het anders doet. Die fout wreekt zich, als men eenmaal er zich in vastgebeten lieeft. De relatie kerklid-kerklid' wordt hier omgevormd in die van werkgever-werknemer. Vandaar:

Gods Woord leert ons duidelijk, dat de mensheid uit éne bloede Is voortgesproten. Dit houdt dus in een door God gewilde verbondenheid. Wij zijn geen losse Individuen, zonder meer.

Maar hier wordt overgeslagen, dat na de schepping de WET gegeven is. Die is maatstaf, niet het feit van de schepping uit éénen bloede. Kan men uit het feit, dat de engelen als een eenheid geschapen zijn, de „rechten" afleiden, die de gevallen engelen tegenover de trouw geblevene zouden mogen doen gelden? Niemand denkt er aan: laat men dan óók niet inzake de menschen het stadium der wetgeving elimineeren. Verder:

Gods Woord leert ons, dat wij 'als mensen elkander gelijkwaardig zijn tn onze verhouding tegenover de Heere. Daarom moet zowel de persoon als de gemeenschap geëerbiedigd worden. Het duidelijk gebod van liefde tot God en tot de naaste moet elke vorm van egoïsme tn ons verdringen. De Heere Jezus Christus heeft ons zelfs deze gulden regel gegeven: „Wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun ook alzo!”

„Gelijkwaardig in onze verhouding tot den Heere? " Moet een „waard e"-leer de wets prediking verdringen? De persojlalisten kunnen dat ook. — Voorts:

Intussen leven wij niet tn een Ideale wereld, waar het woord van Christus wet zou zijn. Integendeel, onze wereld en dus ook onze menselijke samenleving ligt onder de vloek, der zonde. Wij zijn meer geneigd tot haat dan tot liefdebetoon. Daarom moet la deze wereld gestreden worden voor sociale rechtvaardigheid op alle terreinen des levens. Dit nu eist organisatie.

In den eersten zin moet m.i. „z ij n" vervangen worden door „gelden als". De wet IS wel wet in de gevallen wereld, maar wordt als zoodanig niet ERKEND, ri^arom TEMEER moet in deze wereld gestreden worden voor wetserkenning; VAN­ DAAR komt vanzelf sociale, èn wetenschappelijke, èn politieke, èn kerkelijke rechtvaardigheid. Schrijver.-blijkbaar hervormd, zegt:

In dit verband kan ik het dan ook slechts betreuren, dat onze Synode ten aanzien van het C.N.V. zulk een slap geluld, heeft laten horen. Waarom niet dankbaar en vol schuldbesef erkend, dat hier door particulieren een strijd gevoerd is voor Christelijke gerechtigheid, welke door de Kerk gevoerd had moeten worden, wat het principiële althans betreft. Menig arbeider stond na de oorlog voor de moeilijke vraag, waarvan lid te worden, van het N.V.V. of van het C.N.V. Omdat het N.V.V. groter was, had men daarvan meer verwachting. Hier lag voor hen een „vleselijke" verzoeking. Had de Kerk nu ook maar gezwegen of een duidelijk principieel geluid, laten horen, waar onze Hervormde arbeiders houvast, aan hadden! Maar een dubbelzinnig geluid werd vernomen ten aanzien van het N.V.V.

De hervormde synode zal mèt het C.N.V. slap blijven, zoolang ook zij de plaats der geopenbaarde wet miskent.

K. S.

Tot ds Bos: Dr v. d. Zanden zegt: neen,

In Gron. Kb. (synodocr.) zegt dr L. v. d. Zanden over de brochure van ds B. A. Bos o.a.:

Is er echter wel hereniging mogelijk met de vrijgemaakte kerken, buiten deputaten om? Leidt de weg die ds Bos wijst, er niet toe, dat slechts een deel zich met ons verenigt en is misschien mede hieruit te verklaren de crltiek in zijn kerk op zijn brochure?

We vinden dat een juiste opmerking: inderdaad is van sommigen de bedoeling, een deel los te maken van het geheel. Dat is trouwens aanstonds vooropgesteld door meer dan één in overduidelijke ontboezemingen. Voorts:

Kunnen wfl de geschiedenis der laatste eeuw met haar strijd over het Verbond negeren door elke nadere uitspraak als van 1905 en '46 weg te doen? Het lijkt mij m leder geval veel beter, dat wij op dit punt tot overeenstemming trachten te komen. Bij eenheid tn de leer zal de verdere éénheid als vanzelf volgen. Daarom zou ik ds Bos tn overweging willen geven, om nu eens een korte positieve brochure te schrijven, waarin liij de Verklaring van Utrecht 1946 bespreekt, wat hU hierin waardeert en wat hfl hierin verwerpt. Zo'n brochure, die rustig en serieus op de zaak Ingaat, kan veel bijdragen tot de hereniging, 'k Geloof, dat ds Bos dan meer practische resultaten zou zien, want wij achten de leer het voornaamste en zullen hierop altijd weer de nadruk leggen.

Over die formule van '46 is al veel geschreven, en dit ook wel „rustig en serieus". Maar dat zal dr v. d. Z. niet bevredigd hebben, indien hij het al gelezen heeft.

Tenslotte:

De Drie Formulieren van Eenheid zijn ons wel voldoende, maar wü menen, dat hierin hetzelfde geleerd wordt, wat in de Verklaring van 1946 nader Is geformuleerd. Wanneer Ds Bos hierover anders denkt, zouden wij dit gaarne horen en in hoeverre hij hierover anders denkt. Een dogmatische brochure, geschreven in dezeUde milde geest, waarin hij zijn laatste brochure schreef, zou veel goeds kunnen werken. Thans geeft hij een lijstje van punten, waarop wij en de vrijgemaakten schuld moeten belijden. Hieruit blijkt, dat wijj z.i. verreweg de meeste schuld hebben. Zo'n lijstje doet altijd enigszins mechanisch aan. Het is blijkbaar op een studeerkamer In elkaar gezet.

Wij zullen er thans maar niet over twisten, welke punten er bij of er af zouden moeten. Belaugrgker zou het mij echter lijken, als ds Bos eens op dezelfde wijzede punten noemde, waArin hij het wel of niet eens Is met de leerbeslissing oüzer synode.

Natuurlijk is dit een invitatie, om het ontwerp-vanschuldbelijdenis. die ds Bos voorsloeg, van de tafel te nemen. Immers de schorsingsgronden waren die van 1944, en de afgewezen revisieverzoeken, en d© ettelijke niet eens in behandeling genomene, zagen ook op 1944. En ook in den hemer wordt een handeling van 1944 niet gedateerd op 1946.

K. S.

Ds P. v. d. Werff over brochure-ds Bos.

Ds P. V. d. Werff, Zwartsluis, synodocr., schrijft in Zw.sl. Kb.:

Van „vrijgemaakte" zijde wenste men alleen maar schriftelijk contact, terwijl onze Synode dat verwierp en gezamenlijk wilde vergaderen onder aanroeping van" Gods Naam over de samenspreklng.

Waar nu de deputaten van de Synode machteloos blijken om zelfs met elkaar In aanraking te komen over de omstreden punten, daar wendt Ds Bos zich nu tot de kerkeraden en de gemeenteleden met deze conscientlekreet!

Dat dit in strijd met de feiten is, moest schr. weten. Verder:

Van onze zijde vraagt hij schuldbelijdenis over de binding aan leeruitspraken, waar de Heilige Schrift niet aan bindt. Wij zullen weer tot elkaar moeten komen op de grondslag van de Drie Formulieren, zegt hij, zonder meer.

Zie hier zit nu juist de grote moeilijkheid. Hij handhaaft ten volle, wat hij noemt de zaaksgerechtigheld van d§ heengegane brs. en zrs.

Wat de omstreden punten aangaat, zegt hij dus, hadden i wij volkomen gelijk!

Maar o, wat zitten we nu Ineens weer vast.

Ook:

Zoals het nu nog staat, als hij schrijft over de concrete punten, en ons daarm absoluut veroordeelt en schuldbelijdenis daarover eist, dan moeten we zeggen: wij kunnen dat zo niet zien.

En wij kunnen dat zo veel te mmder, daar genoemde uitspraken met algemene stemmen zijn gedaan en door dezelfde broeders, die ze nu zo fel veroordelen, in hun pers met gejuich zijn begroet. Van de Heere is dit geschied, zo schreef naar ik meen Ds Veenhof.

Ook deze teekening is in strijd met de volledige feiten: ze raakt niet de beslissende punten.

Verder noemt de schr. het door hem geconstateerde „geduld" der'synode. Ik ontken dat. Maar wat geeft liet, daarover te debatteeren? Of nu Linggadjati of de nieuwe grondwet met geduld dan wel zonder geduld is vastgesteld, het zijn toch de rechtsrege-1 e n, die beslissen ? Als de broederlijke verhouding er maar is, zegt de auteur. Hij zegt niet wat het inhoudt, art. 79—80 K.O. te hanteeren en daar nog altijd fiat aan te geven.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 oktober 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 oktober 1948

De Reformatie | 8 Pagina's