GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een „ironisch" verhaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een „ironisch" verhaal

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(slot)

In ons vorig nummer gaven we het woord aan „De Roeper". Dat blad noemde geen naam; ook vrèj zullen het niet doen. Maar als in het artikel van „De Roeper" beweerd wordt, dat de kerken door insinuaties (!) vergiftigd worden, dan willen we enkele dingen vastleggen. Want dat woord doet me vermoeden, dat er nóg iets hapert.

1. De ongenoemde schrijver in „De Roeper" vertelt, dat zijn voorstel tot de „o p z i e n b a r e n d e daad" (een „aanbod van hereeniging" doen zonder eenigen eisch te stellen) • was ingegeven door een ontstoken, antisectarischen geest. Maar ik begrijp dan niet, dat een ontstoken geest een opzienbarende daad later als „stun t" voorstelt; „stun t" beteekent volgens mijn engelsch woordenboek: nummer van 'n vertooning, toer, kunst, truc, foefje, kunstje; „beweging", manie, rage. En ik begrijp nog minder, dat een o n t s t o k e n geest, via deze beeldspraak uit de trucjes-sfeer, komt tot de verzekering, dat de ontstoken geest , , i r o n i s c h" schreef over de „berichtgeving, waartoe een dergehjke stxmt aanleiding zou geven". Is een voorstel, dat een herder en leeraar aan zijn gemeente doet een stunt? Laat het hem dan dadelijk erbij zeggen; dat doet zélfs de synodocratische kerkeraad, bij wien hij met zijn schapen aankloppen wil, voor dien éénen keer wijs, als hij het geval dadehjk terzijde legt. Wij vragen maar niet, of de eenvoudige lezers van dien dominee dóór hebben, dat hun dominee hen in kerktaal op een „stunt" onthaalt.

2. Maar wie kan i r o n i e herkennen, en van een s t u n t ook maar iets gaan vermoeden, als dit geschreven wordt:

„Ik zou mijn ziel wiUen bevrijden. En door een opzienbarende daad de leugen willen doorbréken, dat wij een secte zijn.

COPIE VOOR „TROUW" EN „DB ROTTERDAM­ MER" EN „KERKNIEUWS".

Met een dikke kop:

EEN HEELE GEMEENTE KEERT TERUG.

Men meldt ons uit : „De Sclüldergroep, ten ge.tale van ruim zielen, die zich op van de Gereformeerde kerk heeft afgescheurd, heeft wederom toelating verzocht tot de gemeenschap der kerk. Als bijzonderheid kan worden vermeld, dat de groep geen enkele voorwaarde stelde, doch alleen verzocht, eenvoudig gereformeerd te mogen blijven. Dit laatste verzoek doet eenigszins eigenaardig aan, daar er in de Gereformeerde kerk nooit iets veranderd Is, en men steeds om de terugkeer der broeders heeft gebeden".

Wie vindt dat ik maar wat zit te kletsen?

Laat me hem dan mogen zeggen, dat aUes ernst is.

Net als de apostel het vol ernst had over vurige kolen op iemands hoofd hoopen, om het liAvade door het goede te overwinnen.

Daarom zèg ik het al vast van tevoren. Misschien begint het vuur zóó al te branden.

Tot zoover wat er geschreven was.

Het zal wel aan mij liggen, dat ik, als ik in mijn kerkbode zoo iets las, mijn dominee niet zou hooren danken voor een „stun t", noch zijn „vollen ernst" zou beschouwen als gehuld in „i r o n i s c h" spreken.

Ik zou alleen opspringen. En hem zeggen: wij zijn geen Schildergroep; en we zijn evenmin een groep, genoemd naar uw naam. En wij hebben geen toelating te verzoeken; want we zijn allang toegelaten, toen we onzen doop ontvingen, en wij hebben ons gehouden aan de papieren, niet die lieden, die de kerk verscheurd hebben ook daar in , waar ze niet ontbreken.

Ironie? Terwijl tevoren gezegd was, in vollen ernst: wat nu? ik zie maar één mogelijkh e i d m e e r (! ! !): dat wij a a n de broeders zelf — dat zijn dan die synodocratische uitwerpers —^vragen(!): wat moeten wij doen, opdat gij ons de broederlijke gemeenschap ontsluit? En dan komen er drie redenen: de H e i l a n d eischt het (eischt Hij een stunt? ? ? ); de broeders — dat zijn dan de uitwerpers — hebben gezegd dit en dat; en wij kunnen toonen zoo en zus. En dan zelfverloochening, en wat dies meer zij. Stunt? Ironie?

, , D a a r o m neig ik er toe, dat een schrijven zou worden verzonden, zoo en zo o", staat er verder. En dan komt er een concept van een deftigen brief, heelemaal niet stunterig (denk aan de r), maar gansch deftig, te richten aan het synodocratische gezelschap, dat God dankt voor de wering van de ketterij en de scheurmakerij. De dominee stelt voor te schrijven: genoenade gemeenschap (dat is dan zijn gemeente, de Schildergroep) stelt harerzijds voor kerk el ij k samengaan geen enkele voorwaarde, indien haar bovengenoemde grondslag maar onaang e t a s t blijf t". Een poosje later: „Wil haar dan, om der wille van de d o o r C h r i s-tus geboden eenheid van zijn kerk, zeggen, of de bij dezen gemeenschappelijk afgelegde verklaringen voldoende zijn voor kerkelijke vereeniging met U, en zoo neen, wat Gij nog meer van haar vraagt. Wat haar aangaat, zij vraagt niets meer van U".

En dan wordt het voorstel om zóó te schrijven aan die synodocratische gemeenschap aanbevolen met de verzekering: , , Is men nog wat men zégt te zijn, dan zal men ons daarop aanneme n".

Ik beweer: als iemand zulke dingen na een jaar nog niet dwaas vindt, dan móeten we temeer de kerken helpen beveiligen tegen Oosterbeekerij en tegen jongste voorstel-Ridderbos.

Als nu ds B. A. Bos in „De Roeper" schrijft, dat het „zwakke broeders" waren, die de zaak „niet door hadde n", en d a a r o m zich tegen zulke adviezen verklaarden, dan hoop ik, dat hij mij voortaan permanent onder de zwakke broeders rekent. I k vind dat ze sterk zijn, en trouw, en dat hun dominee rijn leven lang hun dankbaar moet wezen.

En als hij beweert, dat ook „De Reformatie'* ging „fltiisteren", dan is het mis. Naief is slechts wie meent, dat zoo iets binnen enkele muren kan blijven.

En juist een fluistercampagne doet kwaad. Aan wie? Aan de „sterken". Die worden tot loon voor hun hulp na een jaar nog zwakken genoemd.

Tenslotte: deze bewogen oproep tot een heilige daad van zelfverloochening zou verschijnen op 4 April 1948. Zijn wij nu dwazen, of kinderen, als wij, uit denzelfden hoek Oosterbeek ziende opduiken, op 25 Sept. 1948 schrijven over „de komende aanval op de vrijmaking als acte van trouw"? Wij meenen de kerken te moeten bewaren tegen dergelijke „stunts" en hebben er best een paar nlaanden kwaadsprekerij en misbegrip voor over.

Het ergste van alles vind ik eigenhjk, dat thans, Juni 1949, de ontwerper van dit voorstel nog schijnt te gelooven dat het goed en wijs was: niet zich zelf, maar degenen die hem heel verstandig weerhielden, noemt hij zwak. En insinueerders? En hoe hij ons vertellen kan, dat hij den naam „Schilder-groep" verfoeit, en dezen in April '48 ANDEREN in den mond lei. We verstaan het niet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 juli 1949

De Reformatie | 12 Pagina's

Een „ironisch

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 juli 1949

De Reformatie | 12 Pagina's