GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over een radio-toespraak.

Pinksterzondagmorgen sprak ik voor de radio. N.C.R.V. Als WIJ het hebben over „samenwerking'', dan zeggen we gewoonlijk wat we denken, en praten dus over dat onderwerp. We moeten aannemen, dat anderen dat ook doen, en dat ze dus meenen, wat ze zeggen, en niet de aandacht afleiden van wat hun eigenlijke bedoeling is. In dat verband viel ons volgende uitlating op in „De Herv. Kerk" (weekbl.):

Zo heeft, per gelijke zender, op eerste Pinksterdag een zekere prof. Schilder de preek van die ochtend gebruikt om rechtstreeks en zijdelmgs te zeggen hoe goddeloos de „synodocratisch" gebonden gereformeerden wel zijn. Daar zijn heel wat teksten aan te pas gekomen, die heel wat feestvreugde hebben getemperd. Men kan zeggen: dat raakt óns niet. Het raakt ons wèl, als wij enig begrip hebben van en verlangen naar de Oecumene. De N.C.R.V. is bang voor de vrijzimiigen. Dat wil zeggen, voor haar rechtzinnige leden, die de vrijzinnigheid buiten hun poorten zetten. Dat moet de N.C.R.V. zelf weten. Maar een beetje meer critiek en oordeel des onderscheids ten aanzien van een bepaald soort rechtzinnigheid zouden ongetwijfeld bij vele hervormden gewaardeerd worden.

We hebben de redactie dd. 29 Juni j.l. volgend schrijven gezonden:

schrijven gezonden: Redactie „De Hervormde Kerk", Scheveningsche weg 72, Den Haag.

Zeer geachte Redactie,

Met een beminnenswaardige hoffehjkheid, of anders openhartigheid, heeft Uw redactielid (N. G. J.) V. S(chouwenburg) in Uw nummer van 25 Juni 1949, bl. 6, kolom 2, aan de abomié's, en dus ook aan mij, want ik ben Uw abonné, maar U kunt ze heusch niet allen kennen, verteld, dat „op eerste Pinksterdag een zekere prof. Schilder de preek van die ochtend gebruikt heeft om rechtstreeks en zijdehngs te zeggen hoe goddeloos de „synodocratisch" gebonden gereformeerden wel zijn". Uw redacteur vertelt erbij, dat „daar heel wat teksten aan te pas gekomen zijn'', en dat, — voor een kerkelijk blad overigens een vreemde opmerking, — die teksten „heel wat feestvreugde hebben getemperd". Een en ander wordt dan in verband gebracht met „de Oecumene".

Mag ik even verraden, dat ik de spreker van dien morgen wel moet geweest zijn?

En mag ik U tevens het volgende onder de aandacht brengen?

1. Ik loochen de juistheid van wat Uw redacteur beweert;

2. Ik ben voornemens dit openlijk te zeggen, a) omdat ik net zoo hard als U verlang naar de oecumene, dat wil zeggen: naar de oecumenische wereldkerk, die behjdt, dat de historische Jezus de beloofde Messias is (het thema van dien morgen); en b) omdat ik meen, te hebben gesproken in overeenstemming met den grondslag der N.C.R.V.; en c) omdat ik medeoprichter en geruimen tijd bestuurslid der N.C.R.V. geweest ben, waarom, ik dan ook aan den Heer K. van Dijk een afschrift van dezen brief zal zenden;

3. Ik noodig dus Uw redacteur uit, hetzij de plaatsen uit mijn toespraak te noemen, waaruit blijkt wat hij beweert, nog wel met de „heel wat teksten erbij" (een paar zouden me al tevreden stellen, ik eisch niet veel van Uw getrouwen getuige), hetzij zijn hoffeüjke en christeUjke uitlating royaal te herroepen;

4. Copie van dezen brief bewaar ik ook voor publicatie. Ik geloof nl., dat het tijd wordt, de aandacht van het volk te vragen voor de reacties van heden op een herinnering, op pinksterzondagmorgen, dat de historische Jezus de beloofde Messias is en geen ander.

Met beleefden groet.

Hoogachtend, Uw dw.

Hoogachtend, Uw dw. (W.g.) K. SCHILDlER.

Tot zoover de brief. Men zegt mij, dat ook de heer Scheps vanwege het hooge objectiviteitsgebod, dat hem drukt, over de schoone affaire het volk heeft geholpen aan de noodige informatie. Maar daar weet ik holpen aan de noodige informatie. Maar daa zoo niet van: ik lees dhr Scheps niet.

r weet ik K. S.

Nogmaals: dr Ridderbos over „Zwart op wit".

Dr F. L. Bos schrijft in „Kerkpost":

Nog heel dikwijls horen wij, vrijgemaakten, het verwijt: „Gij hadt alles mogen doen behalve dit éne: gij hadt de kerk niet mogen verlaten.

Dit verwijt zou klemmen, indien het zó ware, dat wij vrywilllg-aan de kerkelijke gemeenschap de rug hadden toegekeerd. Want zeker geeft Gods Woord aan niemand het recht om de kerkelijke gemeenschap te ' verlaten, indien zij niet in hoge mate Is vervalst.

Maar in werkelijkheid is het precies andersom geweest. Niet wij hebben vrijwillig de gemeenschap gebroken om ons voortaan op onszelf te houden, maar men heeft ons, die consoientiebezwaren hadden om niets te leren, wat niet ten volle met de leeruitspraken van 1942 en volgende jaren in overeenstemming was, zeer beslist uit de kerkelijke gemeenschap gesloten en bulten het kerkverband gedreven.

Daar dit dikwijls ontkend wordt, wil ik deze bewering met duidelijke bewijzen staven.

1. Krachtens opdracht van de generale synode werd op 8 December 1942 aan de kerkeraad van Wezep geschreven: Meent iemand zich om der conscientle wil niet aan besluiten ener generale synode te kunnen houden, dan mag hij zeker niet tegen zijn conscientle handelen, maar moet hij dan ook tevens tot de conclusie komen, dat hij met het kerkverband moet breken".

2. Deputaten schreven op 23 Febr. 1943 uit naam van de synode aan Prof. Schilder: „Meent iemand om der conscientie wil betwiste kerkelijke besluiten niet als de facto bindend te mogen erkennen, omdat hij ze met Gods Woord in strijd acht, dan zou hij uit het kerkverband moeten treden^

Maar m het kerkverband blijven en synodebesluiten niet als bindend erkennen, is Innerlijk tegenstrijdig". 3. Dezelfde deputaten schreven op 12 Juli 1943 aan Prof. Schilder: „Men kan aan de uit het kerkverband voortvloeiende plicht om besluiten van een generale synode de facto als bindend te erkennen, ontkomen, door met het kerkverband te breken; wat natuurlijk alleen geoorloofd is, wanneer men meent, dat men anders tegen Gods Woord zou ingaan.

4. In het rapport van deputaten voor zwarigheden in de zaak van de kerk van Bergschenhoek, uitgebracht in de zomer van 1944, wordt gezegd: „Het is al uit den treure betoogd, dat wie na grondig onderzoek tot de stellige overtuiging is gekomen, dat hem iets wordt opgedragen, wat tegen de geopenbaarde wil des Heeren is, zulk een, gedachtig aan het „Gode meer gehoorzaam dan den mensen", moet weigeren daaraan te voldoen, al moet hij ook, wanneer hij in het kerkverband wil blijven, dg-arvoor kerkelijke straffen ondergaan".

5. In hetzelfde rapport wordt geconstateerd, dat die kerk met het niet voor vast en bondig houden van synodebesluiten , , in beginsel het kerkverband had verbroken".

6. Velen, die om der conscientle wil niet konden beloven, niets te leren, wat met de leerbeslissmgen van 1942 en volgende jaren niet ten volle in overeenstemmtng was, werden deswege niet als ketters, maar als openbare scheurmakers geschorst.

7. Volkomen in overeenstemming met deze synodale 'dilemma's was het besluit van de classis Axel dd. 31 Juli 1945. Toen namelijk de kerken van Hoek, Axel en Zoutespui verklaarden zich niet te kunnen conformeren met het besluit van de classis, waarin deze het voorstel ora de synodale leeruitspraken en tuciithandelingen niet voor vast en bondig te houden verwierp, constateerde de classis, „dat de geestelijke eenheid der gereformeerde kerken in de classis verbroken was, en dat de grondslag voor verdere samenspreking ontbrak", en verzocht zij de afgevaardigden, die met die verklaring instemden, „de vergadering der classis te verlaten".

Toen aan de appèl-synode van 1946 van bezwaarde zijde dringend verzocht werd, om aan art. 31 K.O. een dusdanige uitleg te geven, dat er binnen het kerkverband gedurende een zekers termijn de .gelegenheid zou zijn om synodebesluiten, die men in strijd acht met Gods Woord of de kerkorde, niet voor vast en bondig te houden, binnen welke termijn de bezwaren in de kerkelijke weg rustig zouden kunnen worden onderzocht, wees ook deze appèl-synode de invoering van een dergelijke regel af. De rapporterende commissie motiveerde haar beslist afwijzend advies in' dezen met de volgende bewoordingen: „Een jaar leervrijheid impliceert het recht van leervrijheid voor altijd". „Is vandaag het niet voor vast en bondig houden goed, dan morgen ook".

De Gereformeerde Kerken (in „oud" (? K. S.) verband) handhaafden dus sedert 1943 officieel tot hiertoe het fatale dilemma: óf balgen óf heengaan óf als scheurmaker, die feitelijk de kerkelijke gemeenschap gebroken had, te worden gestraft.

Dus werden metterdaad zij, die om Gods wil niet mochten beloven, niets te leren, wat niet ten volle in overeenstemming was naet de leerbeslissiugen, uitgestoten.

Het doet dan ook wel wat wrang aan, dat men, nadat men ons zelf eerst de deur heeft gewezen, ons verwijt: jullie hadden niet heen mogen gaan.

Htet kwaad zit hierin, dat men geen ruimte heeft gegeven om art. 31 K.O. van bezwaarde zijde binnen de kerkelijke gemeenschap In toepassing te brengen.

Ik weet het wel: het kerkverband kan niet toelaten, dat ieder met synodebesluiten maar doet, wat goed is In eigen ogen. Maar er moet binnen het kerkverband ruimte zijn, om — zonder een revolutionaire actie te voeren — besluiten, die men in strijd acht met Gods Woord en de kerkorde, vooralsnog niet voor vast en bondig te houden, in afwachting van een nader breed kerkelijk onderzoek. Ik ben het eens met Prof. Schilder, toen hij schreef:

„God en raenschen mogen weten, dat Ik de opvatting, dat vrie een bepaald besluit om der conscientie vril niet kan uitvoeren, aanstonds het kerkverband moet verlaten (of met een vonnis wegens openbare scheurmaking wordt bedreigd), verfoei. Dat ik ze den dood voor de kerkelijke ethiek noem. Dat ik ze in strqd met de belijdenis acht, volgens welke ieder zich schuldig moet weten, zijn gaven, ook van beter inzicht, ten nutte en ter zaligheid van de andere lidmaten gewillig en met vreugde aan te wenden. Dat elk schuldig is, zich bij de ware kerk te voegen".

Tot zoover dr P. L. Bos. Het doet ons genoegen, dat we ]-em thems met instemming kunnen aanhalen. Zou dr J. Ridderbos nu niet eens „zwart op wi t" dit artikel kunnen afdrukken? Hij zegt nog steeds: es ist nicht walir.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 juli 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 juli 1949

De Reformatie | 8 Pagina's