GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van crisis tot crisis....

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van crisis tot crisis....

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Ill)

DB KUYPERIANEN" (vervolg).

Helaas, ook in Kuyper's arbeid en zijn invloed op zijn volgelingen was het niet alles goud wat blonk.

De binding tusschen hen, die Kuyper volgden èn den hun „van God gegeven leider" was zoo strak en vooral zoo persoonhjk en irrationeel, dat ze voor de critiek des geloofs, die speciaal in de verhouding van "" volgelingen en leider, zal deze gezond blijven, een behoorhjke actie-radius moet behouden, niet voldoende plaats liet. Met algeheele erkenning van Kuyper's grooten en zegenrijken invloed, moet men dit feit in volle rekening brengen. Want al schuilt er overdrijving in de bewering van De Savornin Lohman: Kuyper's , , volgelingen houden hem voor een profeet, zij vereeren hem en laten hem niet los, al doet hij nog zoo gek" — een kern van waarheid bevat zij ongetwijfeld. Speciaal wanneer men bezorgd is voor het benauwend snelle verdwijnen van het goede, dat God in Kuyper wilde schenken uit het leven van het gereformeerde volk en wanneer men er bewust op uit is die goede kuyperiaansche erfenis ook voor de toekomst te bewaren en vruchtbaar te maken, moet men de fouten en zonden in Kuyper en in de verhouding welke tusschen hem en de zijnen groeide, eerHjk onder de oogen willen en durven zien, opdat ze hun destructieven invloed niet langer zullen uitoefenen.

In verband met de huidige situatie van het gereformeerde leven wil ik op een paar van deze fouten en zonden wijzen, vooral omdat de ^llende onzer dagen voor een, misschien zelfs wel zeer gróót, deel daarvan het gevolg is.

Kuyper was een buitengewoon constructieve geest. Krachtens geestesaanleg en ten gevolge van de diep in zijn leven ingegrepen hebbende vorming door den logicist Scholten — zelf verzekerde Kuyper eenmaal, dat het hem vijf en twintig jaar had gekost eer hij zich uit den greep van dien modemistischen reus had losgeworsteld — was het hem onmogelijk te rusten voor hij zijn geweldige kennis in een machtig, logisch sluitend gedachtensysteem had ingebouwd. Wie Kuyper's dogmatischen arbeid b.v. met dien van Bavinck vergelijkt, bemerkt dat onmiddellijk. Terwijl Kuj^per met groote zelfverzekerdheid, en als het ware spelend, van conclusie tot conclusie voortschrijdt tot de cirkel der redeneering zich voor het oog van zijn verbaasde of verontruste lezers prachtig sluit, is er bij Bavinck veel meer openheid, veel meer reserve, veel meer zakelijke eerbied voor het mysterie, dat God ons in Christus openbaart.

Bij de overweging van dezen constructiedrang in Kuyper's denken moet men er zich bovendien terdege rekenschap van geven, dat in Kuyper meermalen verschillende gedachtenmotieven met elkaar worstelen om het voorhanden kennismateriaal in een bepaalde orde te rangschikken. Het effect hiervan is, dat ondanks het machtige pogen om tot een door één principe beheersehte totaliteits-visie op de werkehjkhèid te komen, in Kujrper's denkresultaten onverzoenbare tegen­ strijdigheden zijn aan te wijzen.

Het gevolg van deze systematiseeringswoede en haar resultaten was natuurlijk dit, dat het zoo geconstrueerde denk-beeld, dat men onder Kuyper's leiding van de werkelijkheid vormde, gansch niet op de ware werkehjkhèid klopte, ja, er een verwrongen, een ver-teekend en dus een v a 1 s e h beeld van gaf. En in plaats dat het zóó gevormde denk-beeld anderen hielp om die werkelijkheid ook zelf te ontdekken, werd het een fatale belemmering op den weg, welke den menschen het ware, juiste uitzicht op de werkelijk­ heid b.v. van kerk, verbond, doop, opent.

Het was bij Kuyper dikwijls zoo: voor hem ging leven, en dan m, et elementaire kracht, een of ander motief uit Gods woord. In de duisternis van het in hem nog lang nawerkende modemisme, dringt het als een verlossende kracht, als een heldere lichtstraal, binnen. Maar dan ontstaat in Kuyper onmiddellijk de behoefte om dat nieuwe inzicht te ver-werken, te recon-strueeren tot het in het geheel van zijn helaas door verschillende profaan-wijsgeerige motieven beïnvloed denksysteem een passende plaats heeft gevonden — en daardoor zijn stuwende vernieuwende

Ik wil een paar voorbeelden noemen:

In zijn laatste studenten-en eerste predikantsjaren gaat inderdaad voor Kuyper leven het wonder van de kerk van onzen Heer Jezus Christus. Hij ontdekt haar. Zij verovert zijn hart. Hij geeft zich aan haar in algeheele zelfovergave. Maar daarna gaat hij een „leer" omtrent die kerk ontwerpen, een kerk-idee vormen. Hij werpt zich op de werkelijkheid van de kerk om die denkend te ontleden teneinde zoo een afgerond denk-beeld van haar te vormen. En zie, dan gaat een profaan-wijsgeerig motief, de idee van „o r g a n i s-m e" met de daaraan inhaerente idee van „immanente olntwikkeling naar een vast doel", bij de vorming van Kuyper's kerk-begrlp een beslissende rol spelen. De kerk wordt zoo voor Kuyper vóór alles een „organisme", dat naar een ingeschapen levenswet zich ontplooit en tot oneindige veelvormigheid moet uitgroeien. Zoo werd de leer van de pluriformiteit der kerk geboren, de leer, welke de verschrikkelijke gescheurdheid der kerk prachtig vindt, ja, als de hoogste oatwikkelingsvorm van het kerkelijke leven looft.

Maar de gevolgen van deze constructie, tóen zij eenmaal beslag op de zielen ging leggen, zijn verschrikkelijk geworden. Ze heeft het geweten voor de zware zonden der kerk dichtgeschroeid. Ze heeft den strijd voor den opbouw en de ware eenheid der kerk verlamd. Zij heeft ons den zegen van Kuyper's bangen kerkstrijd reeds voor een groot deel beroofd! De infiltratie van een valsch idee, opgevischt uit de ketterijen van mannen als Schleiermacher en Rothe, heeft de reformatie, welke door den dienst van Kuyper tot stand mocht komen, thans reeds voor een aanzienlijk deel geannuleerd.

Ik noem wat anders.

Het was de vertolking van een heerlijke, door en door Schriftuurhjke visie, toen Kuyper de geloovigen in de zeventiger jaren toeriep, dat Jezus Christus Koning is van gansch de wereld, dat er geen duimbreed van het menschenleven bestaat, waaromtrent Christus niet proclameert: „het is Mijn", en dat daarom alle christenen hun Heer moeten — en mógen — dienen in eiken hoek van hun leven en in elk uur van hun aardsch bestaan. Ja, het was schoon en goed toen Kuyper de wegschuilende, wereldmijdende chrisj; enen zijner dagen opriep om midden op de straat van de groote wereldstad in trouwen dienst den permanenten, totalitairen strijd van het Koninkrijk Gods om kerk en staat, om gezin en bedrijf, om wetenschap en kunst, in ontspanning eü vermaak, mee te strijden tot het einde.

Maar toen Kuyper ging be-redeneeren, denkend ging construeeren, hoe dat alles in een radicaal-zondige, gevloekte wereld mogelijk was en werkelijkheid worden kon, toen dook uit zijn geniale hersens een gemeene gratie-theorie op, welke méé gevormd was door een valsche onderscheiding van natuur en genade, welke achter de roomsche scholastieke theologie in grleksch en ander heidendom haar oorsprong vond. Kuyper leert dan een gemeene gratie, die een steeds voortgaande ontwikkeling en ontplooiing van het niet in Christus verloste menschenleven postuleert; die voorts aan het leven der menschen, ook wanneer het volkomen buiten 'de gemeenschap van Christus en diens verlossing geleefd wordt, een positieve beteekenis en waarde toekent; die vervolgens twéé „terreinen" in het menschenleven construeert, welke innerlijk vreemd aan elkaar bhjven en die, om niet meer te noemen een breed gebied in het menschehjk leven en handelen afpaalt, waarin de radicaliteit van de antithese tusschen genade en toorn, gehoorzaamheid en zonde, rijk Gods en rijk van Satan niet wordt gevoeld.

De gevolgen van de overwinning dezer leer bleven niet uit. Naar het teekenende woord van Jan Romein werd dè gemeene gratie, naar haar wezen „de sordine op de paradijsvloek", „het ventiel", waardoor Kuyper „versche lucht" , in zijn volk inpompte! Maar vraag niet wat voor „versche lucht" het op den duur bleek. Door de gemeene gratie, aldus weer de op dit punt zeer scherp ziende Romein, „maakte hij (Kuyper) niet alleen zijn eigen g'roep aan-

nemelijker voor het „denkend deel der natie" (!!) (zoals de in het culturele leven toen nog leidende liberalen zichzelf bij uitsluiting achtten), maar stootte hij tevens de wereld van wetenschap en kunst voor zijn geloofsgenoten open. Dat zij er aanvankelijk slechts bedremmeld en oogknipperend binnen gingen, was onvermijdelijk. Niet alle Kuyperlanen konden nu eenmaal Kuypers zijn".

Inderdaad, aanvankelijk waren de kuyperianen wat onthutst over de groote omwenteling. Maar het wende gauw. Dat terrein van de gemeene gratie werd, zeker tegen Kuyper's bedoeling en wensch, zeer spoedig voor velen een om bepaalde redenen bizonder aanlokkelijk „gebied".

Men had daar, om maar iets te noemen, heelemaal geen last van de kerk, de kerkelijke belijdenis en den kerkelijken strijd.

De menschen, die men vanwege hun kerkelijke zonden „als kerklid" (men werd zeer vaardig in het spreien over den mensoh „als dit" en den mensch „als dat") noodzakelijk vermanen moest, kon men op het gemeene-gratiegebied zonder gewetenskrampen ontmoeten, om dan voorts op velerlei gebied „zonder ergens over te spreken" christelijk en cordiaal met hen samen te werken. In allerlei arbeid, welke in het landder-gemeene-gratie moet worden verricht, was men voorts alleen „in zijn geweten" aan de Heilige Schrift gebonden. Dat gaf gelukkig een behoorlijk ruimen armslag. Die had men ook noodig, want men kon in allerlei wetenschappeUjken en practischen arbeid met den hijbel toch eigenlijk niet veel beginnen. Zeer velen, vooral onder de intellectueelen en hen, die meenden dat zij dat zijn, voelden zich in de gemeene-gratiewereld dan ook veel beter op hun gemak dan in de kerk. De kerk, ja zeker, die was iets noodzakelijks, men moest daarvan lid zijn, maar in de wereld-dergemeene-gratie leefde je pas. Daar was je echt thuis.

In de laatste jaren werd deze wereld voor velen bovendien nog attractiever, toen zij tot de ontdekking kwamen, dat men daar ook — natuurlijk excessen vermijdend — aan het moderne vermaak en de moderne ontspanning ruimschoots mocht mee doen. Men wist — of misschien wist men het ook wel niet: Kuyper wordt zélfs door theologen, laat staan door anderen, niet veel meer gelezen! — men wist, dat Kuyper tegen dit contact met „de wereld" steeds hevig had getoomd. Hij betoogde immers, dat „het Calvinisme" niet , , elk (!) intiemer verkeer met de onbekeerde wereld" vrij van gevaar achtte en met name een bolwerk tegen den „te" onheiligen invloed dier wereld opwierp „in het besliste breken met kaartspel, schouwburg en dan s".

Maar, zoo meenen velen thans: Kuyper had in dit opzicht beslist nog een slag van den molen der doopersche mijding beet. Zij weten nu beter. Zij hebben ook met het oog hierop de „knullige" levenshouding afgelegd en pikken in het nette een bioscoopje, leggen een kaartje, genieten een dansje en "frequenteeren ook wel den schouwburg als er een „goed" stuk wordt gespeeld.

Op één punt, momenteel het belangrijkste, wil ik den volgenden keer nog wijzen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 oktober 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Van crisis tot crisis....

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 oktober 1949

De Reformatie | 8 Pagina's