GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Op verstrooidenreis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op verstrooidenreis

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Neen, zonder de K.L.M, zou het niet gaan. Maar nu die er wel is kom ik waar ik wezen wil. Zoo kwam ik ook behouden te Djocja aan. Over den weg zou de reis naar Djocja niet zonder groot gevaar zijn geweest. Nu was er alleen het normale risico van een vliegtocht en dat is verhoudingsgewijs niet zoo groot en zeker veel minder dan een tocht per militair convooi naar pas bezet gebied.

Djocja is een mooie stad. Zij draagt nog de duidelijke sporen van vroegere welvaart. Breede wegen doorkruisen de stad. Monumentale gebouwen van allerlei groote maatschappijen en bankinstellingen vertoonen ? ich. En recht tegenover de kraton (het paleis van den Sultan) is het fort Vredenburg gebouwd, het onderdak voor mijn verblijf in deze stad. Het gebouwencomplex heeft nogal schade opgeloopen. Het was overigens een aparte belevenis daar te logeeren. De kamertjes geven een echt oudhollandschen indruk. De zolderingen zijn laag en van hout, met dikke hanebalken. De vloeren zijn van groote boerentegels, niet van die kleine gekleurde, die hier in elk europeesch huis den bodem bedekken, maar van die groote grijsblauwe, die je in elk achterhuis van een goede hollandsche boerderij aantreft. Ook de schouw ontbreekt niet, met den schoorsteenmantel. Moge de kachel al overbodig en daarom afwezig zijn, het oog wil toch ook wat. Zoo gaf het geheel het gevoel van gezelligheid, dat je ook te pakken heeft zoo dikwijls je op een echte oudhoUandsche boerderij verblijft.

Tweemaal heb ik in zoo'n kamertje het Woord bediend voor een tiental jongens. Het was deze jongens aan te zien, dat ze dienst deden in een „bloed-linke" omgeving. De stad zelf was overdag rustig. Na zes uur moest worden opgepast voor sluipschutters. Na dat uur daarom geen burger meer op straat en militairen alleen naar buiten voor patrouillediensten. Het gebied rondom Djocja was echter allesbehalve gezuiverd.

Hier heeft het veteranenbataljon 1-15 R.I. zijn zwaren stand gehad. Dit vrijwilligersbataljon was al in BaTavia geweest om scheep te gaan naar het vaderland, na ruim twee jaar tropendienst. Toen kwam de demobilisatiestop in verband met de voorgenomen tweede politioneele actie. En 1-15 werd ingezet voor de bezetting van Djocja. Dat hebben die jongens met enthousiasme gedaan. Ondanks alle teleurstelling was vóór de tweede actie de geest onder de troepen nog zoo, dat als ze voor de keus gesteld werden: „naar huis of eerst Djocja nemen" vrijwel ieder het laatste graag zou hebben gekozen.

Temeer is het erg geweest, wat 1-15 na de bezetting van deze stad heeft moeten doormaken. Zij hielden het gebied rondom Djocja ten koste van veel offers. De bezetting van de stad vroeg slechts één doode, maar het pacificeeren van het gebied rondom was moeilijker. Niettemin werd met succes gewerkt; heele troepen T.N.I. kwamen zichzelf melden, omdat ze dachten: nu is toch alles uit. En toen werd Soekarno weer erkend en besloten de stad terug te geven. Toen leefde de strijd weer op, en toen eindelijk 1-15 zijn terugtocht maakte was menigeen van dit bataljon deerUjk verminkt reeds vooruitgegaan. Geen wonder dat deze troep niet meer te houden was. Iemand van de militaire politie heeft me verteld, dat mannen van dit onderdeel, die een trambestuurder onder zich telden, na terugkeer in Batavia een tram hebben leeggetrapt, zelf zijn ingestapf en een tocht door de stad hebben gemaakt. Militaire politie die trachtte in te grijpen werd eveneens hardhandig van de treeplank verwijderd.

Te Djocja lag echter ook een bataljon, dat pas uit Holland kwani en nog geen ervaring had in den strijd.

Vooral onder hen zijn veel slachtoffers gevallen. De „kanonnenkoorts" stond dan ook dien Zondag op nog al een enkel gezicht van de kerkgangers te lezen. Het is fijn voor deze mannen iets te mogen zijn, door hen den troost van het Woord te brengen.

In het persoonlijk gesprek is scherpe onderscheiding dan weer noodig om geen ongelukken te maken in plaats van te troosten.

Er zijn b.v. jongens die komen klagen: „Dominee, ik zal wel geen kind van God zijn, want als ik patrouille loop of convooi rijd bén ik niet. rustig, ik vrees den dood, de angst grijpt me meer dan eens". Dat schijnt wel waar te zijn als tenminste juist is wat te lezen staat in het vers, dat „verwerkt" is in een nogal geliefd „muziekstuk": de Slag van Waterloo. Daar wordt het zingend publiek bij het sterven der gewonden op de hppen gelegd: „Hoe zacht zien wij de vromen, den dood hier zonder schromen, büjmoedig tegengaan". Kooiets zou dus om vroom te zijn ook op het slagveld moeten: „zacht", , , zonder schromen", „büjmoedig". Ja ja. Maar dan is toch wel grondig vergeten, dat de Schrift den dood den laatsten vijand noemt, die teniet gedaan wordt. Dan is toch grondig vergeten dat het sterven niet bij ons hoort, en dat het al heelemaal geen op zichzelf prettige zaak is om er uit te moeten stappen als je in den bloei bent van je jeugd en vol verwachting van het leven, dat voor je open gaat. Het is toch vanzelfsprekend dat zulk een jong leven met al wat erin is zich verzet tegen den gruvvel van den dood, den gruwel juist van den dood op het slagveld. Daarbij komt dat de dood juist in de guerilla nimmer je rechtstreeks in het gelaat ziet. Hij loert wel achter eiken boom en onder elke oneffenheid in den weg. Maar de vijand en zijn dienaren wordt niet in het gelaat gezien. En als het gevecht eenmaal losbreekt is daar het enerveerende van de explosies van mortieren en van het geknetter van automatisch vuur. Teekenend is dan nog dat als de vijand eenmaal wordt gezien en kan worden aangepakt de zenuwachtigheid bij de meesten plaats maakt voor een verbeten vastberadenheid: nu is immers verzet mogelijk, nu kan het gevaar onder oogen worden gezien en worden aangepakt. Maar ook dan, als in den losgebroken strijd de zelfbeheersching terug komt is er van een „zacht" en „zonder schromen" het doodelijk lood ontvangen geen sprake.

Er valt hier scherp te onderscheiden tusschen geloofsrust en zelfbeheersching.

Dat laatste bezitten ook de meeste ongeloovige militairen als het er eenmaal van langs gaat. Maar de zekerheid van Gods gunst OOK ALS DE ZELFBE­ HEERSCHING ONTBREEKT is een heel andere zaak. Natuurlijk KAN „doodsangst" gevolg zijn van onbeleden kwaad. Het kan echter ook heel gewoon vanzelfsprekend verzet zijn van een jong leven tegen een plotselinge afbraak. En voor zoover het „respect" voor de groote gebeurtenis voortkomt 'uit ontzag voor de-hemelsche Majesteit waarvoor we door de poort van het sterven verschijnen, hebben we mogeUjk zelfs met een geloofsacte te doen. Immers, hoe zeer we ook mogen weten door den dood van Christus verzoend voor Gods aangezicht te mogen verschijnen, Hij blijft de hemelsche Majesteit, voor wien we in onszelf nietige schepselen büjven.

Daarom komt het er maar op aan of onze mannen ook in het leger MET den Heere leven. Dan is het IN den Heere sterven inhoud van een Goddelijke belofte aan ons, die vervuld wordt veel zekerder dan wij dat met ons hart gevoelen.

Het is rijk na een gesprek over deze dingen de gezichten te zien opklaren. De prediking van de vastigheid van Gods trouw heeft dat gedaan.

Ik wil wel verklaren dat ik zelf allerminst een held ben, die den dood met onbewogen gelaat en hart te­ gengaat eventueel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 januari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Op verstrooidenreis

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 januari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's