GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Noch Adiaphorie, noch Ataxie, noch de Grensposten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Noch Adiaphorie, noch Ataxie, noch de Grensposten

29 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onlangs kreeg ik een mooi boek in handen; zoo eentje, dat je 's avonds vast houdt voordat je dan maar de lichten uitdraait, om. den dag te groeten.

Het was een boek van ds Joachim Langius; de titel was latijn, en luidde ietwat barbaarsch „Antibarbarus" der Ortodoxie, en het wilde met name tegen Ph. J. Spener de orthodoxe stem doen hooren. 't Kwam uit Berlijn, en verscheen in 1709.

Wat mij een poos vasthoudt, en ik ben er nog lang niet klaar mee, was een kaart. Ja, zoo iets als een landkaart. Die was tegenover den titel afgedrukt. Niet Pruisen stond erop, met Berlijn, maar: het Imperium Orthodoxiae Evangelicum. Dat wil zeggen: Evangelisch Rijksgebied der Orthodoxie. Het heele Rijksgebied was in kaart gebracht: provincies, grenzen en grensgebieden, rivieren, steden, dorpen, forten, vestingen, buitenlandsche gebieden, bergen, vlakten, heuvels, beken, burchten, en een oceaan. Plus heelemaal bovenaan: De'Vredeszee: Mare Pacifioum. En aan de overzijde daarvan: het Eiland (!) der Zaligen, met aan de kust het Nieuw Jeruzalem.

De kaart is tot in détails uitgewerkt. Zooals door Egypte de Nijl stroomt, zoo wordt hier het Rijksgebied doorsneden door de Orthodoxierivier: er was in 1709 nog geen Karl Barth, moet u bedenken. Die rivier ontspringt uit twee bronnen: de linksche arm is de Wetsrivier, die komt van Sinaï, de rechtsche is de Belofterivier, en die schiet van tusschen den Tabor en den Olijfberg vandaan; natuurhjk ontbreken de zijarmen niet. De Orthodoxierivier doorstroomt drie uitgestrekte provincies: het Illuminatiegebied, onderaan; dan het Justificatiegebied, middenin; bovenaan het Renovatiegebied. De volgorde is dus: Verlichting, Rechtvaardiging, Vernieuwing (Bekeering). Ik denk, dat Spener gedacht zou hebben, als hij 't boek nog in handen gekregen had (maar hij stierf in 1905): dat valt nog al mee met die bestrijding van mij. Maar we dwalen af.

Het Rijksgebied wordt op de kaart rechts en links afgegrensd tegen twee stukken buitenland. Het linksche heet: Gebied der Pseudorthodoxie (Schijnrechtzinnigheidsterritoir). Het rechtsche: Fanaticae Pars; dat slechte latijn beteekent zoo iets als: Geestdrijversterritoir. En nu moeten we even opletten.

Want in het links gelegen brok buitenland, het land der Schijnorthodoxie ligt, vrijwel bovenaan (boven de van onderen op getelde steden Natuur, Lettervereering, Valscheleerfabricage, Doodengeloof, Nieuw Rome en Pelagianenstad) de stad ADIAPHO-RIE. Adiaphorie beteekent: Bindingloosheid. Vrij vertaald: Stad-Hier-Bindt-Men-Niemand. Want „adiaphora" zijn vanouds „middelmatige dingen", d.w.z. het zijn zaken, kwesties, leerpunten van dogmatisch of ethisch belang, waarvan men zegt: 't kan zóó, maar 't kan óók wel anders, want op deze punten kunnen wij elkaar niet binden aan vaste voorschriften; hierin laten we elkaar vrij. Let erop, dat die stad Adiaphorie bovenaan ligt: ze ligt aan 't eind van de funeste ontwikkeling die met Natuur (en natuurrecht) begonnen is, en die eindigt in: BIND-GEEN-MENSCH. De teekenaar voelde terecht, dat zoo'n stad fiet eindpunt is van een schijnrechtzinnigheidsgeschiedenis. Je zou vandaag denken aan zoo iets a!s de Oecumenische Beweging: geen formules, hoogstens twaalf artikelen, de interpretatie is natuurlijk vrij. Herzegge: In 1709 was er nog geen Barth. Daarom geeft de teekenaar op de kaart, maar dan BINNEN de grenzen van het Rijksgebied, doch ongeveer op dezelfde hoogte de plaats aan van een andere stad: Perseverantiestad; dat is: Stad Volharding. Daar volharden de burgers bij hetgeen hun van de vaderen bindend overgeleverd is.

En kijk, nu legt de teekenaar aan den anderen kant van de wester-, of linkerrijksgrens, dat beteekent dus BINNEN het rijksgebied, en heelemaal ónder aan in het territoir van de noordelijkste of bovenste provincie, de Renovatieprovincie dus, een fort. Zeg maar: een ferme vesting. De teekenaar is een leep man: u moet nl. weten, dat links van de Orthodoxierivier een zijrivier stroomt, die straks in de Orthodoxierivier uitmondt. Ze heet: Symphonische Rivier: Eenstemmigheidsrivier. Je kunt symphonisch zijn in 't kwade, èn in 't goede. Waar die Sjonphonische rivier precies vandaan komt, wordt op de kaart niet aangegeven; haar oorsprongsplekje valt buiten het door de kaart aangegeven gebied. Maar let op: nu ligt aan den verkeerden kant van de rijksgrens, dus in het Pseudorthodoxieland, aan die Symphonische Rivier: de stad Nieuw Rome. Maar aan den góéden kant der Rijksgrens, op binnenlandschen bodem dus, ligt het fort, dat we hierboven bedoelden. Het heet: Adiaphoriomachie. Dat is: VESTING-tegen-de-stad-Adiaphorie. Een pistool, zou men vandaag zeggen, op de borst van de booze stad Adiaphorie. De bezttingstroepen, die gelegerd zijn in deze vesting (die op de kaart verschrikkelijk militair wordt aangekleed), moeten bhjkbaar de burgers van 't rijk verhinderen naar Nieuw Rome over te loopen, of op een ander punt clandestien de rijksgrens te overschrijden. Want dan komen ze, zoo redeneert blijkbaar de Koning, die de vesting bouwde, en het garnizoen er neerlei, dan komen ze terecht in de stad Adiaphorie, de Stad-zonderrBinding. Een lange bergketen beschermt trouwens het grensgebied ter plaatse, en verder naar het Noorden. Boven het fort Adiaphoriomachie liggen dan voorts schoone plaatsen: de stad Vigilantie, Waakzaamheid, en nog Noordelijker, boven op een hoogen berg: Aretolopis, Deugdenstad.

Nu stappen we over naar de rechtsche kaarthelft, zeg maar: naar de Oostgrens. Aan den verkeerden kant van de Rijksgrens, in het Gebied der Geestdrijvers, vinden we weer allerlei booze steden: Letterbestrijding, Phantasie, Verzoening-door-Voldoening-Bestrijding; dan steekt men nog steeds in die Oostelijke zone van het buitenland, de rechtsche zijrivier, de Mystieke Rivier, over (die overigens óók in de Orthodoxierivier uitmondt), en komt in de stad Nieuw Babyion. En dan ligt heelemaal bovenaan naar het Noorden in dit Booze Gebied de stad Ataxie, zeg maar: WANORDE, Ongeregeldheid. Weer vindt ge nu, daar vlak tegenover, maar dan aan de góéde zijde van de rijksgrens, een ferme vesting van den Koning, ook in het Noorden: de vesting Eutaxie, d.w.z. Goede Ordening. Daar is het wachtwoord: houd u aan de aangenomen (kerk)ordening, en houd het volk in den goeden toom.

Zoo'n kaart toch. Nog maar een paar plaatsjes heb ik genoemd, en je kunt er al zóó maar over gaan discussieeren, of de teekenaar wel afdoende Spener, of wie dan ook bestrijdt. En vooral, of de Raad-der-Apostelen-en-Profeten de kaart zou keuren b.v. voor den dienst als militaire stafkaart.

Maar dat blijve allemaal rusten.

Want ik heb eens nagedacht over vier punten: a) Adiaphorie; b) Ataxie; o) vesting: Adiaphoriomachie; d) vesting: Eutaxie. En ik heb me afgevraagd: zou ik daar mogen wonen, subsidiair in garnizoen moeten liggen?

Natuurhjk zijn we het allemaal erover eens, dat we noch in Adiaphorie-Stad, noch in Ataxie-Stad thuis hooren.. Maar verder?

Barth leefde nog niet in 1700, maar vandaag is hij er wel. Hij zou heftig protesteeren tegen den teekenaar. Die grens meneer, die grens! Kunt U dan precies zeggen: daar loopt de grens? Is in Uw gebied dan alles goed, en aan de overzijde alles zwart? Wit-zwartschema! Weg ermee; het schema is zwart als de nacht. Noem niets wit en noem niets zwart, noem alleen dit schema zwart en zijn negatie wit. En schrap daarna die woorden uit het boek. Daarna. Niet eerder.

Dat is de eerste moeilijkheid: men zou vandaag u de schoolmeestersstok uit de hand slaan, als die in de klas de grenslijn voor den vlijtigen leerling aan wou duiden. Wit-zwart-schema, niet in eere. Zouden er aan den overkant der grenslijn niet toch wel orthodoxe menschen, en aan déze zijde niet verkapte ketters zijn? Zei Calvijn niet, dat ook onder het pausdom er nog geloovigen waren? Weg met die grens; en een beetje meer respect voor de pluriformiteit.

Wij zouden misschien willen zeggen: ja, maar het loopt ook niet over die burgers in dat grensgebied, óf die nog-nèt-orthodox kunnen heeten (schoon „aan den overkant"), dan wel óók-al-een-tikje-pseudorthodox (schoon aan de binnenzijde van de grens), maar het loopt over de vraag, naar welke Geboden ze officieel luisteren, en van uit welke Residentie ze worden geregeerd. Maar het helpt u niet veel: de tegenspreker is er al weer van door.

Nu komen de verdere moeilijkheden. Die grensvéstingen, met die garnizoenen en die bezettingsmanschappen van de forten, is het daar wel mee in orde?

Sommige „buitenlanders" zeggen den éénen keer: ja, die forten moeten er.allebei zijn, doch spreken den anderen keer: neen. Soms zeggen ze JA. Ze hébben zelf de vesting Adiaphoriomachie wel eens snel betrokken, en vandaar pijlen geschoten, schorsingspijlen, afzettingspijlen, vanwege Leerpunten, zestien stuks, die men tegen booze Adiaphoristen verdedigen moest. Ze riepen van de wallen: pas op voor de lieden-van-Adiaphorie; wij zeggen maar zoo: Hier Wordt Gebonden, in den Naam des Konings. En ze hebben ook een detachement neergezet in de vesting Eutaxie, en riepen onder aanvoering van Kapitein Nauta, en andere aanvoerders: laat alle dingen eerlijk en met orde geschieden; en wie zich niet onderwerpt aan deze orde, die pleegt' Ataxie, die begeert secten en muiterij aan te richten in kerken. De pijlen snorden, schorsingsgeruchten waren niet van de lucht. Honderden vielen in één classiealen of synodalen morgen. Ze zeiden: die beide vestingen zijn noodig, en nuttig, en laat onze beide linies nimmer onbezet. Een poosje later evenwel spraken ze: nu ja, die menschen, die naar Adiaphorie-Stad over wilden loopen, die waren eigenlijk zondaren niet zoozeer tegen de leer, als wel tegen het léven; de tuchtmaatregelen waren eigenlijk orde - kwesties. Dat beteekent: in feite hebben we hen bestookt alleen maar uit de vesting Eutaxie. Niet uit de vesting Adiaphoriomachie. Hun concrete „ja" was daarmee in feite in een „neen" verkeerd. Maar zoo iets merkt men niet direct in het strijdgewoel; alleen de wérkelijke pacteerders met de Boozê Stad Adiaphorie merkten het vroohjk op, en deden hun winst ermee: ze stuurden daarna onverstoord gezanten uit, met een oecumenisch lint op de borst. Zeker, er waren ook anderen. Die anderen merkten de wijziging van den tekst der legerbulletins óók wel op, maar probeerden het meteen weer te vergeten. Om een naam te noemen: soldaat M. Vreügdenhil in een blad: Waarheid en Eenheid. Die schreef van een met pijlen doorschoten soldaat Greijdanus: velen, die hetzelfde leeren als hij mogen wel preeken bij ons, omdat zij niet ingingen tegen de uitspraken van ONS fort Eutaxie, en dus geen orde-verstoorders waren (Greijdanus dus wel ). Soldaat Vreügdenhil wist ter dege, dat soldaat Greijdanus was beschoten, omdat hij NIET beloofde NIETS te leeren wat NIET heelemaal overeenkwam met hetgeen in fort Adiaphoriomachie was vastgesteld. Hij heeft er vrede mee, dat soldaat Greijdanus met pijlen doorstoken bleef liggen. Hij zelf is niet mede uitgegaan met dat oecumenisch lint om; maar hij zegt toch, tegen alle recht en rede in: de man Greijdanus, die volgens de eerste legerbulletins van Adiaphoriomachie uit met pijlen bestookt is, is toch e i g e n 1 ij k doorschoten vanuit, Vesting Eutaxie.

En zoo zijn te zamen die buitenlanders allen in slaap gezonken: ze houden nominaa.l beid'e forten bezet, maar in werkelijkheid zweren ze alleen bij fort Eutaxie. Maar de strategie is gevdjzigd.

Dit wat de buitenlanders aangaat.

Maar letten we liever op de broeders in ons binnenland.

Verreweg de meesten onder hen — gelukkig — geven toe, dat goed leeren een zaak van orde is, en dat de goede orde stellen een zaak van leer is. Vandaar, dat ze de soldaten van fort Eutaxie óók regelmatig dienst lieten-doen in den kamp tegen de dogmatische Adiaphoristen; want ze zeiden: wie in de leer onverschillig is, die is het ook inzake de

orde: de goede orde immers ligt vast in de goede belijdenis. En de kwade in de kwade. Omgekeerd stuurden ze. de bezettingstroepen van fort Adiaphoriomachie ook geregeld naar de Eutaxie-lessen: leeren is leven, en leven is leeren.

Ja, ik geloof eigenlijk, dat ze het er allemaal over eens waren. Waarover? Hierover, dat een soldaat, die alleen maar in het ééne fort naar de westgrens dienst doet, en zich geen zier aantrekt van de verdediging aan de oostgrens, myoop is, bijziende, slecht onderlegd, en straks scheefgegroeid. Vandaar, dat ze het heelemaal konden billijken, en zelfs prijzen, dat in conferenties van Pacifieken, naar men een tijdje dacht bij elkaar gekregen te hebben, en in bladen, afgezien nu van den inhoud en de methode, zoowel nieuwe slagwoorden (men zei: formules) tegen de Adiaphorie-in-de-leer, als óók nieuwe slagwoorden (of: formules) inzake de orde of het kerkrecht werden opgesteld, na zorgvuldig bestudeerd te zijn, en toen aan de rijksburgers (en de burgers van andere gebieden) werden overgelegd; tot behoud van of tot doorstooting naar dén permanenten vrede. Bij alle critiek op die conferenties etc. zei men toch: BEIDE aandachtssferen zijn TERECHT betreden. Formules over de leer, bijvoorbeeld over één der zestien leerpunten van de schorsers-buitenlanders, èn over wat men noemt: artikel 31, óók al één der véle punten, die met fort Eutaxie te maken hadden, die behóóren samen te gaan. Hang niet alles op aan orde-kwesties van Fort Eutaxie, want leerorde en ordeleer leere men ordelijk samen.

Maar wat niet allen kon bevredigen was dit: dat t e n s l o t t e die conferentiegangers voor een deel, ik zeg: voor een deel, aan de medestrijders gingen vragen: bevallen onze n i e u w e p l a n n e n voor de s t r a t e g i e van Adiaphoriomachie en onze nieuwe regelen voor de bediening van E u t a x i e u, ja of neen? Zoo neen, schorst ons dan toch. Schorst ons dan toch.

Verleden week herinnerden we eraan, dat één hunner aan de burgers uit zijn naaste omgeving vroeg: ben ik, als ik zoo en zoo denk, nu nog te dragen, ben ik zóó nog aanvaardbaar binnen de grenzen, ja of neen?

Om ronduit te spreken: het was dr F. L. Bos, die met eenige anderen aan de medeburgers van zijn naaste omgeving een brief zond van den volgenden inhoud:

Vlaardingen, 6 December 1949.

Ondergetekende ambtsdragers van de Gereformeerde Kerk van Vlaardingen (onderh. art. 31 K.O.),

Kerk van Vlaardingen (onderh. art. 31 K.O.), overwegende: a) dat de vrijmaJcing van 1945 voor hen is geweest een geloofsbeslissing, vraarbij zij, om de basis van gereformeerd kerkelijk samenleven te kumien handhaven, met een bloedend hart de naar ze hoopten tijdelijke gescheidenheid van vele broederen

hebben aanvaard; b) dat dezelfde God — Wiens roeping om elke boven de Schrift uitgaande conscientlebinding te verwerpen (1 Oor. 4:6; Gal. 5:1) ons toen tot een dolerend afzonderlijk kerkbestaan dwong — van ons vraagt om al het schriftuurlijk mogelijke te doen om weer met de broeders tot een verenigd kerkbestaan te komen

(Joh. 17 : 20—23; Ef. 4 : 1—6); c) dat door onze kerkelijke gemeenschap in haar geheel niet alleen aan deze roeping niet wordt voldaan, maar dat ook degenen, die op de vervulling van deze roeping aandringen, als , , frondeurs" worden beschouwd en behandeld;

en behandeld; d) dat in onze eigen gemeente de dienaar des Woords, om zijn in dezen geopenbaard gevoelen en om zijn pogingen om het zijne bij te dragen tot effening van de weg tot kerkelijke hereniging, nu reeds gedurende lan-/ ge tijd met de zwaarste onbewezen beschuldigingen / van afwijking van Schrift en Belijdenis en van ingaan tegen de geboden des Heeren wordt vervolgd;

tegen de geboden des Heeren wordt vervolgd; e) dat — zonder dat een der beschuldigingen ooit is prijsgegeven — de aanvallen zich tenslotte hebben toegespitst op de door hem mede-ondertekende achtste conclusie van de tweede conferentie van Oosterbeek en op de daarin vervatte solidaire schuld-erkenning betreffende een in de geschiedenis der vrijmaking bij­

komende vertroebelende factor; f) dat de helft van < je kerkeraad, daarin gerugsteund door de classis, hem thans zou willen pressen om die z.g. 'ongeadresseerde, onmiskenbare beschuldiging' van een adres te voorzien en te bewijzen, of met belijdenis

vaji schuld terug te nemen; g) dat — wat die eis met name betreft — het onzedelijk moet worden geacht om den betrokkene te dwingen om öf zijn historisch oordeel in zake de gang der vrijmaking, dat niemand persoonlijk treft, te vervangen door willekeurige persoonlijke voorbeelden en beschuldigingen, die, door de waardering der feiten samenhangt met eeu' verschil van interpretatie van art. 31 K.O., een bron moeten vormen van een om persoonlijke handelingen geconcentreerde onoplosbare twist, — óf zijn overtuiging, nog wel met belijdenis van schuld, prijs te geven;

h) dat het willen stellen van die dilemmatische eis des te verwerpelijker is, daar dit geschiedt, nadat de betrokkene alles gedaan heeft, wat hij met behoud van zijn overtuiging kon doen, om aan broeders die zich gegriefd gevoelden, tegemoet te komen, — gelijk blijkt uit een publicatie zijnerzijds in Kerkpost van 26 Juni 1949;

i) dat bovendien deze eis slechts 'een stok' Is, die men 'vindt' om 'de hond te slaan', gelijk blijkt uit het feit, dat men zijn mede-ondertekenaar M. H. L. Weststrate — eveneens lid van de Gereformeerde Kerk van Vlaardingen (onderh. art. 31 K.O.) — ongemoeid laat, terwijl ook het historische stuk, waaronder hun handtekeningen staan, elke actualiteit heeft verloren;

j) dat deze eis met al de overige beschuldigingen in kerkeraad en gemeente te herleiden is tot één complex: de radicale afwijzing van elke poging tot toenadering ten aanzien van de broeders van wie wij thans kerkelijk geseheiden zijn, daar men dit volgens eigen uitlatingen • • beschouwt als heulen met ketters;

k) dat dan ook in de kring van de beschuldigende kerkeraadsleden ten duldejijkste Is uitgesproken, dat Dr Bos en degenen die naast hem staan, zolang zij zich niet bekeren, de dis des Heeren zouden ontheiligen, en dat slechts het gebrek aan de nodige meerderheid in de weg stond aan het optreden met censuur en ambtelijke tucht;

1) dat de genoem.de broeders daardoor de samenwerking in de kerkeraad hebben onmogelijk gemaakt en de avondmaalsgemeenschap hebben opgebroken; m) dat deze toestand niet kan en mag worden bestendigd;

verklaren, dat zij hunnerzijds niet zwichten kunnen, daar zij het als een principale roeping des Heeren zien om zich te benaarstigen in het zoeken en voorstaan en bevorderen van het herstel der gebroken gemeenschap met de kerken, waarvan wij enige jaren geleden gescheiden zijn, en het afzonderlijk kerkbestaan zonder het met ijver najagen van deze roeping voor hen zonde is voor God;

en verzoeken de kerkeraad, met hulp van de genabuWde kerk, ten spoedigste een beslissende uitspraak te doen over de vraag, of zij met dit hun gevoelen en streven in de vrijgemaakte kerk hun ambten kunnen blijven bedienen, dan wel censuörwaardig worden geacht,

(w.g.) P. L. Bos, dienaar des Woords; A. Brouwer, ouderling; W. Geukema, ouderling; P. J. Leeuwensteln, ouderling; M. v. d. Schaft, ouderling; G. Boele, diaken; A. J. Gravesteijn, diaken.

Deze brief verzonden zijnde, kwamen de naaste maar anderszins gevoelende medearbeiders van de onderteekenaars met een brief hunnerzijds, waarin zij punt voor punt zich uitspraken over den voorgaanden:

Vlaardingen, 12 December 1949.

Aan de Classis der Geref. Kerk (onderh. art. 31 K.O.) Schiedam.

Weleerw. en Eerw. Broeders,

Betreffende het schrijven van zeven Kerkeraadsleden van dd. 6-12-1949, merken we het volgende op:

A. Dat bij de vrijmaking van 1945 nimmer gesproken is over een tijdel\jke gescheidenheid van vele broeders.

Dit pimt kwam nooit ter sprake. De vrijmaking Is geweest, een zich vrijmaken van duidelijke geconstrueerde zonden, die de toenmaals Geïef. Kerken tot valse kerken stempelden, om aldus de Geref. Kerken naar de ware confessie te redden. Of de gescheidenheid van vele broeders tijdelijk, dan wel durend zal zijn, laten we gaarne aan onze God over.

Zaak Is, dat de Geref. Kerken geen juk aantrekken, waardoor ze ophouden Geref. Kerken te zijn.

B. Dat dezelfde God — Wiens roeping om elke boven de Schrift uitgaande conscientlebinding te verwerpen (1 Cor. 4 : 6, Gal. 5:1) en alzo de Geref. Kerken te redden — thans ditzelfde van ons vraagt en wij alzo hebben te staan In de vrijheid, waarmee Hij ons heeft vrijgemaakt en allen die in deze vrijheid zoekeiï te staan, te roepen tot Zijn ware Kerk (Joh. 17 : 20—23, Ef. 4 : 1—6).

C. Dat door onze Kerken in haar geheel aan deze roeping wordt voldaan, wat wekelijks zichtbaar en hoorbaar is in pers en Woordbediening, waarin wordt opgewekt zich vrij te maken van valse bindingen en het zich voegen bij dé Kerk des Heeren volgens Schrift en Belijdenis.

D. Dat de dienaar des Woords alhier de roeping in punt O reeds maanden verwaarloost, ja zeifs door woord, samenkomsten en geschrift gemeenschap zoekt met hen, die God ongehoorzaam zijn en zich niet willen laten vergaderen tot Zijn Kerk.

Ja, zelfs wordt de punt van z'n zwaard gericht op broeders van hetzelfde Huis, zonder evenwel namen te noemen en deze dingen zijn het, die beroering onder Gods voik verwekken en eigen gemeente verstrooien.

E. Ja, Inderdaad spitst zich genoemde beroering toe op het punt van de 8e Conclusie van Oosterbeek n, daar hier rechtstreeks broeders van 't zelfde Huis worden getroffen, zonder evenwel hun namen te noemen en dit strijdt met het 9e gebod van Gods Heilige Wet.

F. Ja, de heift van de Kerkeraad ziet het als het recht des Heeren om voor de goede naam en eer van broeders te waken en verzoeken derhalve onbewezen beschuldigingen te bewijzen of met belijdenis van schuld terug te nemen.

Reeds al te lang heeft bedoelde helft van de Kerkeraad deze zaak laten liggen, doch hierop attent gemaakt door broeders uit eigen gemeente, door Classis en door Geref. Kerken van ons eigen verband (Eindhoven-Leeuwarden-Huizum) ziet deze helft van de Kerkeraad het als een plicht des Heeren op haar gelegd om alhier het recht des Heeren in Zijn Naam uit te oefenen.

G. Betreffende dit pimt merke dan ook de helft van de Kerkeraad op, dat, vasthoudende haar miening en roeping omschreven in punt F. — punt G. als geheel In strijd hiermee verwerpt en kan voorts in 't geheel niet volgen de gedachtengaug betreffende de waardering der feiten In de vrijmaking met een verschil van interpretatie van Art. 31 K.O.

Hier wordt in punt G., evenals in Conclusie 8 van Oosterbeek H de vrijmakingspllcht als els Gods een duw tu de rug gegeven en het Is onzedelijk dergelijke

beschuldigingen te lanceren in 's Heeren Kerk zonder namen en zaken duidelijk te noemen.

H. De helft van de Kerkeraad meent, dat Dr F. L. Bos niets heeft gedaan om gegriefde broeders in hun geweten gerust te stellen. Immers, de zakelijke inhoud van Conclusie 8 van Oosterbeek II blijft door Dr Bos tot vandaag toe gehandhaafd, zoals ook telkens op de Kerkeraadsvergaderingen wordt uitgesproken.

I. Bedoelde eis is dan ook geen „gevonden stok" om „de' hond te slaan", doch bittere ernst om het recht des Heeren te bedienen, (allereerst in de hring der ambtsdragers zelve — daar ligt nog steeds de grootste verantwoordelijkheid en daar moet allereerst klaarheid zijn, zal er kracht en getrouwe ambtsbediening krninen uitgaan naar buiten.

De mening, dat bedoeld stuk alle actualiteit zou hebben verloren, kaa de helft van de kerkeraad niet delen, vooral niet, als ze maar één blik werpt m onze kerkelijke pers en wat er vandaag in onze Kerken gaande Is.

J. De helft van de Kerkeraad en een deel van de gemeente roept alle gebonden broeders op zich vrij te maken van hun banden en zonden en zich te voegen bij de Ware Kerk.

Doch de Kerk des Heeren gaat zeker niet spreken met een valse Kerk, doch zal deze steeds toeroepen: „Bekeert U!"

K. Ja, de helft van de Kerkeraad zal inderdaad bij elke openbare zonde bekering moeten eisen in de naam des Heeren, anders zou inderdaad de dis des Heeren ontheiligd worden.

Bij meerderheid in de Kerkeraad zou dus ook Kerkelijke Censuur en Ambtelijke tucht moeten worden toegepast.

L. Niet genoemde broeders dus, doch hij en zij, die in deze zaak zondigen en het recht des Heeren niet willen bedienen, maken de samenwerking in de Kerkeraad onmogelijk en breken de avondmaalsgemeenschap op.

M. Accoord.

Wij verklaren: dat wij het als een principiële roeping des Heeren zien in eigen boezem en Kerk de zonden uit te bannen en ook ditzelfde geluid naar biüten hebben te doen horen.

Wij spreken uit, dat God de Geref. Kerken In '44— '45 redde uit de strik, om haar gekomen en dat zij naar Art. 27—29 van hun Belijdenis, de roeping hebben en ook zulks opvolgen deze Kerk te helpen verdedigen en bewaren tegen alle aanslagen van de vijand, en een ieder aan te zeggen, dat hij schuldig is zich bij de Kerk te voegen, wat de enige en juiste schriftuurlijke methode is om de gescheiden broeders te zoeken.

Wij spreken uit, dat er Inderdaad klaarheid moet komen over de vraag, hoe Christus Zijn Kerken geregeerd wil zien en wat in deze naar uitspraak van de Confessie is.

Wij spreken uit, dat we de uitdrukking „gebroken gemeenschap der Kerken", zoals hier bedoeld, niet verstaan, maar geloven dat Jezus Christus, het Hoofd der Kerk, wel zorgen zal voor de éénheid van het Lichaam en het bestaan van Zijn Kerk, ook al zou Zijn Kerk tot een klein aantal worden teruggedrongen.

Hij vraagt slechts getrouwheid aan Zijn gegeven Woorden en beloften en laat niemand dan Jezus Christus in Zijn vergaderingswerk voor de voeten lopen.

Tenslotte merkeu wij op, dat de Kerkeraad tot tweemaal toe in haar besluiten heeft vastgelegd, dat de Kerk van Vlaardingen zich zou stellen achter de besluiten van Amersfoort, hetwelk wij bewaard, nageleefd willen zien en bij dezen ook doen.

Bedoelde besluiten worden door Dr Bos en anderen «iet de daad steeds gesabotteerd.

Conclusie: Genoemde helft van de Kerkeraad kan dan ook niet anders dan afwijzend staan tegenover verklaring met overwegingen van de zeven broeders, die deze Indienden.

U de leiding des Heiligen Geestes toebiddend: (get.): De Ouderlingen: J. v. d. Caay, M. v. Middelkoop, J. .Struys, G. Veurink, A. v. d. Vlis, IJ. Woensdregt. De Diakenen: P. C. Alderliesten, P. v. d. Engel, H. V. d. Schee.

De medeburgers in wijderen kring uit de omgeving van eerste adressanten, in rijkstermen classicale vergadering geheeten, lazen den brief, waarin verzocht werd te zeggen: zijn we nu censurabel, ja of neen? En het antwoord luidde (een ander punt, rakende een bevreemdende uitspraak van een der Pacifieke C!onferenties, laten we, om zooveel mogelijk vrede te houden, maar onvermeld):

11. Schrijven van de kerkeraad van Vlaardingen dd. 11 Dec, bevattende de vraag of een aantal met name genoemde ambtsdragers op grond van hun als bijlage bijgevoegde verklaring al of niet censurabel zijn.

12. Een schrijven van negen leden van dezelfde kerkeraad betreffende dezelfde zaak.

Inzake de stukkeu onder 11 en 12 genoemd besluit de classis:

De. classis Schiedam, gelet op het verzoek-van de kerkeraad van Vlaardingen dd. 11 Dec. 1949, waarin gevraagd wordt een uitspraak te doen of broeders met een bepaald gevoelen daarom censuurwaardig zijn te achten; overwegende, dat de kerkeraad van Vlaardingen zelf niet een besluit inzake censuur genomen heeft; besluit bovengenoemd verzoek niet acceptabel te achten.

13. In behandeling komt het bezwaarschrift van Dr Bos CS. tegen de besluiten van de synode van Amersfoort inzake de „samenspreking", aan de hand van het rapport der commissie Korpershoek, Vonk, de Waard. De classis besluit te antwoorden aan de brs Bos CS., dat zij een fictieve tegenstelling maken tussen Groningen en Amersfoort, als zou Groningen niet eerst bekering eisen, doch Amersfoort wel, aangezien het te Groningen liep over de vraag of men op de overzijdse brief zou beginnen te reageren, indien niet vooraf bekering gebleken was; alleen déze vraag is toen bevestigend beantwoord en dit antwoord ten aanzien van de vraag over contactaanvaarding moet dus niet worden verplaatst naar en toegepast op de vraag over contact-bestèndiging. Reden, waarom de classis aan het verzoek der broeders om het betwiste besluit van Amersfoort Inzake samenspreking voor niet vast en bondig te houden, niet wenst te voldoen.

Tot zoover deze'officieele stukken. Ik geef toe: de stijl is wat ver verwijderd van die van mijn landkaartmeditatie. Waarom ik dan ook enkele opmerkingen, die meer rechtstreeks deze stukken raken, bewaar voor een volgend nummer.

Maar we zouden voor ditmaal nog eens naar onze landkaart willen turen, O, ook wij zitten boordevol met critiek op kaart en ontwerper. Maar wij zouden willen vragen: zou het nu geen tijd worden, op te houden met het op de kraag spelden van een eerespeldje: grenspostsoldaat; lid van de bezettingstroepen van de grensbewakingsfortificaties?

Ik kijk die kaart nog eens aan, en ik zie dan in het midden, rechts en links van de Orthodoxierivier, een heele massa steden en dorpjes, allemaal met mooie namen. De ééne wat verder van de grensgebieden dan de andere. Sommige vlak naast de rivier, die, tegen dat ze de Pacifieke Zee, en de daaraan liggende Kaap de Goede Hoop bereikt, breeder en breeder wordt. Maar bijna alle steden liggen óf rechts óf links van de rivier. En dat is'het ongeluk van die uit geografenwijsheid opgebouwde kaarten van symboliek. Het leven zelf, dat God geschapen heeft, lacht wat om onze geografische kaarten en ruimteverdeelingen, en om ons forten bouwen, één naar rechts en één naar links. De grenswacht staat in de kerk in 't midden!! En het leven lacht wat om ons aller (ja, ik zeg: AL­ LER) flaneeren m.et onze mooie decoratie, als onderdeel van de grenswachttroepen-met-dat-mooie-speldje: "WIJ zijn van Fort Adiaphoriomachie, en WIJ zijn van fort Eutaxie. Of: "WIJ willen de buitenlanders van Pseudorth'odoxieland saneeren, en "WIJ willen de verdwaalden van Geestdrijversgebied penetreeren, en meteen in het binnenland (waar de „leiding" ens, grenstroepen, niet vertrouwt) den boel saneeren. Ik h è b wel eens hooren zeggen, dat lui-aan-de-grens extremisten zijn; en ik zeg daarom tot wie het booze woord hanteeren te meer: pas op voor die beeldspraak. En houd die kaartenteekenaars in het vizier, ook u zelf. En ons allemaal. De Koning is onze grenswacht! Hij heeft zijn orders te geven uit het Boek.

De teekenaar uit Langius heeft het gevaar wel gevoeld. Want hij heeft DRIE steden op de kaart gezet, die centraal gelegen zijn, niet alleen, maar OOK aan BEIDE oevers van de Orthodoxierivier (uit wet en evangelie saamgestroomd) zijn gebouwd; steden dus, waarvan de burgers tegelijkertijd door contact met het centrale gezag zoowel naar Fort Leerwacht als naar Fort Ordewacht bulletins kunnen sturen, gedicteerd door den Koning, of, uit zijn Woord gelezen.

De ééne stad isPalingenesie-sta d (wedergeboorte), hoofdstad blijkbaar van de z u i d e-1 ij k e provincie: lUuminatiegebied. Daar begint het te lichten: als we nu weer eens naar het centrum toegaan, en vlak naast de rivier?

De tweede stad, aan beide zijden gebouwd, is

•Christopolis, Christusstad, en ligt in de Mid-< ienprovincie, in Justificatiegebied. Als we nu weejf eens gingen leven uit het geloof, óók wat de zorg van God voor de kerk betreft, ook wat aangaat ZIJN zorg voor de regeering van wie buiten zijn, en de toebereiding van de uitverkorenen? Als we dus weer eens gingen leven uit het GELOOF, dat alleen zich hecht aan wat BELOOFD is, en niet maar aan óns, op óns fortje in elkaar gedraaide formuletje-nummer-x-en-'één?

En de derde stad, óók aan beide oevers hooggelegen, is de stad Hagiopolis. Stad der uit rechtvaardiging verkregen heiliging. Ze ligt in de provincie van het Noorden, bovenaan bij de Pacifieke Zee: in Vernieuwingsgebied dus. Als we nu weer eens gingen bedenken, allemaal, dat de vraag van vernieuwing (en dat beteekende vanouds: „voortgaande reformatie" meen ik) heusch niet alleen de kwestie raakt van: ben ik zuiver in de eenheidsverlangens, maar even hard de kwestie betreft: stel ik de tegenstellingen zuiver? Ik voor mij meen, dat het stuk van dr Bos op dat punt niet voldoet aan de eischen, en hoop juist dat volgende week te bespreken.

Zoodat ik maar zeggen wil: als dr F. L. Bos nu «ens heel duidelijk zeggen wil, ofhijmetonswil wezen, ja, of neen? In het centrum, «n niet op een of andere fortificatie in ons grensgebied, met grensverkeer en grenssituaties ? Wij laten ons niet aanleunen, dat hij voor de eenheid is, en wij niet. Wij zijn heel blij, dat de classis Schiedam heeft gezegd: Wij leggen u geen nieuwe bindingen op, en verklaren Biet expres als een vragenbusredactie: iemand die die «n die formule overneemt is censurabel. Je bent nooit censurabel om een formule, nooit om een kort begrip van een doctrine, nooit om een zinnetje, dat je nota bene als omschrijving van een deugd zelf in elkaar gezet hebt. Je bent alleen censurabel om openbare en grove zonden, waarin je hardnekkig blijft. Anderen uitlokken, — uit de tent lekken —, dat behoeft niet, maar het kan wel een beetje lijken op schermutselingen, als tégen den tijd, dat ergens een oorlog op til is. Dat bedrijf wordt ook vaak voorafgegaan door grensincidenten. De bemanning van Fort Adiaphoriomachie tegen die van Stad Adiaphorie, vlak over de grens. Een patrouille van Fort Eutaxie tegen een van Stad Ataxie, over de grens. Zoo gaat het vaak vóór een o o r 1 o g-naar-buiten. Wil men 19 e n a d e-r i n g-naar-buiten, en wil men die doorzetten, dan krijgt men overeenkomstige incidenten, maar nu om te kijken wat men binnenslands toe zal laten of verbieden.

Het eerste wat we noodig hebben in 1950 is: een hartelijke verklaring: ik wil graag met u allemaal de kerk des Heeren bouwen, en meedoen, en ik beweer niet, dat i k de man der eenheid ben, en de anderen niet. Dr Bos kan nu laten zien, wat hij na Oosterbeek beslist heeft. Ze hebben hem daar in den steek gelaten, wat we hem voorspelden. Hij vond het onjuist, als wij zeiden: de vrijmaking als acte van trouw wordt (factisch) aangevallen. Nu lees ik daar evenwel iets over „een doleerend afzonderlijk k e r k b e s t a a n". Wat wil dat ? Afzonder lij k, dat is een term van een spreker, die staat binnen onze grenzen, die wij warempel niet zelf hebben getrokken. Doleerend beteekent een herinnering aan een nog staan binnen de grenzen van wie de grenzen der kerk van boven af hebben verknoeid. We gelooven, dat er een kerkelijk samenleven, zonder zondaars op een zondaarsbankje mogelijk is, en dat zelfs nader contact, dat langs openbare wegen en na duidelijke afpaling van onderwerpen en na resolute blootlegging van posities voorbereid en gevraagd wordt, mogelijk is, als we maar eens eerst hooren: ik denk er niet over, weg te gaan, en ik wil ook niet langer me laten gelden als vredesman, tegenover anderen die het niet zouden zijn, maar ik dank God als ik blijven mag op een preekstoel, die Greydanus open bleef staan, en ik ga de scheurmakers wijzen, waar ze zitten: bij de verand e-raars van de wet. En ik ga niet meer naar besloten conferenties met buitenlanders of binnenlanders.

En als dat du'ide)lijke woord, en dat weer eens hartelijk gaan staan in het centrum niet komt, dan is alle vraag om een gesprekje maar een vraag zonder zin. Vooral, als we worden opgehouden met de dreigementjes: doe het n ü, want anders is het te laat. De classis Schiedam heeft gezegd: gij daar met uw opvattingen over grensverkeer, en wij in ons vergaderingswerk, wij moeten samen elkaar niet nieuwe bindingen opleggen, doch ons houden aan de bestaande regelen van het Imperium Orthodoxiae Evangelicum. En dat is heel erg nuttig geweest. We willen precies weten, wat we aan elkaar hebben, en bij welke regelen wij willen leven. Want het grensverkeer staat onder hetzelfde gezag als het binnenlandsche; de Kroon van onze Unie is niet van papier. Haar wèt staat echter op papier. Weg daarom met de'papiertjes: kan-het-soms-zoo ?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 januari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Noch Adiaphorie, noch Ataxie, noch de Grensposten

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 januari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's