GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

DS C. HOTJTMAJV (ZWOLLE) MET DE STUKKEN WEERLEGD.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

In dezelfde week verschenen twee artikelen. Het ééne is van den synodocratischen ds C. Houtman te Zwolle, het andere van ds D. K. Wielenga te Rotterdam.

Ds C. Houtman schreef in zijn blad (28 April) over een niet-openbare samenspreking met eenigen, die zijn overgegaan tot de synodocratisch geregeerde Zwolsche gemeenschap. Hij schrijft:

We konden elkaar overtuigen, dat de ruimte, die onze broeders wensten ten aanzien van de Verbondsopvatting, er thans zeker tn onze kerken Is. Er Is geen binding aan de z.g.n. veronderstelde wedergeboorte (en de oorzaak van de vrijmaking was toch de binding, die men zag boven Schrift en belijdenis, ook al wordt van bepaalde zijde In de kerk van Art. 31 K.O. dat nu tegenwoordig verdoezeld). Kerkrechterlijk kon onze broeders, op grond van de Haagse besluiten, de verze-' kering gegeven - worden, dat er ruimte is voor het uitleven van consciëntie-bezwaren binnen het kerkverband, dat er een tolerantle-mogelijkheid is , waarop een in zijn conselëntie bezwaarde recht heeft krachtens de gemeenschap der heiligen.

Zonder van dit stuk iets af te weten, immers in zijn blad van 29 April schreef ds D. K. Wielenga een artikel over „Kerkelijke Geldigheid". Terwille van de met de feiten strijdige propaganda, die onze kerken wil ontbinden, neem ik ds W.'s artikel onverkort over:

KERKELIJKE GELDIGHEID.

In verband met een paar vragen bij mij Ingekomen •wil ik naar aanleiding van het opschrift van dit artikel enige dingen in het midden brengen. Het opschrift is ontleend aan een officieel stuk door de synode van de Gereformeerde Kerken te Den Haag 1 Maart 1950 in de handel verkrijgbaar gesteld. Zoals ge weet gaat het daarin over een rapport en een besluit inzake samenspreking met en mogelijkheid van hereniging met de Geref. Kerken onderh. art. 31 K.O .

Ons wordt verhaald van de samenspreking van synodale deputaten met een zestal broeders die ons kerkverband verlaten hebben, laat me het op deze zachte wijze mogen opmerken. Er is aan deze deputaten eipn „samenvatting van gevoelen" voorgelegd. „De zes genoemde broeders bedoelen er niet mee, naast de „Vervangingsformule 1946" een nieuwe verklaring of een Interpretatie ter officiële sanctlonnering aan te bieden, maar zij - wilden enkel zekerheid verkrijgen over de vraag, of naar het oordeel Uwer deputaten deze samenvatting in overeenstemming is met de' „Vervangingsformule".

In dat geval zou hun bezwaar tegen de „Vervangingsfoimule" vervallen zijn en zou er in ieder geval geen confessionele be'emmering meer zijn voor kerkelijk samenleven.

Uit de bespreking bleek duidelijk, dat de broeders met hun samenvatting in overeenstemming waren met wat in de Gereformeerde Kerken kerkelijke geldigheid (onderstreept door D. K. W.) heeft, zodat zij konden verklaren met de „Vervangingsformule" in te steramen".

Het zal U opvallen dat de norm voor kerkelijk samenleven is de vervangingsformule. Wie het daarmee

eens Is wordt met open armen ontvangen. Er is niet gevraagd door het zestal broeders: is onze samenvatting van gevoelen in overeenstemming met de Schrift en Confessie? Er is niet geantwoord door de deputaten: uw samenvatting van gevoelen zullen wij alleen mogen toetsen aan Schrift en Confessie. Over Schrift en Confessie is geen woord gesproken. Maatstaf en norm is de Vervangüigsformule 1946.

Wat dat betreft hebben de broeders en de deputaten zich eerlijk gehouden aan een besluit van de Haagse Synode November 1949. Laat me weer de officiële stukken laten spreken. Want ik zou niet graag willen dat enig lezer mij zou willen geloven op mijn woord. Nee, leest U de stukken zelf. En dan' kimt ge U zelf een oordeel vormen over een en ander. Ik citeer dan uit Enkele Belangrijke Besluiten, Kok, 1950: op blz. 7 leest ge onder het hoofd: A. WAT BETREFT DE BE­ ZWAREN TEGEN „TE ENGE BINEING". 6e. dat er niet voldoende argumenten zijn aangevoerd om de synode te bewegen de Vervangingsformule los te laten, of deze althans los te maken van de uitspraken van 1905, sub 4, al is, wat dit laatste betreft, de zakelijke inhoud van deze uitspraak „alleen en uitsluitend te vinden in de nieuwe Verklaring" (Acta generale synode van Zwolle 1946, art. 399, sub 3).

Hier staat uitdrtikkelijk dat de Vervangingsformule niet mag worden losgemaakt van de uitspraak 1905, sub 4. Waar handelt dat vierde punt over? U raadt het nooit!!! Over de ONDERSTELDE WEDERGEBOORTE. Wat U zegt! Wie dat eenmaal leest, vraagt zich af wat Ds B. A. Bos bewogen heeft om als volgt te schrijven In De Roeper van 8 April 1950. „Elke gedachte aan een z.g.n. leer van veronderstelde wedergeboorte als grond voor de doop is weg. En elke binding aan deze leer is een fictie. Een dergelijke binding is er niet. Wie zou zeggen dat de Gereformeerde Kerken binden aan de leer der veronderstelde wedergeboorte, spreekt de waarheid niet. Deze leer heeft geen enkel kerkelijk gezag".

Ge zult zeggen dat Ds Bos het heeft over de BIN­ DING. Sta me toe daarop straks terug te komen. Maar het gaat me nu alleen maar over de belangrijke kwestie: Wat zegt de Synode zelf van die onderstelde wedergeboorte? De Synode spreekt uit de Vervangingsformule niet los te maken van de uitspraken van 1905, sub 4. Dat is voor mij voldoende. Klare taal. Ik moge citeren uit de officiële ACTA van de buitengewone generale Synode Utrecht 1946. Art. 197 laat ons lezen onder de overwegingen:

Ie. dat de laatste jaren velen in de kerken moeilijkheden blijken te hebben met de FORMULERING DER VERKLARING VAN 1905 ten 4e (door mij kapitaal gedrukt).

Ge weet dat punt 4 handelt over de onderstelde wedergeboorte. Onder de uitspraken leest ge:

„Ie dat de ZAKELIJKE INHOUD der betreffende uitspraken van 1905 en 1942 als in overeenstemming met Schrift en Belijdenis NIET PRIJSGEGEVEN mag worden". Dat betekent dus niets anders dan dat de leer der onderstelde wedergeboorte zakelijk gehandhaafd maar voor het geval anders geformuleerd is. Dat is voor mij voldoende. Het is klare taal.

Al wat verder volgt in deze „eenvoudige uitspraalc des geloofs", dit zijn de woorden der ssmode zelf, moet dus in dat licht worden gelezen.

Voorts spreekt de synode uit:

5e. dat deze nieuwe verklaring dient ter vervanging van die van 1905 ten 4e en 1942 aangaande het genadeverbond sub 2—4. (Weet U uit Uw hoofd nog precies wat daarin stond? )

6e. dat deze nieuwe verklaring, ALS KERKELIJKE LEERUITSPRAAK gedaan op grond van Schrift en Belijdenis, UITERAARD BINDEND GEZAG HEEFT.

Belijdenis, UITERAARD BINDEND GEZAG HEEFT. Ik kan hieruit niet anders concluderen dan dat de anders geformuleerde leer der onderstelde wedergeboorte met Schrift en Belijdenis In overeenstemming is en naar de aard van leeruitspraken weer BINDEND GEZAG heeft. U mag wat mij betreft ook anders formuleren, maar het komt zakelijk op hetzelfde neer: KERKELIJKE GELDIGHEID. Want wat in de Kerk des Heren geldt is het Woord des Heren en wat naar Zijn Woord beleden wordt in de Confessie.

Dit alles is ook te Den Haag uitgesproken onder A. 3e. dat de uitspraaJc van de generale synode van 1905 sub 4 een confessioneel karakter draagt en dat derhalVfe de „binding" aan de leeruitspraken van 1942 en '43, in overeenstemming met de aard van elke confessionele uitspraak van een generale synode (zie Acta buitengewone Synode van Utrecht 1946 art. 229) hetzelfde karaJcter heeft gedragen als de |„bindtng" aan de leeruitspraken van de Synode van Utrecht sub 4 (1905). Over de zakelijke inhoud van de leer der onderstelde wedergeboorte handelt Den Haag 1949 onder A. 5e.

A. 5e. Ieder kan nu begrijpen dat het zestal broeders met de deputaten niet behoefden te handelen over de brandende vraag: of him samenvatting van gevoelen naar de maatstaf van Schrift en Confessie was te toetsen. Wie de maatstaf aanlegt van de Vervangingsformule heeft tevens de Schrift en de Belijdenis laten spreken. Dat is voor mij dan ook voldoende. Het is klare taal, voor wie althans lezen kan en wiens geheugen wordt opgefrist door de lezing van enige officiële stukken, voor ieder in de handel verkrijgbaar voor idem zoveel.

Ik trek nu enige conclusies:

1. de leer der onderstelde wedergeboorte is zakelijk gehandhaafd, doch anders geformuleerd.

•2. Deze zakelijk anders geformuleerde leer der onderstelde wedergeboorte heeft uiteraard bindend gezag, heeft kerkelijke geldigheid.

3. Wat ds B. A. Bos in De Roeper heeft geschreven is in strijd met de waarheid en de werkelijkheid.

Hij kwam zo te zeggen dat wie zeggen zou dat de Geref, Kerken binden aan de leer der veronderstelde wedergeboorte, de waarheid niet spreekt. Dat deze leer geen enkel kerkelijk bindend gezag heeft.

Wat zal ik Ds Bos tenslotte antwoorden? Wel, dit. Hij kan evengoed als "ik precies weten uit de officiële stukken hoe de zaken staan. Hij kan evengoed als !k zijn lezers volledig inlichten, met de citaten erbij. Hij doet dat niet. Waarom niet? Hij weet niet wat hij schrijft? Dat zou toch al te dwaas zijn om te veronderstellen. Hij vyll het niet weten? Maar dat wil er bij mij ook niet in. Wat dan? Ik zeg, maar dan op grond van de stukken: Wie spreekt zoals Ds B. A. Bos spreekt en schrijft, spreekt de waarheid niet. Het doét me leed dat te moeten laten drukken.

Waarom Ik deze dingen schrijf? Omdat mij wordt voorgelegd een artikel van Ds Houtman in de Gereformeerde Kerkbode van Zwolle.

In het Paasnummer van 7 April 1950 schrijft hij iets over „DE BINDING". Hij zegt dan dit: „Als ik het dus heb over de „binding" dan loopt de kwestie niet over het feit dat er in onze kerken binding is aan Schrift en Belijdenis, natuurlijk is die binding er — maar over de vraag of er een binding is boven Schrift en belijdenis.

Nu, wat dat laatste betreft, aarzel ik niet om ronduit te verklaren, dat wie dit nog durft te beweren na de Synodevergadering van 1 Maart j.l. pertinente onwaarheid spreekt".

Ds Houtman is dus van overtuiging dat wat gebonden is in zijn kerken naar Schrift en Belijdenis is. Wie bindt aan de leer der anders geformuleerde leer der onderstelde wedergeboorte is niet BOVEN Schrift en belijdenis gebonden. Maar daarover loopt het ganse geschil. Dat is nu juist precies in discussie. Ds Houtman weet niet beter, maar dat kan toch niet verwacht worden van een herder der schapen. Of Ds Houtman spreekt pertinente onwaarheid, maar dat 'kan toch haast niet. Dat is toch ongelofelijk, niet waar, waarde lezers ?

Wat^an? Er is maar een oplossing, dat Ds Houtman verblind Is. Hij is zo met hart en ziel aanhanger van de synodale leeruitspraken dat hij niet eens meer de Inhoud ervan ziet en verstaat.

Resten me nog enige dingen op te merken in verband met het opschrift boven dit artikel.

Waarom wel een oordeel gevraagd van en gegeven door deputaten van de synode van Den Haag over deze samenvatting van gevoelen? Waarom niet een oordeel gegeven over en rechtsgeldigheid verleend aan de z.g.n. Verklaring van gevoelen, gelijk gevraagd is aan en geweigerd door de synode van Den Haag ? Het antwoord op die vraag is moeilijk te geven. Laat ons een poging daartoe doen. Want ik kan niet in den brede ingaan op de lijdensweg van de Verklaring van gevoelen. Laat me de stukken mogen laten spreken.

Den Haag 1949 zegt 'A. 7e dat aan het verzoek om een oordeel te geven over en rechtsgeldigheid te verlenen aan de z.g.n. Verklaring van gevoelen, niet kan worden voldaan, omdat a. enz.; b. de synode het noch noodzakelijk, noch gewenst acht naast de Vervangingsformule van '46 aan deze Verklaring kerkelijke geldigheid te verlenen. Ik vind dit behoorlijk duidelijk. Ik lees hier van kerkelijke geldigheid. Die" heeft alleen de Vervangingsformule. De samenvatting van gevoelen door Ds Bos c.s. is wel in overeenstemming met de Vervangtngsformule en met wat kerkelijke geldigheid heeft. Ik weet dan wel genoeg. Wie de „leer" van de Verklaring van gevoelen aanhangt Is niet in overeenstemming met de Vervangingsformule en met wat kerkelijke geldigheid heeft.

Ten laatste.

Die binding dan toch, is die er of niet? Ja, lees art. 229 van de synode van Utrecht 1946. Die speciale binding was noodzakelijk, zie sub 6. Waarom noodzakelijk? Lees sub 4e dat volgens de bewoordingen van de beslissingen van 1905 Inzake „de veronderstelde wedergeboorte", n.l. , , volgens de belijdenis onzer kerken..." , , deze uitspraak een bindend karakter droeg zodat ieder, DIB HAAR VERWIERP, MET DE CONFESSIE IN STRIJD KWAM".

Kerkelijke geldigheid heeft alleen Schrift en Belijdenis. Niet de zakelijk gehandhaafde maar anders geformuleerde leer der veronderstelde wedergeboorte. Deze zakelijk gehandhaafde doch anders geformuleerde leer is uiteraard met bindend gezag opgelegd.

Met dank aan de Here, de Vader der lichten en met lofprijzing van de enige Bisschop der Kerk, mag Ik U tenslotte voorleggen het besluit van de Synode van Groningen 1946 art. 113:

A. dat de verklaring der generale synode van Utrecht 1905 betreffende het dixsgenaamd „tnfra-en supralapsarisme", de dusgenaamde „eeuwige rechtvaardigmakmg", de dusgenaamde „onmiddellijke v/edergeboorte' en de dusgenaamde „onderstelde wedergeboorte", veelszuis onjuist en daarom reeds als pacificatie-formule ondeugdelijk Is;

B. dat deze verklaring door onze kerken niet meer voor haar rekening wordt genomen".

Kerkelijke geldigheid heeft in onze kerken alleen de belijdenis der kerken. Niets minder en niets meer. Wat iemand onder ons leert wordt niet getoetst aan de een of andere formule, of de een of andere samenvatting van gevoelen. Norm der waarheid is de Schrift. Zij alleen heeft onder ons gezag, bindend gezag. Kerkelijke geldigheid heeft alleen de Confessie.

De waarde van dit artikel ligt in zijn voor ieder controleerbare citaten. Ook die lezers, die allang weten, hoe de vork in den steel zit, kunnen zich voor dit artikel toch interesseeren: uit den haast onoverzienbaren paperassenberg neemt het precies datgene over wat van beteekenis is. K. S. over wat van beteekenis is.

NIEUWE WAAKSCHUWING VAN DS VEIXENGA.

Ds IJ. K. Vellenga schrijft in zijn (synodoer.) orgaan voor Dr. en Ov.:

Een vorig maal schreef Ik reeds, dat de methode, die onzerzijds gevolgd wordt, om de vrijgemaakten tot hereniging te bewegen, niet mijn volle Instemming heeft.

Even later:

Toen Samuel de band met Saul verbreken moest en hem niet meer zag tot de dag van zijn dood toe, droeg hij evenwel leed over Saul. Daar lag volstrekt geen stille bekentenis In, dat hij Saul te hard had aangesproken.

Dat was juist de zaak. Samuel zei: dit en dat heb ik gezegd; en anders niets; en ik vervang dat met; en wie iets anders er bij haalt, dan ik zelf er bij te pas bracht, beleedigt mij als richter. Maar déze „richters-houding" van Samuel ontbreekt bij ds V.'s medestanders, in hun officieuze doen, waarmee ze het officieele inleiden of overbruggen.

Intusschen is ds V. — nadat hij voor de zooveelste maal heeft verzekerd, dat wij „star" zijn (ondanks ons aanbod van samenspreklng na een klein bewijs-„j e, dat het zin heeft) niet tevreden over de door „de zijnen" aangewende concrete pogingen tot contactverkrijging:

De practische wijze van handelen, waarin dit pogen zich geopenbaard heeft en openbaart, is verwarrend.

Wij komen niet weg voor de vraag of de vrijmaking voor den Heere verplicht en noodzakelijk was óf het tegendeel, en in verband daarmee voor de andere vraag of de vrijgemaakte kerken wettige kerken zijn of niet.

We kunnen ons natuurlijk op het standpunt stellen, dat ze er zijn en dat we over die wettigheid maar niet teveel moeten spreken, of misschien helemaal niet spreken, omdat er dan nooit iets van een hereniging terecht zal kunnen komen, maar daarmee is die vraag niet tot zwijgen gebracht. Ik kan mfl indenken, dat iemand zegt: man, houd op met die vraag en sta de hereniging niet in de weg. Maar Ik geloof, dat, als wij het over die vraag bij de hereniging niet eens zijn, er van geen hereniging sprake is. Want dan zal zij blijven knagen aan onze eenheid en vroeg of laat ons weer tegen elkander opzetten.

ALS men ons „als kerk" behandelde, dan zou dat miserabele geheime gewroet in onze ingewanden (weet ds V. wel, w a t er gebeurt, en h o e er gewerkt wordt? ) niet gesdiiieden. Hij heeft gelijk: wat NU gebeurt, bederft voor goed alles. Het is voor ons het bewijs, dat men niet komen wil tot een open en op de zaken zelf ingaand gesprek. ALS men DAT NOG wilde, zou men niet doen wat thans gebeiut.

Na enkele (o.i. niet juiste) opmerkingen over de vraag, waarin we wèl en niet het eens zijn, zegt ds V.:

Als er nu hereniging zal zijn, is het niet nodig te jubelen over onze enigheid omtrent al datgene, waarover nimmer verschil was, maar noodzakelijk te weten, dat we het eens zijn juist op dat éne punt, En dat de vrijmaking te veroordelen was.

Misschien zijn dit geen tactische woorden In het huidig tijdsgevirrlcht. Ik schrijf ze niet neer om roet In het eten te gooien. Maar ik gelóóf niet aan een werkelflke hereniging, als we het met elkaar er niet over eens zün, dat de vrijmaking verwerpelijk is geweest, al zouden we ook allemaal weer tot één kerkgemeenschap behoren.

En dit punt is, naar mijn gevoelen, in de herenigingspogingen teveel In een hoek gedrukt.

Hij heeft gelijk. Het kan den huldigen succesjagers weinig schelen hoe iemand staat tegenover de goddelijke regelen van 1944. Als hij maar een succesje wordt. Een veulen van Troje krijgt Troje wel klein. Men komt tegenwoordig doodkalm een predikantsplaats presenteeren op een goudschaaltje!

Ds V. vervolgt, lettende op den nerveusen handel van: WIP, ineens uit het kerkeraadsbankje bij de „muiters", en WIP, ineens i n het kerkeraadsbankje der „w^are kerk":

Ik las reeds van een aantal ambtsdragers die teruggekeerd zijn, ik bedoel: die zich met ons herenigd hebben. Er waren er onder, die indertijd geschorst zgn. het werd toen officieel aan alle classes meegedeeld. Maar de eerste officiële mededeling, dat een weleer geschorste op grond van terugkeer van de dwalingen zijns weegs in ambtelijke ere hersteld is, moet nog komen. Zulke dingen zijn mij niet helder.

Och, ds v., dat zoo'n geschorste van de dwaling zijns wegs teruggekeerd is, dat vertellen ze tegenwoordig bij u aan den rechter (Axel). Maar niet meer aan de.kerk. Als je niet wip-eruit-en-meteen-wip-erin doet, dan mocht de vrucht der geheime afspraak eens verloren gaan en iemand van de muiters met contra-argumenten komen.

Vervolgens raakt d.= V. een zeer delicate kwestie aan. Wat doen die met ds B. A. Bos „teruggekeerde zondaren" nu eigenlijk? Wegloopen van den één? Of zich in den Geest verbinden mét den ander? Eerst wordt door ds V. iets geïnsinueerd over „de verdrukking" — bij ons! Hij moet maar eens vergelijken wat destijds niet mocht bij de zijnen in '44, en wel is toegelaten bij ons. Overigens zegt ds V, :

Maar een werkelijke hereniging met ons zal niet gefundeerd kunnen zijn in een onmogelijkheid van verder verkeer met anderen, doch alleen in een hartelijk eens zijn met ons.

En ziehier zijn toepassing:

Het komt er nu op aan even beslist te blijven als we toen waren. Niet om ons zelf te handhaven. Het is vervloekt dat te doen. Maar om de waarheid te handhaven.

Nu moeten we waakzaam zijn, anders zullen onze kinderen met de last van onze onbeslistheid hebben te worstelen.

Bedoelt ds V. confessioneele en kerkrechtelijke onbeslistheid? Maar die is er van allen kant, vooral nu wij zijn weggewerkt. Bedoelt hij onbesUstheid in het binnenhalen van wie maar „terug" wil — wij zeggen: „weg" wil — indien maar niet officieel bakzeU gehaald wordt? Maar op dat punt hebben de eigenlijke instructeurs van synode en van ToomvUet nog altijd de plannen die al jaren lang bij hen bestaan.

Daarom zal het wegloopen van diegenen, die men in geheime bijeenkomsten vangt, ds V. niet helpen in de bereiking van zijn doel:

Het moet er ons niet maar om te doen zijn, dat ze terugketen tot ons. Het moet er ons om te doen zijn, dat ze gaarne mee instemmen met de door ons beleden waarheid. Eu als ze dat niet van harte doen, is er van geen hereniging sprake, d.w.z. van geen echte heremging.

Het kerkelijk leven is geen ktaderspel en een kerkscheuring is wat anders dan een burenruzie.

Als die niet vroom en oprecht beëindigd wordt, blijft ze voortwoekeren.

Juist. En had \i dan maar eens eerder gezegd, dat de weigering der samensprekingsdeputaten om een paar woorden op papier te zetten, den boel voor altijd verknoeid heeft. Gelijk de laatste weken het óók doen. „Vroom en oprecht" beëindigen? U kunt in Meppel protesteeren, maar in Zwolle doen ze precies tegen uw meening in. Trouwens overal. In Zwolle. In Zuidlaren.

En elders. Men mag alles volhouden wat men als vrijgemaakte in '44 gezegd heeft. Als men maar over komt. Ds V., is U bang voor onbeslisten? U krijgt , , Joop en Henny" en andere onbeslisten. Maar verder U zoekt het hier en daar. Maar zoek liever nabij. Het is de dr H. N. Ridderbos-en dr den Hartogh-geest, die U parten speelt. In hun eigen blad schrijven: niets veranderd, niets veranderen. Aan den anderen kant de Toomvliets gebruiken voor de propaganda: er zijn wonderen gebeurd, Jezus Christus heeft dit en Jezus Christus heeft dat gedaan. Er zijn „tweelin­ gen" in uw kerksohoot, ds Vellenga.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 mei 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 mei 1950

De Reformatie | 8 Pagina's