Ds Veltman nog steeds ketter en scheurmaker

Ds H. Veltman, Zeist, dien men (naar we reeds meldden) probeert te benaderen van synodocratische zijde, ontving volgend briefje:

„De Baad der Gereformeerde Kerk van 's-Hertogenbosch en de Raad der Gereformeerde Kerk van Tilburg, in gezamenlijke vergadering te Tilburg bijeen op 21 April 1950, kennis genomen hebbende van het rapport der comralsaie, in hun vergadering van 27 Februari 1950 benoemd om „aan de hand van de officiële stukken en publicaties, de gronden voor de schorsing van Ds H. Veitman na te gaan, daarover rapport uit te brengen en een eventuele uitspraak dienaangaande voor te bereiden";

overwegende:

a. dat volgens Schrift, Belijdenis en Kerkenordening dan pas sprake is van , , valse leer" „wanneer sommigen enige dwalingen hardnelddglqk drijven of aannemen, strijdende tegen de grondstukken der zaligmakende leer";

b. dat het indertijd hun bedoelen is geweest als eersten grond voor de schorsing van Ds H. Veltman te verklaren „dat Ds H. Veltman afwykt van de belijdenis der Gereformeerde Kerken inzake het genade-verbond", zonder daarmede te willen zeggen, dat hij enige dwaling hardnekkig drijft, strijdende tegen de grondstukken der zaligmakende leer; hetgeen aan Ds H. Veltman bekend kon zijn en taderdaad bekend was;

c. dat de formulering van het schorsingsbesluit dan ook geheel conform die bedoeling had moeten zijn, althans daartegen niet mocht streden;

verldaren:

1. Ten aanzien van de uitdrukktag „het leren van valse leer",

a. dat deze uitdrukking ten onrechte in het schorsingsbesluit d.d. 15 October 1945 is opgenomen en

b. dat zij betreuren, dat zulks is geschied en daarover hun leedwezen aan Ds H. Veltman betuigen;

2. ten aanzien van de • uitdrukking „het bedrijven'van openbare scheurraaking", dat deze uitdrukking, zoal niet noodzakelijk, dan toch met recht in het schorsingsbesluit van 15 October 1945 is opgenomen; en

besluiten:

1. van deze uitspraak kennis te geven aan Ds H. Veltman en aan de Gereformeerde Kerk (onderhoudende art. 31 K.O.) van 's-Hertogenbosch, met overlegging van het rapport; en aan de pers;

2. aan ds H. Veltman voorts mee te delen, dat de nu nader verklaarde schorsingsgrond, die vooralsnog als juist gehandhaafd moet worden, geheel vervallen zou, indien hij thans verklaarde, in verband met de uitspraken der Gen. Synode van 's-Gravenhage-1949 ter zake, de leeruitspraak van 1946 te aanvaarden, waarop de Kerkeraden voornoemd, onder overlegging van de besluiten van de Gen. Synode van 's-Gravenhage-1949, ten ernstigste aandringen.

Namens de Kerkeraden van 's-Hertogenbosch en Tilburg,

J. V. d. MBUL.EN, h.t. praeses.

OTTB, h.t. fecriba. „

Op dit merkwaardige brokje verlegenheidsge'schrift heeft Ds H. Veltman geantwoord als volgt:

Zeist, 28 April 1950.

Aan de Raad van , , de Gereformeerde Kerk" (syn.), 's-Hertogenbosch.

Mijne Heren!

Uw brief van 25 April met bijlagen kwam in mijn bezit. Daar ik vermoed, dat U op een of andere wijze nog een reactie daarop van mij verwacht, moge ik U bij deze doen weten:

1. dat ik op hetgeen m het rapport Is te berde gebracht niet zal ingaan, hoewel daarin verschillende uitlatingen en voorstellingen van zaken voorkomen, waarover nog wel een en ander ware op te merken;

2. dat ik met voornemens ben de leerultspraak van 1946 (die naar haar inhoud zakelijk gelijk" is aan die van 1942 inzake , , het genade-verbond en het zelfonderzoek") te aanvaarden, daar ik de waarheid Gods naar Zijn Woord inzake het genadeverbond duidelijk genoeg uitgedrukt vind m de Drie Formulieren van EMgheld en ik trouw wens te blijven aan mijn belofte, gedaan bij de ondertekening der belijdenisgeschriften: dat ik alle dwalingen, die daartegen strijden, niet alleen verwerp, maar ook zal tegenstaan, wederleggen en helpen weren, dus ook die, welke eventueel door synodes consciëntie-bmdend en dwingend (zouden) worden opgelegd (cf art. 32 N.G.B.);

3. dat ik constateer, dat TJ mij bUjft beschuldigen van afwijking van de belijdenis der Gereformeerde Kerken Inzake het genadeverbond, nu Ik Uw nieuwe belijdenis van 1942/46 niet aanvaard; en aangezien deze nieuwe belijdenis op Uw standpunt uitdrukking is van de waarheid Gods, blijf ik dus (alweer op Uw standpunt) ten aanzien van het genadeverbond valse leer verkondigen — en dat wel hardnekkig;

4. dat Ik constateer, dat U mij tevens, wegens mijn verzet tegen zondige daden van vroegere synodes en mijn verwerping van Uw nieuwe belijdenisgeschrift, bUjft beschuldigen van het bedrijven van openbare scheurmaldngf;

5. dat U mij derhalve nog altijd schuldig acht aan het bedrijven van openbare grove zonden, die voor de kerk schandeiyk zijn en die de bedrijver voor de wereld eerloos maken en lu een ander gemeen lidmaat der kerk de afsn^ding waardig zouden gerekend worden (art. 79, 80 der K.O.);

6. dat Uc ook deze Uw brief met de daarbij gevoegde stukken heb uitgebreid voor het aangezicht des HEEREN (2 Kon. 19:14). Hij is een rechtvaardig Rechter en Hij oordele tussen U en mij;

7. dat ik afschrift zend aan de Raad van de Gereformeerde Kerk van 's-Hertogenbosch; en tevens hem zal doen opnemen tn de pers.

w. g. H. VELTMAiN'.

Dat zijn weer eens eenvoudige woorden over naakte feiten. Ter overweging aan degenen, die men met beweringen paait, die nimmer op papier gezet zijn.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen