GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ministerrieele correspandetie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ministerrieele correspandetie

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij hebben verleden week, teneinde elk spoor van misverstand te kunnen vermijden, dr Hoek's opmerküigeu onverkort weergegeven.

Thans enkele punten in antwoord.

Van mijn kant vind ik het „niet aardig", dat dr Hoek een enkele maal mijn beweringen anders weergeeft dan ik ze zelf redigeerde, eu dan daartegen zich afzet. Maar dat laten we loopen.

Wat die kwestie van het publiek maken van hetgeen vertrouwelijk was toegezonden door een ministerie aangaat: de lezer noteere, dat dr Hoek er prijs op stelt, te verzekeren, dat het initiatief van toezenden van stukken aan de deputaten-dr Donner, geheel en al bij den minister lag. Ik neem aan, dat hij bedoelt: over lieel de linie.

Want dr Hoek (zie ons vorig nummer) gaat in zijn kerkbode niet verder, dan tot de verzekering, dat de minister aan de deputaten-dr Donner c.s. afschrift heeft gezonden van een bepaalden ministerieelen brief aan onze deputaten, nl. den brief van 14 Oct. 1948. Waarover tusschen deze deputaten en het ministerie nog steeds contact beoogd wordt.

Maar dr Hoek had iets meer kunnen vertellen, in zijn vorige week opgenomen stukje.

Hij had óók kunnen doorgeven, dat een brief van ONZE •deputaten aan den minister (van 2 Nov. 1946) is toegezonden aan de deputaten-Donner, en dit op 7 Juni 1947. Wat ons onbekend bleef.

Hij had óók kunnen doorgeven, dat deze brief van ónze deputaten, na toegezonden te zijn aan de deputaten-Donner, door hen is gelezen, en van kommentaar voorzien, ronder dat wij het wisten (27 Nov. 1947).

Hij had óók kunnen zeggen, dat die kommentaar den minister is toegezonden, zonder dat wij het wisten, dus ook, zonder dat wij van de argumenten der deputaten-Donner even rustig (of zelfs maar onrustig) kennis konden nemen als zij van de onze.

Hij had in zijn verhaal óók kunnen opnemen, dat tengevolge van deze correspondentie zijn synode van Den 'Haag nog op 1 Nov. 1949 van de deputaten-Donner vernam, dat zij van een openbare mededeeling over deze Inderdaad nlet-opênbare en eenzijdige wisseUng van stukken een bemoellijktng vreesden van het overleg tusschen den minister en onze deputaten, terwijl op hetzelfde oogenbük de synodeleden, en straks ook een advocaat die voor .synodale bela-ngen pleit, inzage krijgen (via den door dr Hoek in zijn kerkbodestukje niet gereleveerden brief zijner deputaten dd. Nov. 1947, die, daardoor min of meer puibiiek wordt) van de argumenten die ónze deputaten den minister ter kennis hadden gebracht op 2 Nov. 1946, en van de óns onbekende bestrijding ervan door de deputaten-Donner.

Hij had er óók in kunnen opnemen, dat dus eerst de eene advocaat (studentencorps Oudestraat, Kampen) en straks een aindere (men spreekt over een proces tegen de kerk van Giessendam) kennis nemen konden van een beantwoording door de deputaten-Donner van een onzerzijds aan het ministerie gezonden brief, op een tijdstip waarop onze deputaten geen woord konden weten — officieel — van wat door de deputaten-Donner opgemerkt was ten aanzien van ons standpunt. Op een tijdstip dus, waarop het aan onze deputaten onmogelijk zou zijn geweest, stel, dat zij het op prijs gesteld hadden, den minister nader schriftelijk bescheid te geven inzake de kwestie, wat o.i. de argumenten van de deputaten-Donner waard zijn tegenover ons feitenrelaas, met conclusies.

Wij constateeren dus, dat degenen die zoo broederlijk doen over samenspreklng en zoo, nu met een procedure .schijnen te willen beginnen (Giessendam) en in een amdere procedure een advocaat bijstaan (studentencorps) op een tijdstip, waarop, dank zij het over ons hoofd heen vnsselen van stukken waarin onze deputaten en kerken zijn betrokken, onze deputaten geen schijn van kans hadden, tegenover den minister, zonder proces-narlgheld rustig te antwoorden op de argumenten der deputaten-Donner.

Berst heden kunnen onze deputaten uit een „synodale" pubUcatie zien wat de deputaten-Donner hebben gezegd op een brief van onze deputaten. Maar vóór zij het' kunnen lézen, en eventueel emtwoorden, is er al een proces aangekondigd. Ook dit had dr J. Hoek zijn lezers kunnen zeggen. Zijn deputaten vrilden immers ons overleg met hinderen?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 juli 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Ministerrieele correspandetie

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 juli 1950

De Reformatie | 8 Pagina's