GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Kerkbank en Katheder

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkbank en Katheder

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

PROF. P. DEDDENS

Prof. P. Deddens over bovengenoemd onderwerp sprekend, begint zijn betoog met de opmerking, dat de Kerkbank de prioriteit boven den Katheder heeft. De laatste is er om de eerste, niet omgekeerd.

Dat heeft men ook in de groote Reformatie der zestiende eeuw goed begrepen.

Zoo was het ook bij de Afscheiding, bij de Doleantie en riu bij de Vrijmaking.

Door God is gewekt de honger naar de gehoorzame Woordbediening, maar het getal herders en leeraars Is gering. Er gaat een roep op, soms een noodkreet om dienaren des Woords. In 1562 bericht een Fransche provinciale synode naar Geneve, dat ze in haar ressort nauwelijks 40 predikanten heeft, terwijl men er aan 1000 met te veel zou hebben. Calvijn schrijft in dien tijd: „Het is onbegrijpelijk met welk een feilen drang onze geestverwanten vooruit begeeren te stormen. Van overlang begeeren zij predikanten van ons. Zij die komen om er een te halen, belegeren mijn huisdeur, zooals men requestreert voor 't koninklijk hof. Maar wij zijn bijna uitgeput. Zelfs zijn wij al gedwongen geweest, het bezinksel uit de handwerkers te nemen, voor zoover dit maar eenige kennis van de letteren en de leer der godsvrucht had". — Maar de Heere maakte ruimte. In de tweede helft van de 16e eeuw komen er in Frankrijk, buiten de vijftien Universiteiten, niet minder dan zeven Theologische Scholen.

Tegen den tijd dat bij ons de eerste academie zal gesticht worden schrijft men: „Er zijn hier al veel schaapkens, maar het ontbreekt aan herders. Er is een groote oogst op het veld, maar er zijn geen maaiers". Synoden,

classes, kerkeraden bestormen den Prins en de Staten met smeekschriften: zij mochiten toch regard nemen op den jammerlijken staat der kerk en In den nijpenden nood voorzien. Er gaat, zoo schrijft de kerkeraad van Dordrecht aan die van Rotterdam, een stem op uit het gansche land om godzalige en veelervaren dienaars des Woords en zorgvuldige herders. Zoo groot was de behoefte, dat de kerkeraden gewezen priesters, weggeloopen monniken, ambachtslieden wier werk stilstond, tot den dienst toelieten. Door de oprichting van Universiteiten en Illustere scholen wordt allengs door Gods goedheid in den nood voorzien.

Na de Afscheiding is het in ons land niet anders: veel kleine gemeenten, weinig predikanten. Maar de Heere, Die trouw is in de uitleiding, is het niet minder in ds verzorging van Zijn volk: Hij geeft herders en leeraars. Men ontving aanvankelijk zijn opleiding van een der predikanten, en sommige van deze particuliere opleidingsscholen hadden verscheiden leerlingen: daar kwamen ze, jonge meuschen en mannen op leeftijd, gewoonlijk landbouwers, handwerkslieden en landarbeiders, eenvoudigen uit het volk, waarvan echter velen met voortreffelijke gaven toegerust, die ook uitnemende predikanten geworden zijn. Tot de Heere een vereenigde en geregelde opleiding geeft door de oprichting van de Theologische School in 1854.

Ook bij ons, na de Vrijmaking: hunkering naar de zuivere verkondiging van het Evangelie — maar ook nu: veel kleine kerlien. naar verhouding weinig dienaren des Woords, We zijn toch niet al weer als iets gewoons gaan zien, we verzuimen toch niet de dankzegging, dat de Heere onze Hoogeschool in stand hield, aan twee hoogleeraren en den lector genade gaf om getrouw te zijn, het kerkvolk in het Noorden in 't hart gaf, de Opleiding te verzorgen, dat Hij de Stichting in 't leven riep, ons voorzag van leerkrachten, meer dan voorheen, en gaf een groot getal studenten, een prachtig gebouw, een steeds groeiende Bibliotheek — ging Zijn geven niet ver boven ons bidden uit?

Het heeft den Heere nog niet behaagd, over ons land en volk, zoo rijk gezegend, zoo diep gevallen, het oordeel der verlating te voltrekken — ai wordt de kring van hen, die leven uit de Schriften, al kleiner: Hij wil hier nog Zijn Woord bewaren, Hij bewaart Zijn volk bij Zijn Woord.

Maar het komt er al meer op aan!

Als de strijd al feller wordt, de tegenstand al hardnekkiger en brutaler, de afval al massaler, als de Schrift misbruikt wordt om eenheid te zoeken waar Gods genade vijandschap zette, of ook kerkelijke samenwerking met Arminianen, wier leer naar onze vaderen te Dordrecht verklaarden „voor 't meeste deel de fundamenten van den Christelijken godsdienst ten hoogste kwetst, en ten hoogste tegenstrijdig is met de genade en de heerlijkheid Gods, alzoo ze de bekeering en de zaligheid des menschen hangen aan het goede gebruik van het natuurlijk licht en aan de krachten van den vrijen wil" — als zoo de stand van zaken is, dan is niet alleen alle onverschilligheid, maar ook alle halfheid en lauwheid meer dan ooit van God vervloekt, mag niemand achterblijven of den gang van het leger vertragen, heeft ieder te kennen zijn zware verantwoordelijkheid.

Dat geldt voor de kerkbank zoowel als voor den katheder.

Voor den katheder. Reeds in 1854, toen de Theologische School geopend werd, voerde een der curatoren. Ds C. G. de Moen, eer de colleges zouden aanvangen, in het toenmalig kerkje aan de Hofstraat hier in Kampen het woord. En hij sprak tot de toen in functie tredende „hoofdonderwijzers" gelijk men ze destijds noemde, aan het einde van zijn rede o.m. als volgt:

, , Mannen broeders, de Heere Jezus ziet op U! Plaatst TJ nimmer boven Zijn Woord, want gij zijt dienaars, geen heeren van het Woord.

De gemeente Gods ziet op U! Zij verwacht van U, dat ge aan de Godsvrucht ook de wetenschap paart, de wetenschap namelijk niet dezer wereld, maar die uit God is, die den getrouwen zielzorger in staat stelt, om de klippen te ontzeilen eeuer ijdele philosophie, naar de overlevering der menschen, naar de beginselen der wereld, en niet naar Christus (CoU. 2:8);

de kweekelingen dezer School zien op XJ! Gij zult hun Gods Woord en waarheid moeten onderwijzen met vaderliefde en toegenegenheid. Denkt, dat de oogen van een goed leerling steeds gevestigd zijn op zijn meester, die liem in alles, ook in Godsvrucht, ten voorbeeld moet wezen;

de bezorgers dezer school (curatoren) zien op U! Uw armen wenschen zij als andere Aarons en Hurs te ondersteunen; maakt dan hun vertrouwen niet beschaamd;

Nederland ziet op U! Dagbladen en tijdschriften hebben de oprichting dezer Theologische School bekend gemaakt; het verwondere U niet, als men te eeniger tijd vraagt.: welke vruchten heeft uw onderwijs opgeleverd?

De Vader der leugenen ziet op U! Hij is het, die gedurig de kerk belaagt door leugen, ketterij, het zaaien van verdeeldheid onder de broederen. Waakt daarom. Broeders, waakt! en doet aan de geheele 'wapenrusting Gods!" —

Is zulk een opwekking thans minder op haar plaats dan toen? Behoeven we haar in onzen tijd niet meer zoo ernstig ter harte te nemen? Integendeel. Zij heeft recht, ook nu, op een voorste, een eerste plaats. Die wekstem: waakt! gelijk de Schrift haar telkens weer doet hooren, roept ons op om geestelijk wakker te zijn en op de wacht te staan: de strijdmethoden van den Booze zijn thans geraffineerder dan ooit, de ijdele phllosopiiie, die heden voor theologie en nog wel voor gereformeerde theologie wil doorgaan, wil ook ons betooveren: ze schijnt ons en onze studenten in de oogen met een valsch licht. Als God ons niet bewaart, zijn we zóó uit de van Hem gestelde vastigheden losgerukt, zijn we zóó weg! Dan volgen we den grooten stroom van theologen, die licht nog onbewust aanvankelijk, maar in 't eind al driester, onder den schijn van het Woord te bewaren, het tegenstaan en den Spreker van het Woord, den Heiligen Geest, krenken. Geldt niet van ons allen, evengoed dus van allen, die aan onze hoogeschool onderwijs geven: dat ze uit zichzelf leugenaars zijn, en ijdeler dan de ijdelheid zelve?

Daarom, als Iemand dat woord: men ziet op U, tegen de bedoeling uitlegt als: wij zien op U als menschen, wij stellen onze verwachting op U, dan weren wij dat aanstonds en absoluut af, en vragen: wat ziet gij op ons?

Maar ook allen, die de kerkbank bezetten, moeten goed weten, waar ze vandaag aan toe zijn. Vaak denkt men. als onze voorgangers maar trouw zijn! Als de domino's maar vroom en ijverig zijn! Als onze Hoogeschool maar zorgt voor getrouwe predikanten!

Zijn we er dan, of komen we er dan wel?

Stellig niet. Ook tot U komt de opschrikkende réveilroep: waakt! Op uw post! Niemand mag achterblijven. De vijand moet onderkend en gesignaleerd. En weerstaan. Over heel de linie! Zeker, het inzicht moet groeien. Maar wraakt het niet, als de eene predikant daarin wat scherper ziet of forscher zich uitspreekt dan de andere, 't Gaat immers om de verdediging van de hoogste en heiligste goederen ?

Ook voor het kerkvolk is die wekstem noodlg. Want zijn inzinking en verval alleen te wijten aan de hoogescholen? Iemand zegt: Ja. En hij denkt misschien aan het Remonstrantisme, het Modemisme, de dialectische theologie. De dreiging komt „van boven af".

Maar vergis U niet. Zeker, de Schrift noemt ons vele voorbeelden van valsche herders, valsche profeten. Maar ik vraag: ouden die profeten kans gehad hebben, als Israël trouw gebleven was? Let eens op, hoe vaak de Heilige Sclirift getuigt, dat het 't volk des Heeren zelve is, dat de ware profeten Gods en de trouwe herders niet hooren wil en vervolgt. Sla eens op 2 Kronieken 36 : 16, Nehemia 9 : 26, Jesaja 30 : 9, 10, Amos 2 : 12, en om niet meer plaatsen te noemen, 2 Tim. 4:3, 4.

Calvijn wijst er op, bij de verklaring van Psalm 105 VS 25: „Hij keerde hun (der Egyptenaren) hart om, dat zij zijn volk haatten", dat er in de kerk zijn, die terwille van den vrede zulk een „harde" leer hebben willen begraven; maar, zegt hij, ze waren stellig slechte bemiddelaars, want wij zien, dat dit eertijds de oorzaak geweest is, waarom de kerkelijke schrijvers zijn afgeweken van het zuivere en ware evangelie en afgebogen zijn naar de profane philosoplüe. Want vanwaar de leer van den vrijen wil, vanwaar de gerechtigheid der werken, indien niet de goede vaderen vreesden, dat ze voet zouden geven aan kwaadsprekende of brutale menschen, als ze vrijuit zouden verkondigen wat door de Schriften geopenbaard is? "

Dus: voorgangers, die om der vrille van rumoer-makers water in den wijn doen, en de waarheid om der wille van een deel van het volk vervalschen — waar bleef de trouw van) de rest van het kerkvolk? En Voetius zegt in zijn rede over de nuttigheid der Academiën, tot weerlegging van hen, die meenen dat het bederf der kerk steeds van de hoogescholen is uitgegaan, hoe juist de universiteit van Wittenberg en later andere hoogescholen zich de zaak Gods hadden aangetrokken en den man Gods Luther „wel dapper hadden gestijfd!"

Laat de kerkbank het niet van den katheder verwachten. Noch de katheder van de kerkbank. Maar dat ze zich nauw aaneensluiten, om samen te zien op den Heere, uit Wien, door Wien, tot Wien alle dingen zijn.

Op het graf van den hoogleeraar Pareau te Groningen staat te lezen: Ti kalliston? Harmonia. — Wat is het voortreffelijkst, het schoonst? De harnaonle.

Wijs mij den mensch, ' van wiens persoon en leven dit woord kan gelden. Het geldt niet van Pareau. Het geldt niet van eenig Adamsklnd. Ik ellendig mensch, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Het geldt alleen van Hem, die schooner is dan alle menschenkinderen: onzen HJeere Jezus Christus.

Dit is het schoonst: wakend staan in de vreeze des Heeren. Dat is niet: bang voor den Heere. Wel: bang om tegen Hem te zondigen. Ik ben, zegt de Apostel Paulus, o koning Agrippa, dit hemelsch gezicht niet ongehoorzaam geweest.

Niet ongehoorzaam. Daarin vinde de Heere dagelijks de bezetters van kerkbank en katheder. Met, door Zijn genade, die fiern, standvastige gehoorzaamheid, die ook als de vloedgolf komt en de wateren ons overstroomen, geen berouw heeft, den Heere gehoorzaam te zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 oktober 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Kerkbank en Katheder

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 oktober 1950

De Reformatie | 8 Pagina's