GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ÉÉN HERDER.... ÉÉN KUDDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ÉÉN HERDER.... ÉÉN KUDDE

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

(VI)

§ 8. Over de „hereniging".

Het hoogtepunt in de handelingen van de Haagse synode was zonder twijfel de „hereniging" van Ds B, A. Bos CS. met de gebonden kerken, welke principieel in de vergadering van 1 Maart 1950 haar beslag kreeg.

Ontzaglijk veel is daarover te doen geweest.

Het gejubel over dit grote kerkhistorische gebeuren vervulde in het voorjaar van 1950 héél de kerkelijke lucht.

Het is daarom noodzakelijk nauwkeurig na te gaan wat inzake die „hereniging" is geschied.

In de winter van 1949/50 wendde Ds B. A. Bos zich met vijf geestverwanten tot de deputaten-voor-samenspreking, welke door de Haagse synode óók met het oog op een eventuele „hereniging" waren benoemd.

Het uitgesproken doel van Ds Bos met d? zijnen was het tot stand brengen van een „hereniging" met de gebonden kerken.

Uit de gepubliceerde stukken kunnen we ons evenwel een goed beeld vormen van wat werkelijk geschied is.

Ds Bos en zijn vrienden kwamen op de vergadering der deputaten met een dogmatische en een kerkrechtehjke verklaring. Die legden zij dezen deputaten voor en ze vroegen daarbij feitehjk, of zij, gelovend en behjdend wat in die verklaringen was geformuleerd, wederom acceptabel zouden zijn bij de gebonden kerken.

Men merkt van deze opzet van de ontmoeting tussen Ds Bos en de genoemde deputaten onmiddellijk, dat daarbij van een werkelijke samen spreking over „wat gescheiden houdt", en dan nader: van een samenspreking over een werkehjke hereniging a priorie geen sprake kon zijn.

Wat Ds Bos en zijn geestverwanten deden was immers niets anders dan een poging om weer in de gemeenschap, die hen eenmaal uitwierp, opgenomen te worden.

Het stond bij deze aanpak der dingen duidehjk en reeds van te voren vast, dat, wanneer Ds Bos en de zijnen ten genoege van de deputaten dogmatisch on kerkrechtelijk onderzocht zouden zijn, zij zich van de kerken, aan welke ze zich eenmaal met veel plechtige beloften verbonden hadden, zouden losmaken, .»om daarna met pak en zak terug te keren tot de kerken, die in de Haagse synode vertegenwoordigd waren.

Terugkeer, niet hereniging, was de strekking van het pogen van Ds Bos.

Dat zo inderdaad "de situatie was, blijkt vanzelf als we nagaan hoe het bij samenspreking met de genoemde deputaten toeging.

Ds Bos en zijn vrienden legden, zoals we reeds zeiden, aan de deputaten een dogmatische en een kerkrechtelijke verklaring voor.

De kern van de dogmatische luidde als volgt:

„Ten aanzien van de beschouwing en behandeling van de kinderen der gemeente, welke de Here van ons vraagt, geloven en belijden wij:

a. dat zij, omdat zij begrepen zijn in Gods Verbond en Christus' Kerk, en omdat ook hun de belofte des Heiligen Geestes toekomt, zonder onderscheiding gelovig zijn te tellen bij (te rekenen tot, te erkennen als) dezulken, in wie de Geest der genade onoverwinnelijk heerst tot wederbaring, tot geloof, tot bekering en ten eeuwigen leven".

Ieder, die deze woorden ook maar oppervlakkig leest, ziet onmiddellijk, dat daardoor niets anders wordt gedaan, dan met andere termen zeggen, wat door de gebonden kerken reeds in haar leeruitspraken was gefixeerd.

Er is ook in deze (de zoveelste!) formule inuners weer e n e r z ij d s het poneren, dat de kinderen in het verbond en in de kerk begrepen zijn en de belofte des Heiligen Geestes ontvingen, en anderzijds het accentueren, dat dit toch niet in volle zin voor alle kinderen hoofd voor hoofd geldt en dat men daarom ten aanzien van elk kind niet verder mag gaan dan hem te tellen bij, te rekenen tot, t e erkennen als kinderen in wie de Geest op de genoemde wijze heerst.

Dat zó de gedachtengang van Ds Bos c.s. is, blijkt bovendien zeer duidelijk uit wat zij onmiddelUjk aan de genoemde uitspraak toevoegen. Dat is namehjk deze zin: „dat dit oordeel zich nooit mag losmaken van wat de Schrift openbaart aangaande Gods verkiezing, dat niet alles Israël is, wat uit Israël is".

Zakelijk wordt voorts ook hier weer de ; , veronderstelde wedergeboorte" aanvaard.

Bestaat het soms dat de Heilige Geest, de Geest der genade, in een kind — onoverwinne-1 ij k — (tegenw. tijd) heerst — tot wederbaring, geloof, bekering en ten eeuwigen leven zonder dat het wederbarende werk des Geestes in zo'n kind een aanvang nam of in ieder geval onmiddellijk een aanvang neemt ?

En bij de kinderen in wie de Geest zó heerst moeten we nu, volgens Ds Bos c.s. onze kinderen tellen enz.

Wat in de vervangingsformule gezegd wordt —'n.l. dat we de kinderen der gelovigen moeten „beschouwen en behandelen als zulken, die deelen in de wederbarende genade van den Heiligen Geest" — wordt op deze wijze in de verklaring van Ds Bos en zijn geestverwanten met huid en haar geaccepteerd.

Ten aanzien van deze verklaring vroegen Ds Bos c.s. nu of ze „in overeenstemming" was met de „vervangingsformule".

Was dat het geval dan „zou hun bezwaar tegen de „Vervangingsformule" vervallen zijn en zou er in ieder geval geen confessionele belemmering zijn voor hartelijk samenleven".

Men kan zich over deze vraag alleen maar verbazen!

Ze lijkt op de vraag van een man, die, nadat hem was gezegd, dat hij een gebouw mag binnentreden tegen betaling van een gulden, dood ernstig vraagt of hij ook a raison voor vier kwartjes mag binnengaan.

Het was dan ook helemaal geen wonder, dat de deputaten aan hun synode rapporteerden, dat uit de besperkingen duideüjk bleek, „dat de broeders met hun samenvatting in overeenstemming waren met wat inde Gereformeerde Kerken kerkelijke geldigheid heeft, zodat zij konden verklaren met de „Vervangingsformule" in te stemmen".

Een insider vertelde, dat men met de bespreking van de dogmatische kwestie binnen een kwartier klaar was geweest!

Geen wonder: de deputaten kregen alles wat ze begeerden.

Het werd hun royaal en vlot aangeboden.

**

Behalve de dogmatische hadden Ds Bos en zijn medesamensprekers ook nog een kerkrechtelijke verklaring opgesteld en aan de deputaten voorgelegd.

Het fijne puntje daaruit luidt als volgt:

„dat ingeval een Generale Synode een beslissing genonaen heeft, met name een zodanige, die de conscientie raakt, de kerkelijke vergaderingen ten opzichte van ambtsdragers, die daarover naar art. 32' N.G.B, zich bezwaard gevoelen en zich niet kunnen conformeren, om des Heren en der broederen wil, zover het welzijn der kerken dit maar immer gedoogt, de grootste tolerantie zullen gebruiken, om hen in de gelegenheid te stellen hun bezwaren alsnog in de kerkelijke weg aanhangig te maken, mits zij door hun wijze van'optreden en spreken de kerkelijke gemeenschap niet in gevaar brengen, zulks ter beooi*deling van de er bij betrokken kerkelijke vergadering".

Men kan zich gemakkehjk voorstellen met hoeveel vreugde de deputaten óók van deze verklaring kennis namen.

Want wéér kregen ze alles wat ze maar begeerden!

De beslissing in hoeverre het zich-niet-conformeren aan een synodebesluit door ambtsdragers kon gaan, werd immers door Ds Bos en de zijnen geheel en al in handen gelegd van de vergadering, welke het besluit nam!

En wat dan aan die ambtsdragers nog gegund werd om hun bezwaren bij de kerkelijke vergaderingen aanhangig te maken, werd niet als een recht van zulke ambtsdragers, maar als de g u n s t — het geschiedde immers als t o l e r a n t i e ! — van de betrokken vergadering beschouwd!

We geloven de deputaten daarom van ganser harte, wanneer zij aan hun synode rapporteren, dat zij „ook op dit (het kerkrechtehjke) punt geen bezwaar behoefden te maken"!

BHjkens het gepubliceerde rapport van de deputaten werden ook nog allerlei andere punten uit „hetgeen ons gescheiden heeft en nog gescheiden houdt" besproken.

Het resultaat van deze bespreking wordt meegedeeld in zinnen als:

„Over veel daarvan hadden de genoemde zes broeders van meet af geen andere mening dan Uw deputaten" ;

„het antwoord Uwer vergadering op de bij haar ingekomen bezwaren ga£ hun bevrediging";

„het bindend karakter van leerultspraken" werd door de zes samensprekers „als zodanig" erkend;

Uw deputaten hebben gemeend „dat zij daartegen geen bedenkingen behoefden In te brengen";

Uw deputaten hebben „de handelingen der Generale Synodes in dit opziclit breedvoerig toegelicht en daarbij bepaalde noisverstanden kunnen wegnemen of ook mededelingen kunnen doen die verhelderend gewerkt hebben";

Deputaten „hebben echter gemeend te moeten staande houden, dat met name de Synodes te allen tijde ernstig gepoogd hebben om al de broeders vast te houden, soms ondanks zeer o n broederlijke en onkerkelijke houding"; enz.

Ook dit gedeelte van de samenspreklng verliep aldus zeer vlot. Ds Bos en de zijnen accepteerden globaal genomen de inzichten der deputaten zonder enige reserve.

Zoals vanzelf sprak keurde de Haagse synode de handelingen van haar deputaten van harte en volledig goed.

Ze sprak uit dat ze zich „van harte" verenigde „met het beleid van de deputaten inzake de confessionele en kerkrechtehjke vraagpunten, die in de samenspreklng aan de orde kwamen" en ze verklaarde, „dat hiermede de weg tot hernieuwde kerkelijke gemeenschap geacht mag worden heropend te zijn voor deze broeders en voor al degenen die bereid zijn in dezelfde zin zich uit te spreken'"^).

Het was alles bij elkaar genomen bijna te mooi omwaar te kunnen zijn.

Wanneer we nu heel de gang van zaken nog eens overwegen en kort samenvatten kunnen we deze „herenigings"pogingen aldus samenvatten:

Ds Bos en de zijnen deelden hun opvattingen en beschouwingen aan de deputaten mee met het verzoek

'5) Rapport en Besluit Inzake samenspreklng met en mogelljMieid van hereniging met de Geref. Kerken onderh. Art. 31 K.O., Kampen, Kok, 1950. Acta, art. 692— 695. Bijlage CXI a.

deze te keuren vanuit het gezichtspunt of ze toel a a t b a a r waren in de gebonden kerken.

Daardoor accepteerden ze impliciet reeds bij voorbaat alles wat in die kerken krachtens alle mogehjke synodebesluiten rechtsgeldigheid bezat als basis voor kerkelijke „hereniging" en gemeenschap.

De deputaten voldeden aan dit verzoek. En, uitgaande van wat in hun kerken „geldigheid heeft", toetsten ze de gevoelens van de zes samensprekers daaraan en gaven tenslotte als hun eindoordeel aan de synode te kennen, dat ze in Ds Bos c.s. niets hadden gevonden wat streed met de in de gebonden kerken geldende dogmatische en kerkrechtelijke normen.

Over opheffing van schorsingen en dergelijke kleinigheden werd verder maar niet gepraat.

De zaak is dus deze, dat Ds Bos en de zijnen over heel de linie voor de leeruitspraken, kerkelijke beslissingen en andere besluiten der vroegere synoden, kortom voor alles wat in de gebonden kerken „geldigheid heeft" hebben gecapituleerd en die voor hun rekening hebben genomen.

En op deze wijze werd nu naar het oordeel der Haagse synode , , de weg tot hernieuwde kerkelijke gemeenschap geopend".

Voor de zoveelste maal, thans in een samenspreking en een „herenigings"-poging, werd zo tevens alles wat vroegere synoden hadden gesproken en gedaan nog weer eens gehandhaafd, bevestigd en als norm voor kerkelijke gemeenschap gehanteerd.

Prof. Herman Ridderbos kon na afloop van de Haagse synode in het Geref. Weekblad volkomen naar waarheid schrijven, dat de synode met Ds Bos en zijn mannen tot overeenstemnaing was gekomen „zonder dat de synode haar dogmatische en kerkrechtelijke standpunt behoefde prijs te geven".

En Prof. den Hartogh had volkomen gelijk toen hij tegen de herenigingsmannen, die de suggestie wilden wekken, dat er sinds de Haagse synode toch heus wel heel wat veranderd is, in de Bazuin opmerkte: „In onze kerken zijn wij alleen gebonden aan de z.g. Vervangingsformule en verdere confessioneele en kerkrechtelijke uitspraken van de synoden van 1946 en daarna, ook van 195 0. De gebr. Bos c.s. hebben zich d a a r a a n gewonnen gegeven en allen, die steeds leden van onze kerken zijn geweest, hebben ze voor „vast en bondig" te houden".

Tegeüjk met deze „hereniging" van Ds Bos c.s. en de gebonden kerken, opende de Haagse synode een groots opgezette en goed georganiseerde en geleide algemene „herenigings"-actie!

Zij besloot namelijk: „haar medewerking te verkenen, om deze kerkelijke gemeenschap opnieuw te verwezenlijken in alle plaatsen, waar dezulken zich zullen melden, hiervan mededeling te doen aan de kerken en haar op te wekken, ten spoedigste de kerkelijke gemeenschap met deze broeders te hervatten, voor wat betreft de dienaren des Woords met advies van de classis (casu quo, indien een schorsing heeft plaats gehad door de kerkeraad met de kerkeraad van de naastgelegen gemeente, met advies van deze) en voorts, voorzover een kerkeraad of classis dit in een bepaald geval wenseUjk acht, met advies van deputaten der Generale Synode".

Voorts werden de kerkeraden nauwkeurig geïnstrueerd hoe zij bij deze „herenigings"-pogingen dienden te handelen.

Bovendien werd aan de predikanten, welke zich wilden laten „herenigen" een goede financiële verzorging in het vooruitzicht gesteld.

En ten slotte ontvingen de deputaten voor samenspreking opdracht de, kerken bij haar „herenigings"arbeid met raad en daad bij te staan'*').

Gehoor gevend aan deze synodale oproep en gestimuleerd door de schone resultaten, welke in Den Haag waren bereikt, werden overal de kerkeraden, actief.

Zij bekeken vroeger gevelde vonnissen opnieuw en zonden op grote schaal uitnodigingen tot kerkeraden van vrijgemaakte kerken en afzonderlijke leden daarvan om te komen samenspreken.

Men bleek allerwege overtuigd, dat de deputaten in hun rapport over het contact met Ds Bos en de zijnen terecht hadden gesproken van „een nieuwe situatie", welke door het prachtige succes van hun bemoeiingen was ontstaan. En men greep de kansen, welke deze bood met beide handen aan.

Om te zien of deze velerlei activiteit iets oplevert, waaruit we kunnen opmaken, dat er enige werkeUjke verandering in de gezindheid en houding der gebondenen optrad, vsdllen we een paar van deze partiële „herenigings"-pogingen bekijken.

Door de kerkeraad van de Geref. Kerk te Oenkerk werd, met medewerking van die van Suawoude, op 28 Juli 1945 geschorst als ouderling D. B. Elzinga.

Als eerste grond voor dit vonnis werd toen genoemd het verkondigen van een „valsei leer". In zijn vergadering van 26 Mei 1950 besloot die kerkeraad evenwel uit te spreken „dat de eerste grond, n.l. van valse leer, waarop het schorsingsbesluit rust, ten onrechte daarin opgenomen is ". Maar tegelijk sprak hij ook uit „dat de andere grond, n.l. van openbare scheurmaking in de kerk des Heren, echter wel terecht in het schorsingsbesluit is opgenomen, en daarom moet gehandhaafd bhjven".

Men wrijft zich de ogen uit als men van dit besluit kennis neemt.

De kerkeraad sprak uitdrukkelijk uit: Wat U, br Elzinga, verkondigde was geen valse leer'. De enige conclusie' van de kerkeraad moet nu natuurlijk zijn: Dan was het ook niet te laken, dat U wat Ü voorstond ook openlijk uitsprak!

Maar neen, deze enig goede conclusie trok de kerkeraad niet. Al was wat br Elzinga verkondigde geen valse leer, hij mocht over zijn „leer" toch niet spreken! Want de synode had dat verboden. En het overtreden van dit synodale verbod bleef de kerkeraad „openbare scheurmaking in de kerk des Heren" noemen.

En de schorsing werd gehandhaafd.

Het is wel heel kras dat men wat niet het verkondigen van valse leer is, uitsluitend omdat een synode dat verbood, met een dergelijk zwaar vonnis straft. Is dit niet een bewijs van een grenzenloze overschatting van de synodale macht?

Is dit niet pure hiërarchie?

Een stellen van een mensenwoord boven het woord van God? '^).

Een ander geval.

Indertijd werd Ds H. Veltman van 's-Hertogenbosch geschorst.

Als gronden voor dit vonnis werden genoemd het leren van een valse leer en het bedrijven van openbare scheurmaking. Op 27 Februari 1950 kwamen de kerkeraden van 's-Hertogenbosch en Tilburg, welke dat vonnis eenmaal hadden geveld, weer bij elkaar en verklaarden toen „dat de formuleering van den eersten schorsingsgrond aanleiding geven kan tot misverstaan van het bedoelen der kerkeraden gelijk zij metterdaad gedaan". heeft

En daarom verklaarden deze kerkeraden „dat zij met de uitdrukking „het leeren van valsche leer" niet anders hebben vsrillen uitspreken dan dat Ds H. Veltman naar hun meening afwijkt van de belijdenis der Gereformeerde Kerken inzake het genadeverbon d".

Het is weer wonderhjk.

Hoe kan een kerkeraad na zoveel jaar spreken over de bedoelingen van de mensen, die het vonnis velden ?

En: moeten we in klare taal gestelde vonnissen inderdaad interpreteren naar subjectieve, oncontroleerbare bedoelingen? Is de letterUjke tekst niet afdoende?

Bovendien: is er enig verschil tussen het leren van een valse leer en afvsdjken van de behjdenis der Gereformeerde Kerken? Maar wat het belangrijkste is: het vonnis bleef volkomen ongew ij z i g d ! ™).

Er is niets veranderd hier.

Een derde geval.

In de kerk van Giessendam—Neder-Hardinxveld waren enkele broeders, die zioh wilden „herenigen" met de gebonden gereformeerde kerk aldaar. Daartoe zetten zij in een verklaring van gevoelen hun opvattingen omtrent de in geding zijnde kwesties voor de kerkeraad van die kerk uiteen. Zij hadden hun verklaring grotendeels ontleen; d aan verklaringen, waarop in Schiedam en Almelo een dergeUjke „hereniging" tot stand was gekomen.

Maar zie, tot hun grote verbazing rezen tegen hun beginselverklaring in de gebonden kerkeraad ernstige bezwaren.

Allereerst tegen de uitspraak „dat, wat het kerkrecht betreft, zij de meerdere vergaderingen zien als vergaderingen van afgevaardigden der kerken, welke hun bevoegdheid ontleenen aan deze afvaardiging". De kerkeraad achtte deze uitspraak, die letterlijk ontleend was aan de Schiedamse en Almelose verklaring, in striiji met het Geref. kerkrecht!

Want meerdere vergaderingen mochten naar zijn overtuiging niet worden gezien als vergaderingen van kerken en ontleenden daaraan hun bevoegdheid niet. De kerk, ons aller Moeder, vergaderde in die vergaderingen en niet maar een aantal afgevaardigden!

En voorts ontmoette bezwaar de zin: „Dat er in Geref. Kerken ruimte is voor vrije meningsuiting, voorzover niet bewezen wordt, dat de voorgedragen beschouwingen klaarblijkelijk in strijd zijn met de H. Schrift en de Drie Formulieren van Enigheid, mits zowel bij het uiteenzetten als bij het bestrijden van een bepaalde zienswijze door de vfijze van optreden en spreken de kerkelijke gemeenschap niet in gevaar wordt gebracht en bij dit aUes de band der liefde tot elkander bhjft bestaan".

Ook deze zin was ontleend aan wat in Schiedam en Almelo was verklaard!

De kerkeraad wilde deze uitspraak evenwel alleen dan aanvaarden als er aan toegevoegd werd: „zulks ter b e o o r d e l i n g van de erbij betrokken vergadering"!

En wat van deze bijvoeging de strekking was trad duidelijk aan de dag, toen werd uitgesproken, dat een synode, die een uitspraak heeft gedaan waartegen op grond van Gods Woord bezwaar werd gemaakt, het recht had deze eis te stellen: „Wij willen wel Uw ingediende bezwaarschrift in behandeling nemen, maar op voorwaarde, dat U (de bezwaarde part ij) zw ij gen zul t". 69

Bizondere betekenis kreeg deze handelwijze van de Giessendamse kerkeraad, doordat hij handelde na advies ingewonnen te hebben van Prof. Nauta, die genoemde verklaringen onaanvaardbaar achtte en daarbij zijn afkeuring uitsprak over wat in Almelo en Schiedam was geschied''').

We kunnen uit het bij deze „herenigings"-pogingen gebeurde alleen maar de conclusie trekken, dat ook inzake de regering der kerk niet de geringste wijziging intrad in de gebonden kerken.

En dat evenals vroeger ook nu nog steeds met twee maten gemeten wordt. Hetgeen een gruwel is in het oog des Heren!

Ten slotte memoreren we nog een actie, welke door een classis ondernomen werd.

Op de vergadering van de classis Axel, die op 31 Juli 1945 samenkwam, verklaarden de afgevaardigden van de geref. kerken te Axel, Hoek en Zoutespui, dat zij.zich niet konden conformeren aan de sjmodale uitspraak inzake het voor wedergeboren houden van het zaad des verbonds.

Meer niet. Anders niet.

Daarop deed deze classis de volgende uitspraak: „De classis Axel der (ïeref. Kerken in Nederland, kennis nemende van de verklaring van de afgevaardigden van de kerken van Hoek, Axel en Zoutespui, dat zij zich niet met het besluit der classis inzake het voorstel van de kerk van Hoek ten aanzien van de verwerping der dogmatische uitspraken inzake het genadeverbond van de Synode der Gereformeerde Kerken conformeren, constateert, dat de g e e s - telijke eenheid der Gereformeede K e r k e n in de classis v e r b r o k e n is en de g r o n d s l a g voor v e r d e r e samenspreking ontbreekt, en verzoekt de afgevaardigden die met die verklaring instemmen, de vergadering der classis te verlate n".

Deze uitspraak is klaar als kristal en hard als staal. Zij bevat drieëerlei.

Vooreerst de constatering, dat de „geestelijke eenheid" tussen de kerken Axel, Hoek, Zoutespui én de overige kerken verbroken is. Let wel: vanwege het al of niet aanvaarden van het „houden voor"!

Voorts de verzekering, dat de grondslag voor verdere samenspreking ontbreekt.

En ten slotte het verzoek aan de afgevaardigden, welke zich niet aan de leeruitspraken conformeerden, om heen te gaan.

De classis wierp zo bewust en opzettelijk die broeders en de kerken welke door hen vertegenwoordigd werden uit.

Op de vergadering van 3 October 1950 heeft de classis Axel van de gebonden kerken het besluit van voor vijf jaar weer voor de dag gehaald en opnieuw „ernstig" „overwogen". Zoals ze zelf verklaarde deed ze dat „begerende in overeenstemming met de handelingen der Generale Synode van 's-Gravenhage-1949, het hare ertoe bij te dragen, hereniging met de Gereformeerde Kerken, onderhoudende art. 31 K.O., te bevorderen".

Prof. Nauta was namens de reeds genoemde deputaten der Haagse synode op deze vergadering aanwezig.

De classis sprak toen uit het te betreuren:

1. dat, na het op genoemde vergadering helaas aan de dag getreden verschil, werd uitgesproken „dat de geestelijke eenheid der (Gereformeerde Kerken in de Classis verbroken is en de grondslag voor verdere samenspreking ontbreekt", aangezien slechts (!!!) bedoeld (!!!) werd uit te spreken, dat de eenheid in het k e r k v e r b a n d w e r d aangetast (!!) en verder samenspreken opdat ogenblik(!!!) niet meer mogelijk moest worden geacht;

2. dat, na het gebeuren op 31 JuU 1945, de Classis niet terstond contact gezocht heeft met de Kerken van Axel, Hoek en Zoutespui, noch aan deze heeft meegedeeld wanneer de voortgezette vergadering der Classis zou worden gehouden, waardoor het misverstand (!!!) kon ontstaan, dat, met het wegzenden der afgevaardigden de Kerken waren heengezonden" '**).

Ten aanzien van deze onder de regie van een synodale deputatie tot stand gekomen uitspraak, kan men maar één ding zeggen: Ze is weerzinwekken d.

De volkomen duidelijke woorden uit 1945 worden weggegoocheld door ook nu weer te spreken over bedoelingen, waaromtrent niemand iets kan weten en die naar haar geformuleerde concrete inhoud in flagrante strijd zijn met wat bewust en in voor geen tweeërlei uitleg vatbare woorden uitgesproken werd.

En het opzettelijke en volgehouden en beschamende uitstoten van broeders en kerken wordt — na vijf jaar ontdekte men hoe de vork in de steel zat — tot een misverstand gereduceerd.

Er is hier geen spoor van schuldbesef over de misdaad welke men beging.

Er is alleen spijt over een „misverstand".

En voorts gelieve men de o zo beste bedoelingen te respecteren.

Ook als we letten op wat in partiële acties dior de gebonden kerken werd op touw gezet is ook voor de meest welvsdllende niet de geringste verandering in de situatie te bespetrren.


74) Idem.

•'») Het bovenstaande werd ontleend aan een rondgezonden gedrukte mededeling van A% besluiten.

fi!) 'Zie: De Reformatie van 26 Maart 1950, 25e Jaargang, No. 26.

77) Kerkblad voor de Gereformeerde Kerk te Giessendam—^Neder-Hardingsveld, 16 en 30 Juni 1951.

'78) Ons Kerkblad, weekblad ten dienste van de Geref-Kerken In Zeeland enz., 28 Oct, 195Ö, 10e Jakrg., No. 43-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 november 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

ÉÉN HERDER.... ÉÉN KUDDE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 november 1951

De Reformatie | 8 Pagina's