Van de Voleinding.
XXXI. Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid, Amen. Rom. II : 36. Uit het getuigenis, dat de Heere onze God alle dingen gewrocht heeft om Zichzelf s wille, nog versterlct doo ...
„Doende den wil der gedachten”.
Onder dewelke ook wij allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden onzes vleesches, doende den wil des vleesches en der gedachten, en wij waren van nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen. Epheze 2 : 3. Van de zonden, die een zondaar in zijn gedac ...
Van de Voleinding.
XXX. De HEERE heeft alles gewrocht om zijns zelfs wille; ja ook den goddelooze tot den dag des kwaads, Spr. I6 : 4. Steeds zal het uiterst moeilijk biijvec, zich oolc maar een benaderende voorstelling te vormen van wat de toestand en ...
„Naat het kwabe”.
Gij liefhebbers des HEEREN, haat het kwade. Hij bewaart de zielen zijner gunstgenooten; Hij redt ze tiit der goddeloozen hand. Ps. 97 : I0. Tot driemalen toe bindt Gods Woord ons den eisch op 't hart, dat we met vijandschap tegen al wat kwaad, boos en onheilig is, ...
Van de Voleinding.
XXIX, En God heeft den zevenden dag gezegend, en dien geheiligd, omdat Hij op dezen gerust heeft van al zijn werk, hetwelk God geschapen had, om te volmaken, Gen. 2 : 3. Om de Voleinding van welke zaak ook te verstaan, moet ge altoos teruggaan op het begin e ...
„De vaden der barmhartigheden”.
Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden, en de God aller vertroosting. 2 Cor, I : 3. In den Vader-naam, waarmee we onzen God eeren en ons zelf de ziel verkwikken, doelt de godvruchtige gedachte allereerst op onze her ...
Van de Voleinding.
XXVIII. Omdat zij, God kennende Hem als God niet hebben ver* heerlijkt of gedankt; maar zijn verijdeld geworden in hunne overleggingen, en hun onverstandig hart is verduisterd geworden. Zich uitgevende voor wijzen, zijn zij dwaas geworden, Rom, ...
Van de Voleinding.
XXVII. Maar gij, broeders, gij lijt niet in duisternis, dat u die dag als een dief zoude bevangen. Gij zijt allen kinderen des lichts, en kinderen des daags; wij zijn niet des nachts, noch der duisternis. I Thess. 5 : 4) 5. Onbevredi ...
„De volken zullen U loben”.
De volken zullen U, o God, loven; de volken, allemaal, zuUea U loven, Psalm 67 : 4. Dankend mag getuigd, dat de Zending steeds breeder plaats onder ons begint in te nemen. Ons Christenvolk krijgt er hart voor. De offers vloeien. En ook aan de toewijding van de pers ...
„Mijn zuchten is voor U niet verborgen”.
Heere, voor U is al mijue begeerte; en mijn zuchten is voor U niet verborgen. Psalm 38 : 10. Smart die zich niet uiten kan, en waarbij ge aan het hart geen lucht kunt geven, is het bangst om te dragen. Zoolang ge uw leed nog aan een lieve moeder klagen kuat, of uw ...