Van de Voleinding.
CCCVI. ACHTSTE REEKS. LI. (Slot.) En werpt den onnutten dienstknecht uit in de buitenste 'duisternis; daar zal weening zijn en knersing der tanden. . Matth. XXV : 30. Zi ...
„Een gebaande weg”.
En er zal een gebaande weg zijn voor het overblijfsel zijns volks, dat overgebleven zal zijn van Assur, gelijk als Israël geschiedde ten dage, toen het uit Egypteland optoog. Jesaia 11 : 16. De pijnlijke profetie ligt er eenmaal toe, dat »de poort eng is en de weg ...
„Zij zullen mij allen kennen.”
(PINKSTEREN 1916]. En zij zullen niet meer, een iegelijk zijnen naaste, en een iegelijk zijnen broeder, leeren, zeggende: ent den HEERE; want zij zullen Mij "allen kennen, van hunnen kleinste af tot hunnen grootste toe, spreekt de HEERE; want Ik zal hunne ongerecht ...
Van de Voleinding.
CCXI. ZESDE REEKS. XXXIV. Menschcnkind, xeg tot den vorst van Tyrus: oo zegt de Heere HEERE: mdal uw hart zich verheft, en zegt: k ben God, ik xit in Godes stoel, in hét hart-der zeeën; daar gij een me ...
Van de Voleinding.
ccx. ZlïSDE RJEEKS. XXXIII. Waiit gelijk als die nieuwe Hemel en die nieuwe aarde, die Ik maken zal, voor mijnaangezichte zullen staan, spreekt de HEERE, alzoo zal ook ulieder zaad en ulieder naam staan. Jesaia 66 ...
„De zonde ligt aan de deur”.
Is er niet, indien gij weldoet, verhooging? en zoo gij niet weldoet, de zonde ligt aan de deur. Zijne begeerte is tocli tot u, en gij zult over hem heerschen. . Genesis 4 ; 7. Ons meuschelijk hart voert een in zichzelf afgesloten leven. Een leven dat naar beneden t ...
„Ieder man van zijn werk”.
Derhalve kwamen alle wijzen, die al het werk des heiligdoms maakten; ieder man van tijn werk, hetwelk zij maakten. Exodus 36 : 4. Bij den bouw van den Tabernakel, onder lei e ding van Bezaléël en Aholiab, is het, of men m van de vakorganisatie leest. »Ieder man, z ...
„Een kroon van doornen”.
En eene kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten die op zijn hoofd, en eenen riet stok in zijne rechterhand; en vallende op hunne knieën voor hem, bespotten zij hem, zeggende: ees gegroet, gij Koning der Joden. Matth. 27 : 29.De grove mishandeling door de Romeinsche hoofdwacht, in het ...
Van de Voleinding.
CCIV. ZESDE REEKS. XXVII. Toen zeide ik: ee mij, want ik verga; dewijl ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden eens volks, dat onrein van lippen is; want mijne oogen hebben den Koni ...
Van de Voleinding.
CCIII. ZESDE REEKS, XXIV. En hij zal het hart der vaderen tot de kinderen wederbrengen, en het hart der kinderen tof hunne vaderen; opdat Ik niet kome, en de aarde met den Ijan sla. Mal. 4 : 6. - ...