„Ontbloot mijne ziel niet".
Doch op U zijn mijne oogen, HEERE Heere; op U betrouw ik, ontbloot mijne ziele niet. Psalm 141 : 8, Ontbloot was de ridder, die sijn pantser had uitgetrokken, zijn helm van 't hoofd had genomen, en zijn schild ter zijde had gelegd. Dan was hij ongedekt, of wat men bloot noemde, en had zich ...
Van de Voleinding.
Cl. VIERDE REEKS. II. Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. Romeinen ii : 36.Staat nu als eerste hoofdpunt vast, dat het Gods A ...
„De zwakke zegge: Ik ben een held”.
Slaat Qwe spaden tot zwaarden, en uwe sikkelen tot spiesen; de zwakke zegge: Ik ben eenheid. Joel 3 : 10. Ge kunt niet te klein en te nederig in uw zelfbesef zijn, maar verwar met die viome nederigheid nooit de onvrome lijdelijkheid. Lijdelijkheid is den biind van ...
Van de Voleinding.
CII. VIERDE REEKS. III. Zoo waren alle de dagen van Adam, die hij leefde, negen honderd j.iar en dertig jaar; en hij stierf. Gen. 5: 5.Op zich zelf scheen derhalve niets meer aan den gerecden vo ...
„Naar zijn evenbeeld”.
En Adam leefde honderd en dertig jaren, en gewon eenen zoon naar zijne gelijkenisse, naar zijn evenbeeld, en noemde zijnen naam Seth. Gen. 5 : 3. Van Adam betuigt de Schrift ons, dat hem toen hij 130 jaar oud was, Ssth geboren werd, en dan staat er uitdrukkelijk bi ...
Van de Voleinding.
CIII. VIERDE REEKS. IV. Daarom, gelijk door ééoen mensch de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood; en alzoo de dood tot alle menseben doorgegaan is, in welken al ...
Van de Voleinding.
CCII. ZESDE RKEKS, XXV. Alzoo zegt de HEERE: k ben wedergekeerd tot Sion, en Ik zal in het midden van Jeruzalem wonen; en Jeruzalenj^ zal geheeten worden eene '5tad der waarheid, en de berg des HEEREN der heirschAren, een berg ...
Van de Voleinding.
CCIII. ZESDE REEKS, XXIV. En hij zal het hart der vaderen tot de kinderen wederbrengen, en het hart der kinderen tof hunne vaderen; opdat Ik niet kome, en de aarde met den Ijan sla. Mal. 4 : 6. - ...
Van de Voleinding.
CCIV. ZESDE REEKS. XXVII. Toen zeide ik: ee mij, want ik verga; dewijl ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden eens volks, dat onrein van lippen is; want mijne oogen hebben den Koni ...
„Een kroon van doornen”.
En eene kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten die op zijn hoofd, en eenen riet stok in zijne rechterhand; en vallende op hunne knieën voor hem, bespotten zij hem, zeggende: ees gegroet, gij Koning der Joden. Matth. 27 : 29.De grove mishandeling door de Romeinsche hoofdwacht, in het ...