„En vielen op hun aangezichten.”
Want een vuur ging uit van het aangezicht des HEBBEN, en verteerde op het altaar het brandoffer, en het vet. Als het gansche volk dit zag, zoo juichten zij, en vielen op hunne aangezicliten. Lev. 9 : 24. Onder ons komt het bijna niet voor, dat een man of vrouw werk ...
„Waarop zijn hare grondvesten nedergezonken?”
Waarop zijn hare grondvesten nedergezonken ? Of wie heeft haren hoeksteen gelegd ? Tob 38 : 6. Toen Job maar niet kon breken, en hij ten slotte door een inblik in Gods almachtigheid overweldigd moest worden, heeft de HEERE Job geantwoord uit een onweder, en hem in ...
„ Mijn ziel is voor U als een dorstig land !”
Ik breide mijne handen uit tot U; mijne ziel is voor U als eeti dorstig land. Ps. 143 : 6. Een dorstig land weet niet dat het dorst heeft. Eigenlijk is het dan ook niet dorstig. Het heeft geen dorst. Wel heeft het gebrek aan water, aan vocht, aan levenssap. Ook kan ...