Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 141
131 hinein kommen sein; das werdenmirzeugen allemeineKlostergesellen, die mich gekennet haben" (E. A. 31, 273). Luther's leermeester Nathin prees Luther dan ook in andere kloosters als een tweeden Paulus aan, en een Roomsche monnik, die Luther in't klooster gekend had, roemde later nog Luther's v ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 142
m gröszere Dinge''. Vóór 1515, toen Luther nog goed Roomsch was, was er dan ook van deze „Gewissenskampfe" geen sprake; eerst na Luther's afval van de Roomsche Kerk, toen hij aan allerlei zonden zich overgaf, kwamen ze voor, doch toen waren ze geen „Skrupel", maar „sehr begründete Reaktionen sein ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 143
133 hem van minder beteekenis worden geacht. Zoo zegt hij bijv. in een preek van 1512, dat „vigiliae, labores reliquaque stiidia corporalis exercitationis" voldoende waren, om de illecebras carnis" te overwinnen, maar dat dit middel niet hielp tegen geestelijke zonden als „ira, invidia, superbia ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 144
134"7) Luther wijst er in zijn Commentaar bij Rom. 4, 7 op, dat de eigenlijke werkende kracht der zonde in deze concupiscentia schuilt en dat de peccata actualia niets dan haar opera of fructus zijn (FICKER, t. a. p. I, 2, p. 107). 08) Volgens de gangbare opinie onder de Scholastieken was ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 145
135 erfzonde, d. w. z. datgene, wat haar eigenlijk tot zonde maakt (de reatus). Zoo is de begeerlijkheid „ein aus der Sünde stammendes, nach Gottes ursprünglicher Gnadenordnung nicht sein sollendes, und in sofern Gott miszfalliges Uebel", zooals HhiNRiCH, t. a. p. VI, 791 het uitdrukt. Maar trots ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 146
136 de tegenstelling duidelijk te maken met het door Luther ingenomen standpunt. "'J) Volkomen terecht heeft BRAÜN, Die Bedeutung der Concupiscenz p. 41. noot 1, opgemerkt, dat in deze opvatting van Luther, dat de concupiscentia niet een defectus naturalis, maar zonde is, en wel het malum radical ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 147
137 ons wonen en werken blijft, en dat hare aanvechtingen tot zonde alleen met behulp van Gods genade overwonnen kunnen worden, zal ook de Roomsche Theologie dit toegeven. Maar wel heeft Luther — en zijn eigen getuigenis kan hier wel het best beslissen — er steeds op gewezen, dat de tegenstelling ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 148
138 nalem detrahas, neque magis ignorantia, et infirmitate laborat, quam esset et laboraret in purls naturalibus condita", amrss.^ratoelll, 5,12. Hier, „in der Auffassung der E r b s ü n d e trennten sich die Wege Luthers und seiner zeitgenössischen Theologie", gelijk Braun terecht zegt, t. a. p. ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 149
139 dat de doop de erfzonde geheel wegneemt: „Que cum ita sint, aut ego nunquam intellexi, aut non bene satis de peccato et gratia theologi scolastici sunt locuti; qui originale totum auferri somniant." In den doop wordt wel de vergeving der zonden ons geschonken, maar de zonde zelf niet geheel w ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 150
140 (W. A. 3, 289). Van een expulsio originaiis peccati door den doop is dus geen sprake, ook niet door de „fides et gratia, quibus iustificamur," want de zonde, waarin we ontvangen zijn, blijft altijd in ons. Van meer belang is de vraag, hoe Luther tot dit nieuwe inzicht is gekomen, dat de concu ...