GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Overwegingen bij ‘In het klimaat van het absolute’

Bekijk het origineel

Overwegingen bij ‘In het klimaat van het absolute’

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 23 september 2015 promoveerde Ab van Langevelde aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Nederland te Kampen tot doctor in de theologie op de dissertatie In het klimaat van het absolute.1 Zoals al enige tijd gebruikelijk is aan deze universiteit zou de verdediging van het proefschrift plaatsvinden in de Lemkerzaal – een fraaie zaal schuin bovenin de Broederkerk. De plechtigheid vond uiteindelijk niet in deze zaal plaats, maar in de Broederkerk zelf. De reden was de grote belangstelling. Het aantal mensen dat de promotiezitting wilde bijwonen was veel te groot om in de Lemkerzaal te passen.

De verklaring voor het grote aantal geïnteresseerden is gelegen in de thematiek van het omvangrijke proefschrift: leven en werk van de theoloog Cornelis Veenhof (1902-1983). Waarom was juist daar zoveel belangstelling voor? Veenhof maakte drie kerkscheuringen mee:

1. De scheuring van 1926 binnen de Gereformeerde Kerken (GKN), die leidde tot het ontstaan van de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband.

2. De scheuring van 1944 binnen de GKN, die leidde tot het ontstaan van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt (GKV).

3. De scheuring van 1967 binnen de GKV, die leidde tot het ontstaan van de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK).

Alle drie kerkscheuringen hebben een rol gespeeld in Veenhofs leven. De scheuring van 1926, die getalsmatig bezien klein was (het was vooral de elite die vertrok), had grote gevolgen voor de sfeer binnen de GKN – een sfeer die door Van Langevelde treffend wordt getypeerd als ‘het klimaat van het absolute’.2 Binnen die sfeer ontwikkelt Veenhofs leven zich. Bij de scheuring van 1944 is hij door zijn contacten met hoofdpersoon K. Schilder rechtstreeks betrokken. Hij aarzelt of hij mee zal gaan met de Vrijmaking, maar doet dit uiteindelijk wel. Hij wordt benoemd tot hoogleraar aan de Theologische Hogeschool van de GKV aan de Broederweg te Kampen en verkrijgt zo een belangrijke positie binnen dit kerkgenootschap. Alleen al daarom kan men zeggen dat Veenhofs leven (in elk geval deels) samenvalt met de vrijgemaakte kerkgeschiedenis.3 Daar komt nog bij, dat Veenhof bij de scheuring van 1967 een hoofdrol speelt. Hij geldt als de ‘vader’ van de NGK.4 Om die reden verwondert het niet, dat vooral velen die de scheuring van 1967 hebben meegemaakt en de pijn daarvan nog steeds met zich meedragen met meer dan gewone interesse hebben uitgekeken naar de studie van Van Langevelde.

Het boek telt veertien hoofdstukken. De eerste drie zijn gewijd aan zijn jeugd (hij groeit op als zoon van een bakker te Doorn), zijn jaren op de kweekschool te Utrecht en als onderwijzer te Spakenburg, en zijn studiejaren in Kampen. Daarna volgen hoofdstukken over zijn predikantschap te Harkstede (1933-1936), Haarlem (1936-1941) en Utrecht (1941-1946). Omdat de Vrijmaking in 1944 plaatsvindt, heeft de biograaf voor de Utrechtse jaren twee hoofdstukken nodig. Zes hoofdstukken zijn vervolgens gewijd aan Veenhofs jaren binnen de GKV: 1946-1952 (begintijd van de GKV tot de dood van Schilder), 1952-1956 (vooral gekenmerkt door een leiderschapscrisis binnen de GKV), 1956-1959 (toenemende tweespalt binnen de GKV en de voor het vervolg cruciale benoeming van J. Kamphuis tot hoogleraar in Kampen), 1959-1965 (steeds verder oplopende spanningen en conflicten), 1965-1967 (de kerkelijke breuk kondigt zich aan en blijkt onafwendbaar) en 1967-1969 (met onder meer de tuchtmaatregel tegen Veenhof, nadat hij al met emeritaat was gegaan). Het slothoofdstuk omvat de jaren daarna tot aan zijn dood in 1983.

Biografie is historiografie, stelt Van Langevelde in de inleiding op zijn studie. Zijn doel is leven en werk van Veenhof te beschrijven en te analyseren. Aan beide, leven en werk, wordt daarom ruim aandacht besteed, tegen de brede achtergrond van de Nederlandse kerk-en algemene geschiedenis. Helder komt uit hoe bepaalde aspecten als rode draden door leven en werk heen lopen. Een goed voorbeeld daarvan is Veenhofs worsteling met zijn piëtistische, bevindelijke achtergrond. Op verscheidene momenten in zijn leven komt die worsteling nadrukkelijk aan de oppervlakte.5 Bijzonder is het te lezen, dat Veenhof en zijn vrouw tijdens de Tweede Wereldoorlog twee joodse meisjes als onderduikster in huis opnamen. Een van de twee blijft een half jaar bij hen in huis, de ander verblijft tot het einde van de oorlog in het gezin Veenhof.6 Op de vraag waarom het echtpaar Veenhof dit deed geeft de biograaf geen antwoord.

Persoonlijke aspecten van Veenhofs leven komen over het geheel genomen trouwens wat minder aan bod, dan alles wat samenhangt met zijn werk en functies. Veenhofs leven en werk wordt toch vooral beschreven tegen de achtergrond van de Nederlandse kerken theologiegeschiedenis. Zo worden zijn positie en zijn rol in de aanloop naar de Vrijmaking van 1944 uitvoerig geschetst. Vanzelfsprekend komen daarbij theologische aspecten, zoals anti-subjectivisme,7 het denken in beginselen,8 het verbond,9 de vraag naar het zelfonderzoek,10 de doop11 en de veronderstelde wedergeboorte12 voor het voetlicht. Ook persoonlijke relaties, zoals die met Schilder, en die met de voormannen van de zogeheten Calvinistische wijsbegeerte (D.H.Th. Vollenhove, A. Janse en H. Dooyeweerd) komen aan de orde. Zoals reeds gezegd, heeft Veenhof geruime tijd geaarzeld of hij mee moest gaan met de Vrijmaking. Waarom hij dat uiteindelijk wel doet is mij toch niet helemaal duidelijk geworden.

In de hoofdstukken over Veenhofs rol binnen de GKV gaat het heen en weer tussen kerkelijke en universitaire gebeurtenissen, processen, meningsverschillen en ‘kwesties’ (Kralingen, Boonstra, Telder, Van der Ziel, Floor, Goossens, Eenhoorn), rekkelijken en preciezen, relaties (in het bijzonder die met zijn medehoogleraren – J. Kamphuis, een vergeleken met de anderen veel meer autonome persoonlijkheid, die niet aarzelt in het machtsvacuüm te stappen, krijgt de spreekwoordelijke zwarte piet) en specifiek gereformeerd vrijgemaakte theologoumena, zoals de duiding van de Vrijmaking als een ‘werk van God’,13 het spreken over de GKV als de ‘ware kerk’,14 de ‘doorgaande reformatie’,15 en het ‘ethisch conflict’.16 Interessant is, dat Veenhof op allerlei momenten door middel van kerkhistorische studie en het aanwijzen van kerkhistorische parallellen voor zichzelf tracht greep te krijgen of te houden op de situatie.17

Uit het voorafgaande zal al wel duidelijk zijn geworden, dat ik de studie van Van Langevelde geboeid heb gelezen. Er mogen veel mensen uit de kringen van GKV en NGK op de promotiezitting zijn afgekomen vanwege persoonlijke betrokkenheid, ook voor lezers buiten die kring is In het klimaat van het absolute lezenswaardig – bijvoorbeeld als introductie in de gereformeerd vrijgemaakte kerkgeschiedenis.

Ik moet eerlijk zeggen, dat ik het boek ook met een toenemend gevoel van verbijstering heb gelezen. Zo kan het dus gaan in de geschiedenis van een kerkgenootschap: zoveel ruzies en conflicten, zoveel hardheid, zwartmakerij, liefdeloosheid en onverdraagzaamheid, zo’n gebrek aan barmhartigheid, inlevingsvermogen en bescheidenheid. Maar waarom gaat dat zo en niet anders? Zowel in de aanloop naar de Vrijmaking van 1944 als in de aanloop naar de scheuring van 1967 stapelen de conflicten zich op. De meeste betrokkenen blinken uit in het gebruik van grote woorden. Meningsverschillen en ruzies worden in het openbaar uitgevochten: de kerkelijke bladen staan vol met polemieken. Polarisatie en oplopende spanningen zijn het gevolg.

Dat Schilders stijl van schrijven en optreden vaak uiterst scherp was, is bekend. In de jaren dertig viel dat trouwens ook theologen van buiten de kring van de GKN reeds op. Toen Miskotte in 1933 in het tijdschrift Onder Eigen Vaandel een lange kritische recensie schreef van het boek Jezus Christus en het menschenleven,18 reageerde Schilder als door een wesp gestoken met een reeks van vijf artikelen in De Reformatie.19 Miskotte vroeg zich af of hij moest reageren. Dat werd hem door de Groningse hoogleraar Haitjema dringend afgeraden, zoals deze in een ‘Noot van de redactie’ in een volgend nummer van Onder Eigen Vaandel laat weten: ‘Op een zakelijke theologische gedachtenwisseling valt m.i. niet te hopen in het onderhavige geval’. Na een reeks citaten uit de artikelen van Schilder concludeert hij: ‘Zooveel volzinnen, zoovele roekelooze aantijgingen. Hier speurt men de zonde van het generaliseeren, en loketteeren, en ketterjagend typeeren in al haar verdachtmakende zwartheid. Wie op zulk een wijze zijn fantastisch divinatie-vermogen den teugel viert bij de verkenning van de theologische stellingen van den tegenstander, moet voorloopig op geen enkele manier geprikkeld worden tot nieuwe uitbarstingen van den rabies theologorum’.20

Dergelijke wijsheid was onder de andere hoofdrolspelers in de aanloop naar de Vrijmaking afwezig. Het is bekend hoezeer de verhouding tussen Schilder en VU-hoogleraar V. Hepp totaal verziekt was. Nieuw is voor mij, wat Van Langevelde schrijft over een bezoek dat Veenhof als Haarlems predikant in september 1938 brengt aan H.H. Kuyper. Het was een poging om de lucht te klaren. Dit ‘nobel streven’ hielp echter weinig getuige het feit dat Kuyper hem toevoegde: ‘Schilder is Hitler en u bent Goering!’21 Op verscheidene plaatsen in zijn studie typeert Van Langevelde Veenhof als gesteld op harmonie en als een irenische persoonlijkheid.22 Vanuit dat licht bezien is het te begrijpen dat hij Schilder soms weerwoord geeft23 en op een bepaald moment contact heeft gezocht met synodevoorzitter G.C. Berkouwer,24 voor wie de Vrijmaking tot het einde van zijn leven een groot trauma is geweest.25 Minder goed kan ik dat rijmen met het feit dat hij op andere momenten Schilder aanmoedigt en aanvuurt (hij zag toch ook Schilders stijl van optreden),26 soms in zwart-wit termen theologiseert,27 en zich binnen de GKV gematigd maar naar buiten toe strijdbaar toont.28

Ronduit verbijsterend is het ook te lezen hoe de hoofdrolspelers in de aanloop naar de scheuring van 1967 zich onderling gedragen. Evenals in de jaren dertig worden zowel in de onderlinge communicatie als in de kerkelijke pers alle registers op het orgel van de polemiek opengetrokken. De heren maken elkaar leven en werk onmogelijk. Een nieuwe kerkscheuring zie je al jaren van te voren aankomen.29 En ook deze scheuring wordt dan opnieuw als een werk van God beleefd.30 Hoe is dat mogelijk?, denk ik dan.

Nu waren de GKV in dit alles niet uniek. De jaren zestig waren – bijvoorbeeld denkend aan de internationale studentenprotesten – in het algemeen een tijd waarin de gemoederen hoog konden oplopen. Binnen de politiek – ik denk bijvoorbeeld aan de Partij van de Arbeid31 – kon men er ook wat van. Datzelfde geldt ook voor andere kerkgenootschappen. Ik ben opgegroeid in Veenendaal in een gezin dat lid was van de GKN. Al was het ooit een dubbeltje op zijn kant of dat gezin niet vrijgemaakt zou zijn geworden. Want toen mijn grootvader in 1944 meende voor de Vrijmaking te moeten kiezen, zei mijn grootmoeder: ‘je doet maar wat je niet laten kunt, maar ik ga zondag naar de Gereformeerde Kerk en de kinderen ook!’ – waarna mijn grootvader eieren voor zijn geld koos en het dus GKN bleef. Wij gingen iedere zondag naar de Veenendaalse Brugkerk. Ik ben net te jong om me te kunnen herinneren hoe het er in de jaren zestig in die kerk aan toeging. Wel herinner ik me flinke spanningen in de jaren zeventig en tachtig. In vele nummers van het kerkblad stonden artikelen van ‘verontrusten’. Broeder Van der Bijl beende woedend de kerk uit en smeet de deur met een klap achter zich dicht, toen in een jeugddienst een alternatieve, maatschappijkritische variant van het Onze Vader werd gebeden. Predikant J.M.R. Diermanse moest het ontgelden toen kinderen aan het avondmaal werden toegelaten. En aanhangers van Interkerkelijk Vredesberaad en Interkerkelijk Comité Tweezijdige Ontwapening vlogen elkaar over en weer in de haren. Maar hoe hoog de golven plaatselijk en landelijk – ik denk nu ook aan theologische discussies rond de dissertatie van H. Wiersinga32 en publicaties van H.M. Kuitert33 en Tj. Baarda34 – binnen de GKN ook konden gaan, toch kan ik mij niet aan de indruk onttrekken, dat de golven binnen de GKV nog een stuk hoger gingen. Waar heeft dat mee te maken? Vloeit dat voort uit het feit dat het ‘klimaat van het absolute’ binnen de GKV langer overheersend is geweest dan binnen de GKN?


1 A.P. van Langevelde, In het klimaat van het absolute. C. Veenhof (1902-1983). Leven en werk, Uitgeverij De Vuurbaak, Barneveld 2015, 659 pagina’s, ISBN 978 90 5560 506 4, €24,75.

2 Zie bijvoorbeeld ibid., 150, 158, 162, 191, 201, 208v., 295v., 298, 334, 337, 348v., 352, 359, 389, 459, 593, 595, 597.

3 Ibid., 443, 602.

4 Ibid., 551, 557, 559, 570, 600.

5 Bijvoorbeeld ibid., 74, 80v., 96, 98, 101, 106, 119v., 158, 163v., 195, 201, 209, 302, 346, 431, 459, 522, 591.

6 Ibid., 229v., 246, 260, 292v., 593.

7 Ibid., 141vv., 149v., 158, 161v., 201, 308v., 328, 344, 354, 382, 389, 419, 456, 590.

8 Ibid., 54v., 57, 59v., 65, 68v., 72vv., 78, 80, 94, 103, 110v., 120, 145, 187, 209, 306, 396, 429, 510, 590.

9 Ibid., 103, 111, 129, 144, 150, 157, 162, 209, 250, 252, 254, 308, 356.

10 Ibid., 156vv., 161v., 164, 169, 184vv., 191v., 228, 252, 591.

11 Ibid., 250, 252, 252, 356.

12 Ibid., 60, 156, 192, 250, 254, 593.

13 Ibid., 451, 481, 483, 490, 498, 517, 524, 598.

14 Ibid., 324, 328, 330, 334, 345v., 358, 388, 393, 411, 417, 431, 466, 470, 480, 486, 498, 511, 514v., 519, 522, 595, 597.

15 Ibid., 325, 328, 330, 343, 345, 358, 360, 379, 389, 393, 401, 411, 417, 419v., 435, 443, 451,v., 461, 470, 542, 595.

16 Ibid., 327, 332, 340, 342, 347v., 382, 417, 430, 446, 497, 567, 578, 597.

17 Ibid., 401, 414, 467, 551, 558, 578, 593.

18 K.H. Miskotte, Recensie van H.L. Both, e.a., Jezus Christus en het menschenleven, Culemborg 1933, in: Onder Eigen Vaandel 8 (1933), 162-169.

19 K. Schilder, ‘De Christelijke cultuur en de “theologie van de paradox [i]-(Slot)”’, in: De Reformatie 13 (1932-1933), 245, 252, 260v., 268 en 276-278 (5 mei – 2 juni 1933; rubriek ‘Kerkelijk leven’).

20 Th.L. Haitjema, ‘Noot van de Redactie’, in: Onder Eigen Vaandel 8 (1933), 243v.

21 Van Langevelde, In het klimaat, 195.

22 Bijv. ibid., 261.

23 Bijv. ibid., 199, 234, 248.

24 Bijv. ibid., 249-252.

25 Illustratief is dat Berkouwer in zijn laatste boek Zoeken en vinden. Herinneringen en ervaringen (Kampen 1989) twee lange hoofdstukken wijdt aan respectievelijk de theologie van Schilder (235-311) en de kerkelijke breuk van 1944 (312-366) en daarbij nadrukkelijk de vraag stelt: ‘Hoe is het mogelijk’? (312v.).

26 Bijv. Van Langevelde, In het klimaat, 158.

27 Ibid., 351v.

28 Ibid., 391v.

29 Ibid., 419, 428, 466.

30 Ibid., 517.

31 Zie bijvoorbeeld Anet Bleich, Joop den Uyl 1919-1987. Dromer en doordouwer, Amsterdam 2008.

32 H. Wiersinga, De verzoening in de theologische discussie, Kampen 1971.

33 H.M. Kuitert, Verstaat gij wat gij leest? Over de uitleg van de bijbel, Kampen 1968.

34 Tj. Baarda, De betrouwbaarheid van de evangeliën, Kampen 1967.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2016

DNK | 106 Pagina's

Overwegingen bij ‘In het klimaat van het absolute’

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2016

DNK | 106 Pagina's