GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In een eerbaar gewaad.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In een eerbaar gewaad.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Desgelijks ook, dat de vrouwen, in een eerbaar gewaad, met schaamte en matigheid zich zelven versieren, niet invlechtingen des haars, of goud, of paarlen, of kostelijke kleeding. I Timotheus 2:7.

Zie toe, dat ge niet in zondige overgeestelijkheid scheidt wat God saamvoegde en uiteenrukt wat Hij verbond.

Het gevaar om in die zonde te vallen is zoo groot.

Als ge merkt, en uit de ervaring uwer onbekeerde jaren weet, hoe een schepsel buiten God er bijna altoos toe vervalt, om te doen alsof hij geen ziel had en alleen lichaam was; en dan voor dat lichaam slooft en slaaft; om dat lichaam maar te laten eten, en dat lichaam te laten drinken, en dat lichaam in pronk en kleedij en allerlei wellust te laten genieten ; o, dan is het zoo natuurlijk, dat een mensch, na bekeerd te zijn, nu overslaat in het andere uiterste, en denkt: »Als ik maar voor mijn ziel zorg" ; en onder dien indruk zijn lichaam en wat des lichaams is, verwaarloost.

Dan sluipt er ongemerkt een soort minachting voor dat ongeestelijke lichaam in de ziel. Men draagt het als iets OvertoUigs met zich om. Eens is het toch voor het graf en

voor het verderf in den kuil bestemd. Wat zou ik mij om dat lichaam veel bekommeren?

Vandaar bg enkele Christenen soms eene zoo schromelijke verwaarloozing van de reinheid en zindelijkheid; verwaarloozing in kleeding en deksel; en als gevolg hiervan ver^vaarloozing in de huishouding; slordigheid in alle gedraging; ongeregeldheid ook, tot schuldmakens toe, in zijn geldelijke zaken.

Men heeft dan voer dat uitwendige, voor alles wat met het lichaam samenhangt, omdat het vergankelijke en wereldsche dingen zijn, geen hart en geen oog.

Men mengt er zich in, voor zooveel het hoognoodig moet; maar plicht en roeping werkt er niet; en tot op zekere hoogte acht men niet zelden zulk een schuldige verwaarloozing nog wel een niet te versmaden teeken van vroomheid en geestelijken zin.

Dit nu mdg niet.

Wat God vereenigd heeft, zal de mensch niet scheiden. Ge zijt niet ziel, maar ge zijt ziel en lichaam. Ge bestaat niet anders. God schiep u zoo. En al klaagt ge nog zoo bitter over de slavernij, waaronder dat «lichaam des doods" u doet gebukt gaan, altoos moet er ook voor dat lichaam de juichtoon op volgen: > Ik danke God door onzen Heere Jezus Christus!”

Hij is ook een «behouder des lichaams." Ook dat lichaam is door Christus tot den prijs van zijn bloed gekocht. Eens zal hij ook dit uw sterfelijk lichaam aan zijn verheerlijkt lichaam gelijk maken. En onze kerk schreef zoo roerend schoon boven het voorportaal van haar Catechismus, dat »Christus eigen te zijn" troost biedt indien het zijn mag : in leven en sterven met lichaam en ziel het eigendom van Christus te wezen.

Hiermee is dus niet enkel de kastijding van het vleesch en de monnikspij, maar ook elke verwaarloozing van het lichaam geoordeeld. En een Christen gaat een weg van zonde op, zoo hij het beneden zich durft achten, om ook aan spijs en drank, aan kleeding en deksel, aan zijn huis en hof, en ook aan zijn geldelijke aangelegenheden, een stuk tijds, een deel van zijn kracht en een zekere mate van zijn inspanning te wijden.

Overgeestelijkheid is ««geestelijkheid. Te willen zorgen voor de ziel, als had ze geen lichaam, is zorgen voor een ziel die niet bestaat.

Toch ontleene Gods kind hieraan nooit ook maar van verre een vrijbrief, om, overslaande in het tegendeel, nu weer de wereld achterna te hunkeren, en de ziel op éen lijn met het lichaam, of zelfs bij het lichaam achter te stellen.

Dat mag evenmin!

Uw ziel, uw geestelijk leven blijft altoos hoofdzaak, en nooit mag het lichaam anders gelden dan als dienend instrument.

Vandaar dat Jezus' heilige apostel er zoo op aandringt, dat een kind des Heeren zelfs tot in zijn kleeding toe des Heeren zal zijn. Ge zult geen naaktlooper zijn, zooals de razende dolheid der wederdoopers het eens wilde.

Ge zult geen slordige plunje aanschieten, zooals de valsch-mystieke dweper het zich veroorlooft. Maar ge zult nog veel minder als een pronkende pauw rondloopen. Neen, ge zult u kleeden in een eerbaar gewaad.

Die eisch van eerbaarheid voor uw gewaad ligt in den oorsprong van alle kleeding; want vergeet nooit, dat alle kleeding haar oorsprong vindt in de zonde; dat in het paradijs, waar geen zonde was, van kleeding geen sprake viel; dat eerst uit de zonde het bewustzijn van naaktheid en schaamte sproot; en dat in het Kanaan daarboven geen ander dan een lichtgewaad denkbaar is. Zelfs de ruwheid van den dampkring, die ons de noodzakelijkheid van warme en soms zeer dikke kleeding oplegt, bestond in het paradijs niet en is als een deel van den vloek over de aarde gekomen.

Maar is dat zoo, dat het gewaad strekt om de schaamte onzer naaktheid te bedekken, dan volgt hieruit immers vanzelf, dat elk gewaad of kleedingstuk, dat strekt om niet te verbergen, maar te doen uitkomen, tegen het eerbare indruischt.

Naar gelang dan ook in de eerste jaren der Christenheid de invloed van het Evangelie won, week het oneerbare in de kleederdracht der heidenwereld voor soberder snit en eerbaarder vorm. En toen nogmaals het gewaad zijn eerbaren plooi verloren had, is het de macht van datzelfde Evangelie geweest, dat in de dagen der Reformatie, met name in de Calvinistische kringen, stilheid van kleuren, soberheid in versiering en eerbaarheid van vorm heeft teruggebracht.

Steeds ging de kleedij in eerbaarheid met den invloed van het kruis van Christus op en neder.

Won die invloed veld, dan wierd het gewaad soberder en eerbaar. Daalde die invloed dan kwam de heidensche weelde en pronkzucht met den oneerbaren vorm terug.

Vandaar ook nu weer die smakelooze uitbotting, in wat door kleedij en opschik het oog bekoren en de zinlijkbeid streelen en de ijdelheid prikkelen kan. Sommige vrouwen vooral gaan letterlijk in dezen afgodendienst van de Godin der kleedij op. Het neemt heur hart in. Ze spreken er van. Het prikkelt heur begeerlijkheid. Het wekt heur nijd en heur jaloerschheid op. En wie het sierlijkst gewaad om kan hangen, acht zich het voorwerp van aller bewondering, als ze uitgaat langs de straten.

Zelfs naar onze «kleynere luyden" en naar het platteland dringt die koorts der pronkzucht door.

Parijs, waar het Evangelie bijna alle macht verloor, goeft den toon aan. Weinig zedelijke vrouwen schrijven de wet der mode, en door die mode, het gewaad aan alle vrouw in Europa voor. En alleen Engeland, waar het Evangelie nog eenige macht behield, weet door beter snit en fijner smaak en stiller kleur een eenigszins eerbaar gewaad te bieden.

Ligt ook hier dan niet een roeping voor onze kerken en voor onze huisvaders en huismoeders?

Neen, we bepleiten geen zonderlingheid. We ijveren niet voor een terugkeer tot de neepjesmuts. Och, ook in die zonderlingheid o kan zelfbehaagzucht en duivelsche ijdelheid st spreken.

Een anders gekleed gaan dan een ieder zich d kleedt, kan ook de aandacht doen trekken, en ' D het doen trekken van de aandacht is voor het ' v jeugdig vrouwenhart immers de groote klip.

Maar wat wel kan en moest, is drieërlei.

Vooreerst biedt de mode altoos stiller en w hooger kleuren, schriller en zediger vorm, en uit die veelheid kon men in ons Christelijk gezin toch altoos het sobere en stille ' kiezen, om het hooge en schrille te mijden.

Dan , vormen van gewaad, die er opzettelijk op aan zijn gelegd, om de eerbaarheid der kleedij tot een bespotting te maken, zijn altoos te mijden, al droeg een ieder ze.

En ook, waar stof van goed, dat snel vergaat, door zijn ondegelijkheid prikkelt, om gedurig weer nieuwe kleeding te maken, en aan dit bereiden van nieuwe kleeding al uw kostelijken tijd te verdoen, die toch zooveel degelijker gebruikt kon, ligt het daar niet op der Christenen weg, om door de keus van degelijker stof den tijd uit te koopen, en te maken dat niet aldoor de lieve lange dag aan dit kleene onderdeel van het leven weggaat?

Het zijn maar wenken.

Maar wenken, die toch een vingerwijzing kunnen zijn.

Een Christenvrouw, die in haar kleedij opgaat, dient een afgod en werpt zichzelve en haar belijdenis weg.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 november 1887

De Heraut | 4 Pagina's

In een eerbaar gewaad.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 november 1887

De Heraut | 4 Pagina's