GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„De doleerende kerk van Oudewater in’t begin der 17de eeuw.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De doleerende kerk van Oudewater in’t begin der 17de eeuw.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Levinus de Raedt wordt openbaitr.

Ongeveer twee maanden na het voorgevallene, in ons vprig nummer beschreven (i6 Mei 1615), werden de beide predikanten weder ter raadkamer ontboden. Zij gehoorzaamden, verschenen voor de heeren der overheid en vernamen dat er een brief was ingekomen van de staten van Holland, inhoudende dat aan de heeren staten was verluid, dat er onder de dienaren en bij den kerkeraad twistingen over de leer ontstaan waren. Daarbij was gevoegd de aanmaning, dat de kerkeraad en de dienaren tot ouderlingen vrede door de overheid zouden vermaand en de predikanten zich zouden houden aan de resolutie der staten.

Na plechtige voorlezing van dezen brief vroeg de burgemeester van Rijswijck of zij zich daaraan wilden houden of niet? De predikanten gaven ten antwoord, dat zij zich zeer verbaasden over de leugens, welke omtrent Oudewater verspreid werden, daar er toch nooit eenig V jrschil in zake de leer in den kerkeraad gerezen was. De burgemeester zeide, dat zij zelven van dit kwaad gerucht de oorzaak waren, omdat zij naar Amsterdam geschreven hadden; terwijl hij hen ook nog verweet, dat zij van Galen niet bij den kerkeraad ontboden hadden. Het ging er heftig toe; de burgemeester voer uit tegen dien van Amsterdam, de predikanten zochten zich van de op hen geworpen blaam te zuivereui Eindelijk verzochten de dienaren, dat de overheid genoegen zou nemen met de verklaring den loden Maart gegeven, en zoo niet, dat zij dan afschrift van den brief verzochten om zich daarop te kunnen verantwoorden. Daarop stonden de dienaren een geruimen tijd buiten. Weder binnen geroepen , sprak de burgemeester hen vriendelijker-toe. Alles zou in orde zijn, indien de predikanten desgevraagd verklaren zouden, dat er te Oudewater slechts een misverstand gerezen was en dat er nu vrede heerschte.

De predikanten konden hierop slechts antwoorden, dat zij in deze zaak niet op eigen hand konden besluiten, dat zij ten minste den kerkeraad daaromtrent behoorden te raadplegen. Dit werd hen toegestaan en zoo gingen de beide leeraren weder huiswaarts.

Den Z4sten Mei komen de broeders, leden van den kerkeraad, in de consistorie van de St. Michielkerk te zamen, terwijl ook zij die vroeger de kerk als ouderlingen of diakenen gediend hebben, met de broeders komen ver--gaderen. Daar wordt een brief aan de overheid ontworpen, waarin de kerkeraad zich gevoelig toont, wijl hij door de missive van de staten met onwaarheden wordt bezwaard. Doch ten bewijze, hoe hij den vrede liefheeft, zoo wil hij op de beschuldiging der staten niets antwoorden, en zeggen, wanneer men door dezen gevraagd wordt, dat het misverstand uit den weg is geruimd, en men in vrede met elkander leeft; evenwel wanneer men een van de leden des kerkeraads verder zou vragen, dat zij dan »raet de bequaemste maniere van spreken, ende met de minste quetsinge van yemandts eere, de kercke van alsulcke calumnie sullen ontschuldighen."

Dit schrijven werd Hensbeeck, die ook schepen was, gegeven om der overheid te overhandigen; doch daar de heeren het te druk hadden met het afgraven van een bolwerk, bleef het twee maanden onbehandeld. Daarna vergaderde de magis'.raat toch en kwam het schrijven di: s kerkeraads ter tafel. De heeren werden er zeer door verbitterd, zij lieten de predikanten voorkomen en zeiden, dat zij gelast werden naar de resolutie der staten te handelen en dat, zoo zij weigerachtig waren, zij daarin zouden voorzien. Het schijnt dat de dienaren niets daarop geantwoord hebben, althans het «Historisch verhael van de voornaemste swaricheden, verschillen en procedeuren, so wel in Kerckelijcke als Politycke saken, dry jaren herwaarts voorghevallen binnen de Stadt Oudewater, uytghegheven bij de Kerckeraet aldaer, ende eenighe van de Magistraten, " in 1618 verschenen, zwijgt hieromtrent geheel, en de actenboeken eveneens.

Den 24sten Febr. van het volgende jaar werden de vijandelijkheden tusschen het stadhuis en de kerkeraadskamer weder hervat. De resolutie, met zoo kennelijken toeleg om de Gereformeerden te drukken, opgesteld, was door de Staten overgezonden, en nu moesten de kerkeraadsleden gedwongen worden om haar aan te nemen.

Den 25sten werden 'al de kerkeraadsleden door den stadsbode geroepen om voor de overheid te verschijnen. Allen waren tegenwoordig, behalve Levinus de Raedt. Zou deze wettig verhinderd zijn geweest? 'Wij twijfelen eraan. 'Wij meenen dat hij nog niet openlijk voor zijn Remonstrantsche gevoelens durfde uitkomen, evenmin als hij den moed had om met zijn medeleden zich tegenover de overheid td stellen, en dat hij daarom ervoor gezorgd had uit de voeten te zijn.

De burgemeester van Stoyten zeide, dat het de wil der overheid was, dat de broeders zich naar de resolutie zouden reguleeren. Toen nam Lydius het woord en verzocht afschrift van het stuk om zich daarop te beraden. »De copye, " zeide de burgemeester, 2> zal u volghen, maer hier valt geen beraet, maer simpelick te obedieren." Hierna trokken de broeders af, zeker vol zorg en kommer over de dingen, die door de zoo bitter Remonstrantsche overheid der kerke zouden worden aangedaan.

Nauwelijks was Lydius van de pijnlijke ontmoeting op het raadhuis in zijne woning teruggekeerd, of hij kreeg opnieuw een bezoek van den stadsbode, die hem kwam aanzeggen, dat de overheid besloten had, dat de kerkeraad niet meer door Lydius zou bijeengeroepen worden, wanneer hij niet tevens daarbij riep Willem Roelofzen Maerlandt, schepen, die volgens de resolutie vanwege de heeren haar zoude bijwonen. Het bescheid van Lydius wis, dat hij het den broederen zou aandienen.

Zoo wilde de overheid zich dan rechtstreeks gaan mengen in kerkelijke dingen.

Den 16den Maart werd Lydius naar de raadkamer geroepen (Levinus was weder afwezig) om te vernemen, dat het den heeren mishaagde, dat de kerkeraad nog niet vergaderd was geweest om de resolutie aan te nemen of te verwerpen. Lydius antwoordde, dat het een zware zaak was, en dat men daaromtrent niet haastig mocht antwoorden, omdat zij alle kerken aanging. De burgemeester drong er nu op aan, dat Lydius ja of neen zeggen zou. En het weerwoord van den Gereformeerden dienaar was: »Mijn Heeren, so uwe E. van meyninghe zijt (dewijle ghij segt dat ghij in cas van weygheringhe weet wat men over mij sal besluyten) een ander leere ofte ordre in te voeren, ick en belettet uwe E. niet over mij te resolveren dat uwe E. goedtdunckt." Na buiten gestaan te hebben, werd hem belast den kerckeraedt te vergaderen ten overstaan van den polityck Maerlandt en den 22sten Maart in persoon antwoord te brengen.

Den 2Isten Maart kwam de raad der kerk samen. Er werd goedgevonden de overheid vriendelijk te verzoeken om zoo lang uitstel, totdat bij de staten de verzoekschriften van de kerken van Zuid-en Noord-Holland geopend waren, strekkende tot verzachting en verklaring der resolutie.

Met die boodschap kwamen de beide predikanten den volgenden dag op het stadhuis. De heeren der overheid waren daarover gansch niet tevreden. Zij hebben zeker bij zichzelven gedacht, dat wanneer Levinus de Raedt in presentie van Lydius voor hen bleef staan, deze laatste te veel invloed op hem zou uitoefenen. Daarom moesten beiden buiten staan, en werd vervolgens eerst Levinus weder binnen geroepen. Deze pleegde verraad aan de zaak des Heeren en verliet zijne broeders, door de resolutie aan te nemen. Lydius weigerde echter onder eenige conditiën, die hij op schrift had gesteld, maar de heeren weigerden die aan te nemen. Hij hield moedig stand, al liep hij kans uit de stad gejaagd te worden. De andere leden van den kerkeraad werden daarop achtereenvolgens voor de vierschaar der overheid gedaagd. Allen bleven Lydius getrouw, behalve J. van Galen, ouderling en schepen, en P. Heindricxsz, diaken en schepen.

Den 3osten Maart kwam de kerkeraad samen. Het was een droeve vergadering. Maerlandt, de afgevaardigde der overheid was er bij tegenwoordig, ja onder protest van de meerderheid des kerkeraads, maar toch was hij er; men had gemeend te moeten bukken voor de macht van' den sterken arm! Laat ons niet vergeten, dat men in die dagen nog niet genoeg tot helderheid gekomen was omtrent de vraag, hoever zich de macht der overheid uitstrekte. In deze vergadering werd goedgevonden een adres naar de overheid te zenden, waarbij men verzocht de resolutie der staten niet aan te nemen, tof den tijd dat er antwoord gegeven zou zijn op het rekest van de doleer ende kerken^ waaronder die van Oudewater zich ook rekende.

Dit adres besluit met de woorden: »Wij en weygheren den Ed. Mo. HH. Staten en bedunckens hiermede geen ghehoorsaamheyt, wachtende alleen haer uyterste verclaringhe, ' noch oock uwe E. die nevens ons hare souvereinitée subject staen, maar togen onse devoor ende sorghe voor Gods kercke, welcke wij sien dat door sulcke haestige aenneminge, tot onze bedroefenisse jammerlick gescheurt soude werden."

Maar niets mocht baten. De overheid vond steun in den kerkeraad bij den predikant de Raet, van Galen, Nijs Symonsz en Pieter Hendrixsz, en zoo was dan de scheur getrokken.

Den 3den April, op Paaschdag, werden de twee stadsboden erop uitgezonden, met bevel van de overheid, dat de predikanten den volgenden dag ten 7 ure en de leden van den kerkeraad te acht ure ter raadkamer zouden verschijnen, op straffe bij niet verschijnen van te verliezen poorters en burgersrecht. Of hiermede al den dag des Heeren geschonden werd, scheen weinig te wegen, of Lydius al zeide, ik moet Paaschmaandag ten 8VJ ure prediken, daarop werd niet gelet. Lydius moest komen en op de raadkamer den burgereed bezweren. Dit kon hij niet weigeren. Daarna werd hij erzocht nieuwe ouderlingen en diakenen te erkiezen met behulp van vier politycken. ydius antwoordde, dat hij niet anders kon dan lijven bij het rekest des kerkeraads.

( Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 oktober 1888

De Heraut | 4 Pagina's

„De doleerende kerk van Oudewater in’t begin der 17de eeuw.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 oktober 1888

De Heraut | 4 Pagina's