GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Ohola en Oholiba.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ohola en Oholiba.”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hare namen nu waren: hola de grootste, en Oholiba hare zuster; en zij werden de mijne, en baarden zonen en dochteren; dit waren hare namen: amaria is Ohola, en Jeruzalem öholiba. Ezechiël 25 : 4.

Twee niet onwelluidende, maar toch vreemdklinkende namen zijn het, waarmee de Heere bij Ezechiël de twee steden van Jeruzalem en Samaria benoemt.

Beide namen lijken veel op elkaar en schelen alleen in den uitgang. Ohola luidt de ééne en Oholiba de andere, en beide beteekenen een tent of tabernakel. Alleen met dit verschil, dat Oholah zeggen wil: »Zij heeft een tente of een tabernakel op eigen hand, " en OhoUbah: i> Mijn tente en mijn tabernakel is midden in haar."

Dit maakt het vanzelf begrijpelijk, waarom Jeruzalem den naam kreeg van »Oholiba, ''want de Tente des Heeren stond op den berg Sion; en tevens waarom »Ohola'' de stad Samaria aanduidde, want immers het huis van Samaria had zijn eigen «eredienst te Bethel en te Dan.

Zoo ligt dan in deze beide uitheemsche namen de diepe tegenstelling van al wie zijn God bij zich inwonende heeft, en al wie van zijn God afzwerft en in zijn eigen tente omtrekt. Een tente kunnen we niet missen. De tente is voor den woestijnreiziger, en zoo ook voor den pelgrim op aarde, het zinbeeld van beschutting en bedekking tegen den stormwind en den piasregen en de koude, - van den nacht.

Want als de dagreis weer is afgelegd en het pad voleind, dan laat wie omdoolt in de woestijn zijn kameelen neerhurken, spant het doek zijner tente uit, slaat de pinnen in den bodem, en legt zich neder in die omtuinde en omheinde plek, die hem een woning schept te midden der zandwoestenij.

Alleen maar, men trekt in de woestijn niet als eenzaam pelgrim op. Pelgrims gaan altoos saim. Pelgrims gaan onder geleide. En hij alleen voelt zich te midden der dorre vlakte veilig, die weet dat een machtig hoeder zijn tente opsloeg naast de tente waar hij zelf in sluimeren gaat.

- En zoo nu is Jeruzalem veilig, want de Hoeder Israels heeft zijn Tente op den berg Sion opgeslagen. Op Sion is het Oholiba, d. w. z. Hier breid Ik uw God, mijn tente uit. En daarom was het in Samaria zeo nimmer eindigende onrust, want in Samaria had de afvallige zijn eigen tente opgeslagen. Het was Ohola. Maar de Tente zijns Gods was er niet.

Ohola is daarom nog de wereld niet; want ook in de Tente van Bethel en Dan wierd in vroomheid geknield, en in uitgieting der ziel gebeden, en menig kostbare offerande op het altaar gebracht. Maar dit was in Ohala het zondige, dat Samaria haar God diende op eigengerechtige wijs, naar eigen verzinning, zoo als het haar goed dacht, in de Tente die zij, naar eigen vindingrijkheid, voor haar God had opgericht.

En daartoe leent de Heere zich niet. De Heere onze God komt niet vernachten in een tente die wij naar eigen wilkeur voor Hem uitspannen.

Hij, de Heere des hemels en der aarde, bestelt zijn eigen huis ; wijst zelf het bestek aan, waarnaar dat huis moet voltooid worden; en toont aan Mozes den Tabernakel uit de hemelen, opdat naar dit bestek de Tabernakel op aarde voor hem gebouwd worde.

En vandaar dat Ohola, dat is Samaria, wel een tente heeft, en wel vroom js, maar al haar vroomheid gaat in ijdelen damp op, want ze derft de inwoning, de tegenwoordigheid, de gemeenschap des Heeren HEEREN.

Maar vandaar dan ook de heiligheid van Oholiba, d. i. Jeruzalem, want wel is Jeruzalem vaak önvroom ea doolt soms verre

van den Heere af; maar Hij woont bij haar en heeft Sion tot de plaatse zijner ruste verkoren, en het is zijn gemeenschap en zijn heilige tegenwoordigheid, die altoos weer Jeruzalem redt.

Toch is 'eerst ook Oholiba als Ohola geweest.

Er was een tijd, toen Jeruzalem reeds van God verkoren, maar nog niet door God opgeëischt en nog tot de plaats zijner ruste genomen was. Toen de Jebusiet in Jeruzalem heerschappij voerde, en David den Tabernakel Gods nog niet naar Sion had opgevoerd.

Toen was het ook in Jeruzalem Ohola. Een stad niet goddeloos in ruwen zin, noch onvroom want uit Salem trok Melchizedek Abraham tegen. Maar God was niet in haar midden. De tegenwoordigheid des Heeren was er nog niet bekend.

Tot eindelijk ook voor Jeruzalem de ure des welbehagens geslagen had, en David in haar poorte intoog, ea de Arke Gods onder jubelgezang naar den top des bergs was gedragen. En toen was Ohola Oholiba geworden, want nu woonde God in haar.

Een spiegelbeeld voor elk kind van God van zijn eigen verleden.

Eerst lange dagen die zelfgenoegzame vroomheid, die zich vergaapte aan den schijn, en zich uitputte in eigenwilligen godsdienst, tot eindelijk de ure des welbehagens sloeg, en God de Heilige Geest het hart tot zijn tempel formeerde.

Toen was ook in uw ziel Ohola tot Oholiba geworden.

Eerst uw ziel een tente op zichzelf, en nu een tempel Gods geworden, door den Heiligen Geest die in u woont.

Oholiba.

En toch zonk Oholiba, naar de Heere bij Ezechiël spreekt, weer zoo diep weg.

Haast was het of er tusschen Ohola en Oholiba geen onderscheid te bespeuren viel; ja, bijna zoudt ge gezegd hebben, dat Oholiba nog dieper zondigde.

Niet omdat zij feitelijk tot erger gruwel kwam; want, zonde bij zonde vergeleken, was de afdoling van Ohola veel gruwzamer. Maar de zonde van Oholiba droeg veel smadelijker karakter, omdat zij het recht van haar God geweten had, en tegen den Heere die op Sion woonde, als in het aangezicht van zijn eigen Tabernakel, gezondigd had.

Daaruit ziet ge, hoe het heil van Oholiba niet hangt aan haar eigen gerechtigheid, maar hoe de profetie van haar heerlijke toekomst enkel rust in datgene, wat haar naam aanduidt, daarin dat de Heere bij haar, haar God, en in haar tente is.

Want dit ééne, alles anders makende verschil, stelt al het onderscheid tusschen haar en Ohola.

Omdat de Heere in haar tente is, kan zij nooit omkomen; maar ook omdat de Heere in haar tente woont, is al haar zonde een bedroeven van den Heiligen Geest.

En juist die ervaring der ziel is het, die dan ten leste Oholiba in den arm des Heeren terugdrijft.

Van nature is ze niet beter dan Ohola. Ook haar was het afhoereeren lief. En vreemde liefde lachte haar vaak-toe boven de liefde van haar God.

Maar als ze dan des afvals veel had gemaakt, en ze met haar zonde vlak bij de Tente des Heeren st»nd, dan was die tegenstelling toch te schril.

Had ze die Tente kunnen ontvluchten, en die nabijheid van haar God kunnen wegdoen, ze zou voortgezondigd hebben. Maar dat kon ze niet. Haar God bleef. Die Tente op Sion predikte altoos weer zijn heilige tegenwoordigheid, en zelfs als zij niet meer bad, dan bad nog die Heilige Geest in de verborgen tente van binnen met onuitsprekelijke verzuchtingen.

En dat hield ze niet uit. Daar kon ze niet tegen. Ver weg in een achterhoek zou ze haar zonde hebben voortgezet. Maar om voort te zondigen vlak voor het Heiligdom, als in den voorhof van het Heiligdom des Heeren, dat kon ze niet, daartoe bezweek haar de booze, demonische kracht.

Soms kwam ze wel zoo ver, dat ze den Heiligen Geest verre wenschte, opdat zij in haar zonde niet zou gestoord worden. Maar nu de Heilige Geest niet week, maar bleef, en het licht van dien Heiligen Geest altoos weer op haar zonde scheen; en ze bij dat hcht zag, hoe haar zonde altoos weer een bedroeven van den Geest van God was, — nu schoot haar booze kracht te kort; nu kon ze het niet uithouden; nu liet ze af van haar boosheid, om zich in diepe zielsontroering haar God ten voet te werpen.

Omdat ze Oholiba was, d w. z. omdat de Heere haar hart tot zijn tempel had verkoren, daarom brak ze en gaf het Gode gewonnen, en heeft de almacht der genade in Oholiba d. i. in de ziel van Gods kind, toch ten leste getriomfeerd.

KUYPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 juni 1890

De Heraut | 4 Pagina's

„Ohola en Oholiba.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 juni 1890

De Heraut | 4 Pagina's