GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Dienst des Woordsj

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dienst des Woordsj

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dienst des Woordsj is niet in eigenlijken zin Evangelieprediking.

Dit zeggen zal bij den eersten opslag vreemd schijnen, en toch stellen we er prijs op, dit denkbeeld niet los te laten.

In zwang kwam deze verkeerde zienswijze, alsof Dienst des Woords hetzelfde ware als Evangelieprediking op tweeërlei zeer natuurlijke wijs.

Vooreerst doordien men op het laatst der vorige eeuw het Oude Testament in den hoek zette, en het deed voorkomen als ging ons eigenlijk alleen het Nieuwe Testament aan; ja, als ware zelfs niet heel dit Nieuwe Testament, maar alleen het Evangelie daarin de hoofdzaak die ons raakte, en die in de prediking tot de gemeente moest worden gebracht.

In kringen, die met deze averechtsche voorstelling meegingen raakte dan ook de uitdrukking van „dienaar des Woords" en „dienst des Woords" almeer in onbruik. Men werd prediker, en wel prediker van het Evangelie, en achtte zich dan ook tot niets anders geroepen, dan om den zakelijken inhoud van het Evangelie telkens en telkens weer te herhalen. En zoo ontstonden dan ook de uitdrukkingen van „Evangelieverkondiging", „Evangelisatie" en „Evangelist", altegader uit dezelfde dwaling.

Aan de Heilige Schrift in haar geheel als Woord Gods geloofde men niet meer, of ontkende althans, dat die Schrift als zoodanig moest gepredikt worden. Wel gaf men toe, dat er een Woord Gods in de Schrift was, en meende dat Woord Gods dan hoofdzakelijk in Joh. 3 : i6 te vinden; maar de Heilige Schrift als zoodanig gaf men prijs, en wilde dus ook van een dienst des Woorcs niets meer weten. Gevolg waarvan was, dat negen tienden van de Schrift op den kansel een gesloten boek bleet, en een zeker aantal sprekende teksten altoos weer als motto of als thema voor de predicatie gekozen werden,

In onze Gereformeerde kringen stelde men dan nog wel den eisch, dat aan de aanbieding van het Evangelie de val zou voorafgaan, en dat de dankbaarheid er op volgen moest; maar ook met deze kostelijke bijvoeging, bleet het dan toch in elke predicatieongeveer dezelfde inhoud; en hield alzoo de dwaling stand, alsof de dienst des Woords bestond ineen, jaar in jaar uit, herhalen van eenige algemeene waarheden, zonder dat het ooit tot een wezenlijke prediking van het Woord als zoodanig kwam.

Doch er was ook nog een tweede, en meer eerbiedwaardige dwaling, die deze verkeerdheid in de hand werkte, ontleend aan het voorbeeld der heilige apostelen. Van hen bezat men tal van uitdrukkingen in den geest van het: „Wee mij, zoo ik het Evangelie niet verkondig"; deze uitdrukkingen nu pasten de leeraren in intreepredicatiën gemeenlijk zonder meer op zich zelven toe; en zoo geraakte men allengs zelf in de meening, en bracht er de gemeente in, alsof metterdaad de roeping der heilige apostelen tevens de roeping aanwees van den dienst des Woords, g

Dit punt eischt dus nadere toelichting.

En dan sta hier allereerst een krachtig protest tegen de gewoonte der onnadenkendheid, om een „dienaar des Woords" met een „apostel" op één lijn te plaatsen.

Dit mag niet.

De heilige apostelen hadden een geheel bijzondere en éénige roeping, die met hun uitsterven niet vernieuwd noch voortgezet is. Wel beweert Rome, dat in den apostolischen zetel van Rome het apostolaat voortleeft, en houden de Irvingianen staande, dat er onlangs nieuwe apostelen zijn opgestaan, maar alle goed Gereformeerde kerken zijn steeds tegen dit beweren in verzet gekomen.

Doch ook al geven we toe, dat er tusschen hun roeping en die van den dienaar des Woords toch altoos eenige ana­ W G logie of eenige overeenkomst bestaat, zoo mag hierbij toch nooit uit het oog verlo­ ! ren, noch hun bijzondere ga\'e, noch het i bijzondere in hun zending.

Hun bijzondere gave lag in hnn onfeilbaarheid bij de prediking aan de wereld, door wat ze te boek stelden voor de Heilige Schrift des Nieuwen Testaments; en hun bijzondere zending in hun last, om het Evangelie te gaan prediken aan hen, die dat Evangelie niet kenden.

Herinnert men zich nu onae bepaling, dat de dienst des Woords niet anders kan plaats grijpeö dan in de „vergadering der geloovigen, " dan blijkt reeds hieruit, hoe deze twee vlak tegenover elkander staan.

De apostelen werden gezonden tot ongedoopte Joden enHeidenen, dii ds n Christus niet kenden; zij predikten aan deze ongedoopten den Christus, opdat se ^e^ doopt wierden in zijn naam; en zoodra dit doel bereikt was, stichtten ze uit deze gedoopte personen kerken.

Het aposcoJaat is alzoo de prediking van den Christus aan volwassen personen, die den Christus nog niet kennen, en doelt op den Doop en de stichting van kerken. Terwijl omgekeerd de dienst des Woords eene prediking is tot volwassenen en tot kinderen, die reeds gedoopt zijn., en naar de mate hunner jaren den Christus belijden.

Korter gezegd: het apostolaat bereikt zijn einddoel met den heiligen Doop; en de dienst des Woords gaat vanden Doop uit.

Hiermee saamhangend moet dus ook de dienaar des Woords verbonden zijn aan bepaalde, reeds gestichte kerken; terv/ijl de apostelen aan niet ééne kerk verbonden waren, maar gezonden wierden tot wat nog ^een kerk was, en voorts alle kerken saftm regelden en ordenden.

En v/at óók terstond in het oog springt, nooit merkt gij, dat de heilltge apostelen een tekst voorlezen, en daarna over dien tekst spreken; terwijl toch omgekeerd een dienaar des Woords, die zonder tekst optrad, reeds daardoor zich zelven buiten den Dienst des Woord zou sluiten. Iets wat óók doorgaat bij de Catechismusprediking, overmits wie den Catechismus predikt, tot grondslag legt alle die teksten uit Gods Woord, waarnaar de Catechismus verwijst.

Alles is dus anders.

Geheel de zending en geheel de werking en geheel het optreden is gatsschelijk onderscheiden. Het is een andere roeping, het ïs een ander verband, het zijn geheel andere hoorders.

Wil men dan ook een analogie zoeken, die in onzen tijd, althans nog eenigszins aan het apostolaat beantwoordt, dan moet die niet gezocht in den dienaar des Woords, maar in den zendeling.

Ook de zendeling toch gaat uit naar ongedoopten, hetzij dan Heidenen, Joden of Mahomedanen. Ook hij treedt niet op in een vergadering van geloovigen, maar voor een kring van onbekenden met den Christus. Ook hij is nooit aan een bepaalde kerk verbonden, maar heeft een algemeene zending, en voor zoover hij kerken stichten mocht, draagt hij de zorg voor alle deze kerken. Iets wat nu niet altoos zuiver is gehouden, daar vaak een zendeling aan één station is verbonden, en zich geheel als predikant van ëéii bepaalde kerk gedraagt; maar deze verkeerde handeling heft het eigenlijk karakter van den zendeling niet op

Als wezenlijke zendeling werkt ook hij' op den Doop aan, en gaat niet van den Doop uit.

Het is dus vóór alle dingen noodig dat een dienaar des Woords, om recht te prediken, zich helder bewust words van zijn positie. Alle nabootsing van het apostolaat moet hij verre van zich doen, en evenmin mag hij zendeling of evangelist willen zijn.

Hij mag niet optreden als sprak hij voor ongedoopte heidenen of Joden, maar moet zich steeds helder voorstellen, dat hij optreedt in een vergadering van geloovigen, waaraan hij als dienaar verbonden is.

g Die vergadering van geloovigen is gedoopt ; die Doop onderstelt, dat God de Heere met zijn wederbarende genade de prediking des Woords voorafgaat; en dat alsnu de dienst des Woords komt, om de alzoo begenadigden op te roepen tot bekeering; eens principieel; en voorts telkens bij voortgang en vernieuwing. d

Het gaat dus niet aan, dat in een dienst des Woords de vergadering der geloovigen worde toegesproken, als wist ze nog van niets; als ware zij nog vreemd aan de eerste beginselen der waarheid; en als moest haar de Christus nog voor het eerst gepredikt worden.

Zij is eea kerk van Christus. Ze belijdt g oh haar Christus, Zij leeft uit de genade van haar Christus. En heel de voorstelling als moest haar het Evangelie nog voor het u g eerst gepredikt worden, is daarom onzinnig.

In de vergadering der geloovigen is het fundament gelegd, en wat geschieden moet, is dat alsnu op dat fundament worde ww/ gebouwd. Ook wel nu en dan wat melk voor de kinderkens, maar toch voor de vergadering der geloovigen moet voedzaam brood en vaste spijze bereid.

brood en vaste spijze bereid. De vergadering der geloovigen heeft er niets aan, of haar altoos weer de algemeene, ieder bekende waarheden worden voorgehouden. Dat mat af. Dat doodt het gehoor. Dat verstompt de geestelijke belangstelling. Het voedt niet en het verrijkt de gemeente niet. Het bouwt haar niet op, en kan daarom niet stichten.

Want stichten, óxt wete men wel, wordt gedurig in tweeëi-lei zin gebezigd. Soms van het eerste stichten van kerken; maar ook van het stichten van de geloovigen in een bestaande kerk.

In dien eersten zin nu sticht de apostel en de zendeling kerken; maar het tweede stichten is de taak van den dienst des Woords.

En dit laatste stichten nu staat in het Grieksch des Nieuwen Testaments meteen woord dat bouwen beteekent; opbouwen; de muren op het fundament hooger optrekken.

Men sticht dus niet, zoo men iets gemoedelijks zegt, of een zekere aandoening opwekt. Neen, ddn alleen voldoet de dienaar des Woords aan zijn roeping cm de vergadering der geloovigen te stichten, zoo hij ze ^/bouwt in hun allerheiligst geloof, d. w. z. zoo hij te weeg bsengt, dat hun geloof op het fundament, dat in Christus gelegd is, hooger rijze, breeder gestalte aanname, meer inhoud erlange, vaster kome te staan, en zieh rijker kunne ontwikkelen. En dit laatste natuurlijk niet enkel verstandelij ky maar in nog hooger mate geestelik.

De „vergaderingen der geloovigen" moet geen convent van kleine theoloogjes worden, maar een vergadering van mannen en vrouwen vol van kracht en des Heiligen Geestes.

KUYPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 december 1890

De Heraut | 4 Pagina's

Dienst des Woordsj

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 december 1890

De Heraut | 4 Pagina's