GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Frankrijk. Eeneofficieele Synode verlangd. Reactie tegen het anticlericaal drijven der radicalen.

Sedert eenigen tijd is men in de Fransche Protestantsche wereld er op uit om een officieele Synode te krijgen. De laatste had in 1872 plaats, waar men de groote fout beging niet de confessie van la Roebelle als accoord van kerkelijke gemeenschap te handhaven, maar een nieuwe »geloofsverklaring" op te stellen, die hoewelzij niets specifieks Gereformeerds bevatte, toch^ nog te orthodox klonk om door de liberalen te worden onderschreven Modernen en liberalen wisten toen gedaan te krijgen dat de Fransche regeering de genomen besluiten niet erkende en weigerde om verlof te geven tot het bijeenkomen van een volgende Synode. Daarop hebben de Evangelischen of orthodoxen een oflicieuse Synodale organisatie in het leven geroepen, voornamelijk tengevolge van den rusteloozen arbeid van den hoogleeraar Pédézent te Montauban. Het spreekt wel van zelf dat de regeering op de besluiten der officieuse Synoden geen acht slaat, ten gevolge waarvan zij alleen bindend zijn voor hen die zich vrijwillig daaraan onderwerpen. Ook behoeven wij niet met vele woorden te betoogen dat de ofilïcieuse Synode reglementen heeft voorgesteld die op verre na niet in overeenstemming zijn met de beginselen van het Gereformeerd kerkrecht.

Maar men verkreeg er toch door dat de Evangelischen een vereenigingspunt hadden, hetgeen vooral van belang was voorz.g. evangelische minderheden in gemeenten waarvan de meeste leden het liberalisme huldigden. Tegenover de officieuse Synodale organisatie stelden de liberalen weldra een «delegation liberale”.

Maar les idees marchent, er kwam op leerstellig gebied toenadering tusschen orthodoxen en liberalen. De Duitsche vermittelungstheologie vond steeds meer ingang bij de orthodoxen en de liberalen achtten het geraden ten einde hunne gemeente niet geheel te laten verloopen om gematigder te zijn in hun optreden. Mannen als Asïié aan de eene zijde en als Viguie (onlangs overleden) aan den anderen kant kunnen elkander de broederband reiken. Men vindt in Frankrijk geen mannen van naam die Gereformeerd zijn in hunne belijdenis ; de school van Gaussen bestaat niet meer. Daarom is het begrijpelijK dat men gaat zeggen: «Waarom zouden we nog gescheiden leven ? Laat ons de oude twisten vergeten en er aan gaan arbeiden, dat de eenheid in het kamp der Protestanten hersteld worde!" Dit is de hoofdgedachte van hen, die er thans voor pleiten, dat evangelische en modernen der regecring eene.„'^ffir''^p!".Sy'^cde zullen vragen.-Hoe gcvvenscht zou dit zijn als men zoo hand aan hand kon gaan met allen die door de regeering als tot de Gereformeerde staatskerk behoorende, erkend worden, dan kon men ook zeer gemakkelijk de universitaire quaestie oplossen; immers nu ontstaan er telkens conflicten tusschen de kerken, de faculteiten en de regeering, in zake de benoeming van hoogleeraren — zoo zegt men. Maar inderdaad wil men eene officieele Synode om algeheele leervrijheid te hebben.

Men kan denken dat de ex-hoogleeraar Pédézent met leede oogen de beweging om met de liberalen vereenigd te worden aanziet. Zijn arbeid wordt er door omvergeworpen. Daarom is hij er in de Christianisrae tegen gaan getuigen. Maar het smart ons zeer, dat hoe warm zijn woorden ook zijn, de heer Pédézent juist datgene verzwijgt, wat hij had moeten zeggen. In plaats van zijnen ambtgenooten en den herders en leeraars met de gemeenten aan te zeggen, dat zij zich op den weg des ongeloofs bevinden, dat het anders niet mogelijk zou zijn om de begeerte te koesteren, met mannen kerkelijk vereenigd te zijn, die de hoofdwaarheden van het Christendom loochenen ; in plaats van hen voor te houden, dat de vermenging van geloof en ongeloof in de oude kerken der reformatie, eene smaadheid is voor den Koning der kerk en niet bestaanbaar is met de eere Gods, verliest de heer Pédézent zich in allerlei overwegingen die het hart van de quaestie niet raken. Men zou de mannen, die de Synode van 1872 hebben tot stand gebracht, in het aangezicht slaan; men zou moeten erkennen, dat de universiteit van Parijs gelijk gehad had door te stellen, dat de kerk eene instelling is, waarin alles geleerd mag worden; men zou de officieuse Synoden verliezen, die een jaarlijksch inkomen hebben door collecten van 140, 000 francs, terwijl niet te denken is, dat de officieuse Synoden zooveel geld zouden ontvangen, waardoor men de studiebeurzen van Batignolles, Tournon en Montauban niet zou kunnen handhaven, enz. Ten slotte zegt de heer Pédézent: «Wij merken in 't bijzonder op, dat de jonge predikanten van de twee kampen zich tot elkander voelen aangetrokken en begeeren zich te vereenigen. Maar wij merken ook op, dat zij slechts de vleugels zijn van de beide lichamen, vleugels, die misschien een weinig licht zijn. Men moet de lichamen in aanmerking nemen, die minder veranderd zijn. De emeritus hooglceraar gevoelt zeer wel, dat de jonge z.g. evangelische predikanten zich op de lijn van Vinet-Astié bevinden, maar zijn oogen kunnen er ook niet voor gesloten zijn, dat ook de andere predikanten zich op den weg der ontkenning bevinden. Ja, mocht de heer Pédézent de theologie, die hij jaren lang te Montauban aan de aanstaande dienaren des Woords der Fransche kerken onderwezen heeft, vergelijken met de leer die ; de Hugenoten eenmaal beleden, dan zal hij er toe moeten komen om te erkennen, dat er een principieel verschil ligt tusschen zijne belijdenis en die der Gereformeerde vaderen. Tot onze smart moeten wij betuigen dat er niemand van invloed schijnt te zijn, die dit inziet en het leeraren en leden durft toeroepen.

Opmerkelijk is het hoe de Roomsche kerk in Frankrijk in kracht wint. Was de leus van Gambetta, dat het clericalisme de vijand van Frankrijk is, en dreef hij daarom eene schoolwet door, die de scholen aan de leiding der geestelijke broeder-en zusterschappen moest onttrekken; men begint nu in te zien dat men daardoor juist het tegenovergestelde verkregen had, van hetgeen men hoopte. Immers de vrije Roomsche scholen, hebben zich krachtig ontwikkeld, terwijl met groote bereidvaardigheid, daarvoor eene som van ƒ 30, 000 jaarlijks geofferd wordt. Om aan de uitbreiding van het vrije schoolwezen paal en perk te stellen, schrijft de l'emps, een gouvernementeel blad, dat het gewenscht zou zijn, wanneer men de bedienaren van den godsdienst vrijheid gaf, om in de schooUokalen onderwijs in den godsdienst te geven aan zulke kinderen, wier ouders dit verlangen.

De Gereformeerden hebben echter, door de z g. wet op het leeken-onderwijs, hun vrije scholen verloren. Ten deele hebben zij, door revolutionaire denkbeelden daartoe verleid, de wet waarbij het onderwijs aan niet-geestelijken werd opgedragen, ten zeerste toegejuicht en met vreugde hunne kinderen naar eene schoo gezonden, waar van God en zijn dienst niet mag worden gesproken en daarentegen een liberalistische zedeleer wordt ingeprent; ten deele zijn zij onmachtig om vrije Gereformeerde scholen te stichten, want sedert de radicalen het roer van zaken in handen hadden, ontvangen de Gereformeerde kerken van staats-of van gemeentewege heel wat minder geld, zoodat zij al hun middelen van noode hebben om den eeredienst te bekostigen.

Hoezeer het drijven der radicalen om zooveel mogelijk aan den invloed der geestelijken te onttrekken, schadelijk werkt, blijkt duidelijk uit mededeelingen omtrent het leven in gevangenissen enz.

Dicht bij Parijs ligt Nanterre, alwaar sedert eenigen tijd een «depot" opgericht is, dat tijdelijk voor gevangenen en werkeloozen dient, welke laatsten vrij kunnen in-en uitgaan.

Deze inrichting herbergt geregeld ongeveer 6GOO personen, die zeker alle geestelijke bearbeiding broodnoodig hebben. Nu is er bepaald, dat geen geestelijke de inrichting mag binnentreden wanneer hij niet uitdrukkelijk door een der opgenomenen geroepen wordt. Toen on-

langs een predikant door hun geroepen werd om een stervende te bezoeken en bij die gelegenheid den daar bestaanden toestand leerde kennen, schreefhij te» opzichte van de poging om alles aan den invloed van den geestelijken stand te onttrekken: „dat is eene duivelsche uitvinding". Dat de Éoomsche kerk veel verloren terrein henvint, blijkt o. a. uit het verminderen van burgerlijke begrafenissen en dit zoowel bij de hoogere als bij de lagere standen. In het jaar 1883 hadden 12, 198 burgelijke begrafenissen te Parijs plaats, terwijl zelfs in het jaar 1889, het jaar, waarin de influenza heerschte en de tentoonstelling plaats had, dit slechts 10, 881 bedroeg. In de laatste jaren werd ongeveer 20 pCt. der gestorvenen te Parijs zonder hulp der kerk begraven. Hierbij moet men wel in aanmerking nemen, dat in deze wereldstad niet elke burgerlijke begrafenis de beteekenis heeft van eene verloochening der Roomsche kerk, daar vele armen en vreemdelingen enkel om kosten te sparen, zonder den bijstand van geestelijke personen begraven worden. Ook neemt de crematie (lijkenverbranding) niet toe. Schoon er een oven op »Père la Chaise", de beroemde Parijsche begraafplaats, geplaatst is, is het nog maar 100 keer voorgekomen, dat daarin een lijk werd verbrand.

Uit al deze dingen kan men zien dat de reactie tegen de radicale strooming, die jaren lang in Frankrijk de overhand had, in vollen gang is. Niet weinig werkt daartoe mede dat de Rooir."cht 3°es*'^lijkheid sedert den val van het Boulangisme steeds meer' geneigdheid toont om de Republikeinsche regeeringsvorm te steunen. Onze slotsom is, dat ook wederom in Frankrijk, gelijk als in Duitschland blijkt, dat onderdrukking der kerken door middel van staatswetten den invloed der Roomsche kerk niet vermindert, maar juist daardoor de kerken der Reformatie friuiken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1891

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1891

De Heraut | 4 Pagina's