GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

LXXXII.

MICHIEL VAM ROO.

»Lieve broeders, 'k schrijf u naar mijn krank vermogen, zooals ik slechts een zwak en krank mensch ben en intussdien in mijne gevangenschap mij nu en dan zeer bezwaard gevoel; doch ik word weder getroost, waarvoor ik God nooit genoeg kan danken." Zoo schreef Michiel Van Roo uit zijnen kerker te Gent indenjare 1571 aan zijne broeders in den Heere. In die woorden drukte hij uit, wat er in en met zijn ziel geschiedde. Sints den aden December 1570 zat hij gevangen, omdat hij een helijder der waarheid was. De opperschout van Bailleul, die daar woonde (ofschoon hij van Urselen geboortig was) had hem gevangen genomen. Hij doorleefde een bangen tijd in die gevangenis, want geene poging werd gespaard, om hem door redeneeringen van zijne geloofsbelijdenis af te trekken. Hij voelde zich bovendien krank, terwijl de Satan zijne ziel niet onaangevochten liet. Daarom nam hij telkens de toevlucht tot God door het gebed, waarin hij vroeg, dat Hij het aarden vat met zijnen Geest inwendig wilde versterken, opdat hij van de waarheid niet afgetrokken wierde, maar zich zelven mocht opofferen ter eere van Jezus Ctiristus.

Een dier moeielijke uren van bestrijding bracht hij eens door met eenen af/alligen wederdooper, die door den Bisschop gezonden was, om hem te verstrikken. Na lang met Van Roo gesproken te hebben over de Roomsche kerk en hare macht, vroeg de looze vos: „Michiel, zoudt gij niet alles willen schikken ? Ik ken een goed heer, die heden avond nog bij u zal komen en genade voor u verkrijgen; want de genade is t' avond of te morgen verloren, en dan zoudt gij niet meer geholpen kunnen worden." Toen Van Roo niet antwoordde, plaagde hij hem, om toch maar een woord van hem te hooren. Eindelijk zeide de martelaar: »Doe gij uw voordeel met uwe genade; ik hoop genade te vinden bg den Heere, waarover ik gerust ben." »Als gij uw koning niet onderdanig zijt, zult gij moeten sterven, " was het koude antwoord des verleiders, »doe wat gij kunt, " waarop Van Roo hernam: süat hoop ik ook te doen."

Op eenen anderen tijd had hij met eenen der vele priesters, die hem verzochten een gesprek over de transsubstantialeer. Neen, hij kon en mocht opgrond der Schrift niet gelooven, dat de Heere lichamelijk onder'de gedaanten van brood en wijn tegenwoordig was, en wel zeide hij tot den priester: «Omdat gij zegt, dat Christus aan ieder van de 12 discipelen zijn geheele lichaam heeft gegeven (en ik hierover moet opmerken), dat, wanneer nu ieder discipel Christus' lichaam vleeschelijk gebruikt had, wat werd er dan des anderen daags aan het kruis tot vergeving der zond«n overgeleverd? Daarom houd ik mij aan Christus, die zegt: dat voor u gegeven wordt. En opdat wij dit niet zouden opvatten van het sacrament, dat Hij daar instelde, voegde Hij er bij: tot vergeving van zonden. Derhalve is er geen ander lichaam en evenmin is het brood, dat slechts een sacrament was, voor ons gekruisigd, maar het lichaam, dat aan tafel zat en voor mijne zonden voldaan heeft.'' Geen dreigingen des priesters konden den belijder des Heeren van dit gevoelen afbrengen. Liever den dood met deze belijdenis, dan het leven in de Roomsche kerk.

Opmerkelijk is de wijse, waarop door de Roomsche geestelijken tegenover de^en en andere mutelaren de Schrift gebruikt werd. Een priester sprak mst Van Roo over het vagevuur, een plaatse in de Schrift genoemd zoo als hg zeide: »Er staat toch immsrs in den brief aan de Korinthiërs, " merkte hij op, »Zjo wie op dit fundament bjuwc goud, zilver, hooi, stoppelen, een iegelijks werk zal beproefd worden als door vuur; wiens werk verbrandt, hij zal schade lijden; maar hij zal nochtans behouden worden als door het vuur. Dat beteekent: al wordt men ook in het vagevuur gepijnigd, men wordt er ectiter uitgeholpen, want er staat geschreven: als door het vuur." Hierop gaf Van Roo ten antwoord: Ik heb gelezen, dat Johannes zegt: Die na mij komt is sterker dan ik, wiens schoenriem ik niet waardig ben te ontbinden, die zal u doopen met den Heiligen Geest en met vuur. »Ik versta onder het vuuc den Heiligen Geest." Wel beriep de geestelijke zich tegenover dit antwoord op het 2e boek der Maccabeën, waarin geschreven stond, dat Judas deMaccabeër gebood te offeren voor hen, die gesneuveld waren,

Doch dit beroep verwierp de getuige der waarheid, omdat het was het beroep niet op de Schrift, maar op een Apocrief boek.

Deze geestelijke toonde daarna veel ijver om den gevangene van de waarheid Gods af te trekken, door dreigingen met den dood. Zelfs herinnerde hij hem aan zijne kinderen (zijne vrouw was overleden). Maar Gods genade toonde zich machtiger dan de listigste omleidingen.

Nog vele andere gesprekken had de martelaar te voeren — want dagelijks kwam er iemand bij hem, om met hem te redetwisten. Was er geen geestelijke, dan was het de gevangenbewaarder. Nu eens liep het gesprek over de aanbidding der engelen, dan weer over de macht der priesters, het uitroeien der ketters. Aangaande dit laatste punt zeide Van Roo, toen eeii monnik hem de opmerking madkte, dat het zwaard was gegeven, om de kwaden te straffen en vooral menschen met een slecht geloof: ^Christus zegt, dit men het moet laten wassen " Toen de monnik zich op de geschiedenis van Ananias en Saffira beriep, die Petrus doodde, antwoordde de martelaar, dat dit niet geschiedde om hun slecht geloof, maar omdat zij den Heiligen Geest gelogen hadden.

Tot den Ssten Mei i57r duurde Van Roo's gevangenschap. Toen werd hij veroordeeld om aan een paal levend verbrand te worden; welk vonnis hij geduldig verdroeg, terwijl hij God bad, zijnen pijnigers dit te vergeven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 januari 1892

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 januari 1892

De Heraut | 4 Pagina's