GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Verkwikkend is het te merken,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verkwikkend is het te merken,

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 25 Maart 1892.

Verkwikkend is het te merken, hoezeer nu reeds tusschen de Gereformeerden van beide groepen van kerken, alle geest van wantrouwen wijkt en plaats maakt voor een geest van zoekende liefde.

Dit nu is, wat we steeds beweerd hebben, dat komen zou, zoodra maar één enkel oogenblik die ban van de geesten week, die ons tegenover elkander stelde, als verdedigers van een eigen rechten een eigen belang.

Zoolang men zich nog twee gevoelt, staat men tegenover elkander; ziet men met arendsoogen toe, of de een den ander ook een vlieg poogt af te vangen; en acht men het aan zijn toekomst niet minder dan aan zijn verleden verschuldigd te zijn, om zoo precies en zoo angstvallig mogelijk toe te zien, dat ons toch niets ontfutseld worde.

Men staat dan als twee strijdende partijen voor de vierschaar van het gemeene recht, en kan elkaar niets toegeven.

Maar zoodra wijkt deze stemming niet, en leeft men niet in de gedachte van voortaan één en lotgemeen te zijn, of deze pijnlijke stemming neemt af, en neemt een einde.

Men gaat zich nu voorstellen, dat men niet meer twee, maar één is. Hierdoor vervalt opeens de hachelijke strijd van belangen. De zucht om voor de toekomst het gemeenschappelijk bestaan zoo vriendelijk en energiek mogelijk te maken, treedt op den voorgrond. En ook al komen er ook zoo nog tal van belangen in aanmerking, die om regeling vragen, toch doen zich deze wederzijdsche belangen nu in zoo geheel ander licht voor, en blijken feitelijk van zoo ondergeschikten aard te zijn, dat men het nauwelijks de moeite waard acht, er

veel woorden aan te verspillen.

Zoo ontwaakt er vanzelf 2ekere ridderlijke geest, er gaat broederzin werken. De één poogt den ander tegemoet te komen, en de vraag wordt niet meer, wie het meest op den ander zéil afdingen, maar veeleer wie uit drang der liefde het verst zal gaan in tegemoetkoming en toenadering.

Vandaar dat bijna niemand in de nadere regeling, die nog tot stand moet komen, een zwaar hoofd heeft.

Er moet, o, nog nog zoo veel worden omgehaald, maar dat kan op den eindafloop niet meer van invloed zijn.

Men gevoelt beiderzijds dat het scheepke, over de bank heen, in vrij vaarwater is gekomen, en twijfelt nu geen oogenblik, of met wat zeemanschap en stuurmanskunst, komt men eerlang in veilige haven.

En bovenal het heerlijke van de uitkomst, waartoe men geraken zal, begint al meer de geesten te boeien.

Men ziet nu in, wat hoog belang het voor onze geheele kerkelijke ontwikkeling en voor onze volksontwikkeling hebben zal en moet, als weldra een Gereformeerde volksgroep van een klein hedf millioen zielen, kerkelijk vereenigd in het land zal staan.

Eén van herkomst en één van oorsprong, één in zin en bedoelen, één in belijdenis en streven, zal men nu voortaan niet langer elkanders kracht verteren in doelloos geschermutsel en ijdel spiegelgevecht, maar krachtiglijk vereenigd in het midden der natie staan, om voor de ons heilige belangen te pleiten.

Geldelijk sterker zal men meer tot stand unnen brengen. Sterker in talent en peroonlijke kracht zal men doeltreffender kunen arbeiden. Op philanthropisch en sociaal ebied zal men de vleugels breeder kunnen itslaan.

En ook, want immers hier valt niet aan te twijfelen, men zal door zijn eenheid en krachtiger optreden tevens sterker aantrekkingskracht kunnen uitoefenen op die vele Gereformeerde elementen in den lande, die nog onder het Synodaal Genootschap schuilen, of omdolen in verlatenheid.

Het Gereformeerde element, dat jarenlang steeds zonk, zal nu voortdurend in kracht en beteekenis rijzen kunnen.

Men zal zedelijk sterker staan.

Zedelijk over machtiger invloed beschikken.

Het woord dat van ons uitgaat, zal én bij de Overheid én bij het publiek meer meetellen.

En de bewerking van den volksgeest in aloud Calvinistischen geest zal van nu voortaan met verdubbelde kracht kunnen worden doorgezet.

Ook op wetenschappelijk gebied daagt op die wijs een schooner toekomst; en voor e opleiding van onze kinderen en jonge­ lingen zal beter kunnen gezorgd worden.

Ja, zelfs buiten ons land zal de Calvinistische invloed door ons vereenigd optreden winnen.

Ons voorbeeld van verbroedering en vereeniging zal ook elders navolging vinden. Ook in Transvaal en Amerika zal men er ten slotte toe komen, om één lijn te trekken.

En de vrucht van onze moeite en van onzen arbeid zal iii de 20ste eeuw die straks wordt ingeluid, openbaar worden in een zelfstandige energieke ontwikkeling van dat Gereformeerde, Calvinistische levenstype, dat een tijdlang ten doode stond opgeschreven, maar nu door Gods genade, zoo schoon herleeft.

De zaak der Proceskosten blijft uiterst moeilijk en ingewikkeld; vooral doordien men op de Synode van 's-Gravenhage verzuimd heeft, voor de regeling dezer aangelegenheid de noodige volmacht te geven.

Bedenk toch wel, dat, zoo alles naar wensch loopt, reeds half juni de afzonderlijke huishouding der Ned. Gereformeerde kerken verdwenen zal zijn. Dan is de laatste voorloopige Synode uiteengegaan en opgelost, en komt er onzerzijds, zoo we hopen, nooit meer een afzonderlijke Synode sajim.

Kunnen er dan nog Deputaten voor de Proceskosten benoemd worden.'

Natuurlijk neen.

De tegenwoordige Deputaten voor die aangelegenheid worden in Juni gedechargeerd, en nieuwe kunnen er niet komen.

Immers wie zou ze benoemen?

De nieuwe Synode kan het niet doen, want die nieuwe Synode is een gemengde, en beding van vereeniging zal juist zijn, dat de gemengde Synode niets meer met de Proceskosten te maken hebbe.

Ze zouden dus alleen kunnen benoemd worden door de laatste voorloopige Synode. Maar ook dit kan niet, daar een Synodaal Dèputaat een last ontvangt, waarvan hij verantwoording moet doen aan de eerstvolgende Synode, en zulk een Synode daagt bij ons niet meer, omdat deze dan de laatste is.

Deputaten voor de Proceskosten mogen de zaak dus wel zeer ernstig overwegen, daar zaj in Juni wel rapport kunnen uitbrengen, maar als er in Juni nog f 20, 000 schuld blijkt te zijn, blijven zij daarmee zitten.

En ook kan men niet zeggen: Is het geld er in Juni niet, dan zullen we toch maar door blijven collecteeren. Want immers dan moeten er toch Deputaten zijn, om deze gelden in ontvangst te nemen, die collecte te regelen enz. En zulke Deputaten sij'n er dan niet meer.

Hoe men de zaak ook wende of keere, het is en blijft dus noodzakelijk, dat vóór de Synode saamkomt deze f 20.000 voor de rekening der kerken worde genomen, of in contanten bijeen zij.

Het laatste ging nog het veiligst, ware het eervolst en blijft aller aanbeveUng verdienen.

Maar kan dat niet, dan dienen er ter Synodale tafel behoorlijk onderteekende verklaringen van de Kerkelijke Kassen te zijn, waarbij deze elk uit eigen hoofde verklaren, een som zóó en zóó groot, voor hare rekening te nemen, en binnen zulk en zulk een tijd aan de heeren die nu Deputaten voor de Proceskosten zijn te zullen afdragen, met bijbetaling van interest zoo deze termijn over meer dan drie maanden loopt.

Had men nu te 's-Gravenhage deze zaak maar geregeld, zoo ware alles in orde. Dan hadden deze Deputaten macht kunnen ontvangen, om aan de kerken een plan voor zulk een regeling voor te leggen en hierover verklaringen van de kerkeraden uitte lokken.

Nu is dit echter niet geschied.

Dit is te 's-Gravenhage verzuimd. Niemand heeft er aan gedacht. En de toenmalige voorzitter heeft nagelaten er de kerken op te wijzen.

Een fout.

De vraag is dus maar, hoe zal nu in deze moeielijke en ingewikkelde zaak gehandeld worden.'

Want gehandeld moet er worden.

De zaak lijdt geen uitstel.

Nog slechts tien weken en de Synode zit; en wat zijn tien weken voor zulk een breede en ingewikkelde onderhandeling, die minstens met 300 kerken zal moeten gevoerd worden.' Vooral waar zich nu reeds allerlei stemmen verheffen, en allerlei plannen opduiken, en de eenheid van handeling dus in groot gevaar komt.

Nu ware natviurlijk aUes gevonden, indien de kerken eigener beweging, óf aanstonds het geld zonden, óf door middel van haar afgevaardigden een verklaring ter Synodale vergadering neerlegden, waarbij zij betuigden zekere som voor haar rekening te nemen, en in behoorlijken vorm schuldbekentenis hiervoor aanboden.

Dat is aan geen enkele kerk verboden.

Daarvoor heeft niemand apart last of instructie noodig.

Maar, en dit is de moeielijkheid, dat kan niet gereed komen, tenzij elke kerk wete, voor welke som zij zorg heefc te dragen.

Wist men dit nu maar, dan ware de zaak gezond, en dan ware hét 't schoonst, zoo men in baar geld& e /•20, ooo op de Synode medebracht.

De evenredige en billijke verdeelin^ van dezen last is dus het moeielijke punt.

Niemand heeft macht of last, om die aan de kerken op te legden, en zelfs is niemand aangewezen, om haar te ontwerpen.

Er zit dus niet anders op, dan dat men ook hier den regel volge, die steeds in soortgelijke gevallen geldt, dat namelijk het initiatief uitga van hen, die bij de zaak het naast betrokken zijn.

En hiervoor nu kan slechts tweeërlei soort van Deputaten in aanmerking komen.

Vooreerst natuurlijk de Deputaten voor de Proceskosten. Maar deze kunnen zeggen: We weten officieel van niets. Daarna komen dus in de tweede plaats in aanmerking de Deputaten voor de Vereeniging.

Deze laatsten hebben in last al wat noodig is voor het welslagen der Vereeniging voor te bereiden. Weten zij nu door correspondentie met de Deputaten der Christelijke Gereformeerde kerk, dat de Proceskosten vóór 7 Juni de wereld uit moeten, zou het dan niet op hun weg liggen, hierop de Deputaten voor de Proceskosten te wijzen; van deze te vernemen, welke som nog precies aan te zuiveren is; en met deze in overleg te treden, om een billijke regeling van verdeeling te ontwerpen?

Eens zoover gevorderd, kon men dezen voorslag dan aan de classes zenden, de classes konden deze over de kerken van haar ressort verdeelen, en aan afzonderlijke Deputaten in de classes kon worden opgedragen, om voor de definitieve afdoening van deze zaak vóór 7 Juni zorg te dragen.

Een andere weg is er o. i. niet.

Het moderamen der vorige Synode is op 12 September onherroepelijk afgetreden. De kerk van Amsterdam heeft de kerken in Synode saam te roepen; maar meer ook niet.

Wie anders zullen dan optreden, zoo het niet de Deputaten der Vereeniging met de Deputaten voor de Proceskosten zijn?

En is op die wijze eenmaal de verdeeling in voorslag gebracht en door de classis aangenomen, dan zal men o, i. op drieërlei wijs deze sommen bijeen moeten brengen.

Vooreerst door een collecte, die dan klinken moet als een klok, en in alle driehonderd kerken op één dag moet gehouden worden.

Dan in de tweede plaats door een inschrijving op lijsten, die uitsluitend aan de meergegoede gemeenteleden worden aangeboden, en waarop dan toch allicht een paar l^roeders voor f 500, een tiental voor / 200 «n een vijftigtal voor / 100 zullen inteekenen.

En was dan op die wijs door collecte en inschrijving een f 12 é. f 13, 000 gevonden, dan zouden de Kerkelijke Kassen het ontbrekende eenvoudig moeten aanvullen. Iets wat alsdan zeer stellig niemands kracht zou te boven gaan.

Eigenlijk is dus alles gereed, zoo we maar eerst een //«» of voorslag van verdeeling hebben.

Hoe spoediger dit plan in de wereld komt, des te vlotter zal de zaak afloopen.

Onwil is er niet.

Elke kerk zal er haar eere in stellen, deze eereschuld af te doen.

Maar ook goede wil heeft leiding noodig. En op de leiding komt het nu aan i).

De Synodale kerkeraad van Amsterdam is weer aan het afsnijden van leden gegaan.

Ditmaal kon hij zich de weelde van een Hecatombe veroorloven.

Het was Saul die zijn duizenden versloeg.

Want metterdaad zijn YveXduizenden leden, mannen en vrouwen, die door een gedrukt stuk papier kennis kregen van hun afsnijding. Het stuk luidde aldus:

De kerkeraad der Nederduitsche Hervormde Gemeente te Amsterdam, ontvangen hebbende eene gedrukte, naar het schijnt, door U onderteekende verklaifijg van den volgenden in houd:

Aan ^den Kerkeraad van de Ned. Herv. gemeente" te Amsterdam, behoorende t „de Nederlandsche Hervormde Kerk: ^

De ondergeteekenden brengen ter kennisse van »den Kerkeraad van de Ned. Hervormde Gemeente" te Amsterdam, behoorendc tot »de Nederlandsche Hervormde Kerk",

dat zij, toen zij als lidmaten der Hervormde gemeente te Amsterdam werden aangenomen, in de meening verkeerden dat zij toetraden tot de volle kerkelijke gemeenschap van de te Amsterdam sedert de Reformatie daar ter plaatse bestaande Gereformeerde kerk, die geene andere belijdenis heeft dan die welke uitgedrukt staat in de drie Formulieren van eenigheid, en waarin de Gereformeerde Kerkenordening, laatstelijk vastgesteld door de Dordtsche Synode van 1618/1619 nimmer wettiglijk is afgeschaft, zoodat zij geen andere leeraars hebben kan, dan die hare belijdenis vaa harte beamen,

dat zij, wel is waar, toen zij tot de volle gemeenschap van gezegde Gereformeerde Kerk toetraden, die onder de heerschappij vonden van allerlei in 1816 door den Koning ingestelde hoogere besturen, en zij zich toen, zonder genoegzaam te weten wat zij deden en noodgedrongen, aan de verordeningen van die besturen hebben onderworpen, doch thans zich de facto vereenigd hebben met hen, die zich eens voor altoos aan die besturen hebben onttrokken,

dat het schijnt (althans bij tal van rechterlijke uitspraken is aangenomen) dat er een genootschap bestaat, genaamd »de Nederlandsche Hervormde Kerk", waarvan bovenbedoeld kerkelijk bestuur of zijn opvolgers de directie uitmaken,

dat ondergeteekenden echter van dat genootschap geene leden zijn, en ook nimmer bedoeld hebben te worden, en voor zoover uit eenige handelingen het tegendeel mocht zijn of worden afgeleid, hiermee uitdrukkelijk verklaren, niet als leden van dat genootschap, genaamd »de Nederlandsche Hervormde Kerk" te willen worden aangemerkt,

dat zij dus op geenerlei wijze geacht willen worden te behooren tot eenig kerkgenootschap, hoe ook genaamd, hetwelk de macht erkent van eenig bestuur, berustende op het »Algemeen Reglement van de Nederlandsche Hervormde Kerk", en dat, voor het geval dat iemand mocht oordeelen dat zij ooit daartoe hadden behoort, zij voor alsdan verklaren, zich daarvan te hebben afgescheiden, gelijk zij dat trouwens reeds geruimen tijd geleden gedaan hebben,

met bijvoeging, dat zij door deze kennisgeving geenszins geacht willen worden, de qualiteit van den geadresseerde te erkennen, doch dat zij die integendeel uitdrukkelijk tnikennen,

geschiedende deze kennisgeving enkd opdat de geadresseerde daarvan later geene onwetendheid zou kunnen voorwenden.

Amsterdam, 31 December 1891.

waaruit blijkt, dat Gij u hebt afgescheiden van de Nederlandsche Hervarmde Kerk; gezien Art. 3 van het Algemeen Reglement voor de Hervormde Kerk in het Koninkryk der Nederlanden,

verklaart U vervallen van uwe betrekking tot voornoemde kerk, en, gezien Art. 73 Reglement voor Opzicht en Tucht, wijst U op de gelegenheid binnen tien dagen na den dag van ontvangst bij het bevoegd Bestuur een schrijven te kunnen inbrengen, indien de bovengenoemde veronderstelling, waarvan de Kerkeraad uitging, ongegrond mocht wezen.

De Kerkeraad voornoemd, (w. g.) P. C. VAN DER HORST, Praeses. » M. GöPNER, Scriba. Februari 1892.

Nu de Gereformeerde kerkeraad heeft zeer terecht den leden der kerk aangeraden van dit stuk verder geen notitie hoegenaamd te nemen.

Men las toch in de Amst. Kerkbode:

De Kerkeraad der Nederduitsche Gereformeerde Kerk alhier, heeft uit mededeeling van eenige broederen vernomen dat, door den zich noemenden > Kerkeraad der Nederduitsche Hervormde gemeente te Amsterdam", aan sommige leden der Kerk een schrgven is toegezonden, waarin bericht wordt, dat de onlangs ingezonden verklaring ter afwering van moeielijkheden in zake den Hoofdelijken omslag, is ontvangen, aan welk bericht dan deze woorden worden toegevoegd:

»Waaruit (uit genoemde verklaring) blijkt, dat Gij u hebt afgescheiden van de Nederlandsche Hervormde Kerk;

> gezien Art. 3 van het Algemeen Reglement voor de Heivormde Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden,

»verklaart U vervallen van uwe betrekking tot voornoemde Kerk, en,

„gezien Art. 73 Reglement voor Opzicht en Tucht, wijst u op de gelegenheid binnen tien dagen na den dag van ontvangst bij het bevoegd Bestuur een schrijven te kunnen ^ inbrengen, indien de bovengenoemde veronderstelling, waarvan de Kerkeraad uitging, ongegrond mocht wezen."

Dit geeft den Kerkeraad aanleiding, er de leden der Kerk op te wijzen, dat zij goed zullen doen met zich op geenerlei wijze verder met dit Bestuur van de Genootschapskerk in te laten; en dat hiertoe ook niet de minste aanleiding bestaat, overmits zij nooit voor iets anders verantwoordelijk zijn, dan voor de verklaring, die zij zelve hebben onderteekend; blijvende de gevolgtrekking, die meergenoemd Bestuur hieruit afleidde of verder mocht afleiden, geheel en volstrektelijk voor zijn eigen rekening.

Z> e Kerkeraad voornoemd, H. W. VAN LOON, Voorsitttr. B. VAN ScHKLVEit, Secretaris. Amsterdam, 10 Maart 1892.

En dit is juist.

Natuurlijk kan niemand aan dezen zich noemenden „Kerkeraad van de Nederduitsche Hervormde gemeente te Amsterdam" het recht betwisten, om conclusiën te trekken uit wat gij verklaart.

Maar u gaat die conclusie niet aan.

Ge beaamt ze niet; ge weerspreekt ze niet; ge laat er u eenvoud^ niet meé in, er niet over uit.

Grij staat alleen voor datgene waar uw naam onder staat, en hierbij blijft gij, en ot gij alleen, de eenig bevoegde uitlegger van uw eigen woorden.

Dit is al genootschapsbedrijf.

Anders niet.

Een bedrijf zoo curieus zelfs, dat ondergeteekende voor zijne vrouw zulk een stuk thuis kreeg geadresseerd aan „mejuffrouw Johanna Hendrika Schaay."

Nota bene.

In de kerk laat ge uw huwelijk bevestigen.

De kerk weet dus dat ge gehuwd zijt. Ze weet met wie. Ze neemt zelfs aan het sluiten van dit huwelijk aandeel. TJC sluit het kerkrechtelijk. Ze doopt uw kinderen die uit dit huwelijk geboren zijn.

Edoch, als ge dan daarna met zulk een kerk te doen krijgt, dan is ze aan dit alles vreemd. Dan stoort ze zich aan uw huwelijk niets.

Dan doet zulk een genootschap eenvoudig alsof het van uw huwelijk nooit gehoord had. Dan toont het letterlijk niets van u af te weten.

Het huisbezoek laat ook in de tot Reformatie gekomen kerken nog Veel te wenschen over.

In de Roomsche kerk is het vasteregel, dat elk gezin minstens tweemaal per jaar bezocht wordt, en dat in geval vaneenigszins ernstige ziekte minstens elke twee ds^en de pastoor of kapelaan aan huis komt.

Calvijn wilde nog meer.

Zijn ideaal was, dat een gezin vóór elke avondmaalsbediening een bezoek vanw^e den kerkeraad zou ontvangen.

Toch wane men daarom niet, dat enkel slofheid en nalatigheid oorzaak is, dat het huisbezoek bij ons daalde in beteekenis.

Tweeërlei andere oorzaak werkte hiertoe mede.

Vooreerst de vroegere dominocratie, die het ambt van ouderling verachtelijk maakte.

Wat zou zoo'n ouderling! Als de dominee niet zelf kwam, had het niets te beduiden.

En helaas, op dien verkeerden weg is ook de gemeente toen meegesleept, en die ging toen ook al spoedig zeggen: Een ouderling geeft mij niets, ik moet den dominee hebben,

1) Uit Arnhem meldt men ons, dat het kerkgebouw aldaar niet uit gegeven geld is gebouwd, maar dat er een schuld van een goede ƒ40, 000 op rust.-

En natuurlijk, toen zonken ook de ouderlingen. Zij verloren bet respect voor faun eigen ambt. Ze gevoelden zich ds een soort bijsleep van den dominee, en verstonden er ten leste niets meer van, dat hun eigen ambt, mits ze bij hun ambt blijven, eren heilig voor God is.

En de tweede ooreaak lag in het aanwassen van het zielental van vele kerken.

Alleen reeds op de Duplicaat-lidmatenboeken der Nederduitsche Gereformeerde kerk te Amsterdam staan zooveel personen ingeschreven, dat de 6 predikanten, zoo ze aan elk gezin ook maar eens per jaar een bezoek wilden brengen, onmogelijk den dienst des Woords naar behooren zouden kunnen waarnemen.

Blijkens de uitkomsten der volkstelling gaven zich op als toe deze kerk behoorende, omstreeks 30, 000 personen, die dus stellig 6000 gezinnen of adressen vertegenwoordigen.

Al waren dus de wijken ook gelijk te verdeelen (wat onmogelijk is), zoo zou dit nog 1000 bezoeken voor elk predikant per jaar geven.

Nu behoort elk dienaar des Woords, die tweemalen des Zondags, en soms nog in de week, voor de gemeente zal optreden, minstens twee volle dagen aan de voorbereiding voor zijn dienstwerk te wijden.

Een predikant, die er minder aan wijdt, takelt én wat zijn studie betreft én wat zijn talent aangaat, noodzakelijkerwijze af, en de gemeente lijdt schade, veel erger schade dan bij minder geregeld huisbezoek.

Gevoegd bij den Zondag, neemt dit dus reeds drie dagen van de week weg. Voeg hierbij nu één dag voor Catechisatie, en één dag voor ziekenbezoek, vergaderingen, commissies en dergelijke, dan zouden er, ook al riep de classis den predikant niet gedurig naar buiten, reeds vijf dagen geheel bezet zijn.

Komt er nu een weekbeurt bij, wat minstens 10 maal 'sjaars gebeurt, dan wordt het zes dagen, en blijft er slechts één dag over.

Zoo zou men dus krijgen 42 X 2 + 10 X i dagen = 94,

Doch Ook zelfs die berekening gaat nog niet door.

Men moet toch voor de feestweken, voor de dagen ran de classis, voor ongesteldheid enz. hiervan nog heel wat afrekenen, zoodat feitelijk het getal beschikbare dagen niet licht boven de fo klimmen zal. En hoe wil men nu in 7o dagen, vooral bij de groote afstanden in een stad als Amsterdam, 1000 bezoeken afleggen; te meer daar vooral bij mannen van zaken slechts een deel van den dag kans biedt om hen thuis te trefüen.

Het kon, ja, als de kerkerjiad een vige« lantemet een paard huurde en eiken predikant hiervan één dag het genot gaf.

Maar natuurlijk, dan zou het ook weinig meer zijn dan een doctorsvisite; en dat noemt mén toch geen huisbezoek.

De zaak komt dan ook niet in orde, tenzij men elk ambt weer op zijn plaats zette, en inzie en erkenne, dat met name de ouderlingen voor het huisbezoek hebben in te staan.

Immers geheel. d^n verandert de zaak opeens

Dan toch hebt ge niet zes, maar ruim 40 ambtsdragers in een gemeente als die van Amsterdam tot uw beschikking; en 6000 door 40 gedeeld geelt slechts 150, en dat weer door de 52 weken gedeeld nog geen drie.

En zoo bezien, wordt de zaak opeens uitnemend uitvoerbaar.

Er is geen ouderling denkbaar, die niet, door elkaar, zeer goed, in de zes weekdagen, om den anderen éaig één bezoek kan brengen, of drie op een avond. En wie dat niet kan, die moet eenvoudig geen ouderling zijn. Die mag et niet voor benoemd worden.

En dit nu kan zeer eenvoudig geregeld. Immers dan heeft de kerkeraad de wijken slechts zooveel mogelijk naar het zielental in te deelen, en te zorgen, dat in elke wijk, wat het huisbezoek aangaat, elk ouderling een boekje krijgt met de 150 adressen, die voor zijn rekening liggen, met de woonplaats er bij.

Voorts reike men aan elk ouderling een tabel uit voor drie maanden, om daarop in te vullen, welke gezinnen hij bezocht, en tot welke opmerkingen zijn bezoek leidde.

Die tabellen late men ophalen; en naar aanleiding van deze tabellen houdt de predikant met zijn ouderlingen vergadering, om te overleggen, in welke gezinnen een bezoek ook van den predikant bepaald noodig is.

Zoo krijgt de predikant een lijst van beperkten aard, zeg van 50 bezoeken voor elke drie maanden. £n ddt kan hij doen.

Later kan men dan overwegen, of men niet van één op twee bezoeken per jaar kan komen.

Maar met één althans beginne men. Het taag niet langer door, de kerkeraden geduld, dat er ook maar één gezin een gansch jaar vanwege de kerk onbezocht blijve.

Natuurlijk zou dit voor andere plaatsen weer anders zijn in te deelen; maar het beginsel van regeling kan overal het zeUde zijn.

Controle is noodig en onmisbaar. En óók een ouderling moei weten wat zijn wekelijksche plicht is, evenals een predikant weet dat hij elke week catechiseeren en prediken moet.

KUYPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 maart 1892

De Heraut | 4 Pagina's

Verkwikkend is het te merken,

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 maart 1892

De Heraut | 4 Pagina's